14 DINSDAG 1 FEBRUARI 1921. een sociaal-democratische, zooals te Zaandam, dan zoudt gij nog veel meer betalen. Ik bejammer het ten zeerste, dat wij genoodzaakt zijn een arbeider met een inkomen van 1100.— per jaar of f22.per week f 7.83 te laten betalen, maar als dezelfde persoon in Zaandam zou wonen, zou hij niet f 7.83, maar f 15.23 moeten betalen. De heer van Eck. Daarom wil de Raad in Zaandam het ook veranderen. De heer Wilmer. Daarom wil de Raad het veranderen en legt hij verklaringen af, waaraan de arbeiders niets hebben, terwijl hij geen enkele daad stelt, waardoor practisch verandering in den toestand zou kunnen komen. De heer van Eck heeft gezegd, dat de Raad van Zaandam onder een druk van de Regeering staat. De Leidsche Raad staat ook onder den druk der Regeering, maar toch is de regeling te Leiden beter. Hier betalen de arbeiders aanmerkelijk minder dan te Zaandam. Een ding heeft de Raad van Zaandam gedaan, zeker niet onder pressie van de Regeering: hij heeft de progressie in de belasting niet zoover opgevoerd als mogelijk is. In de Gehoorzaal is gezegd, en dat acht ik onduldbaar dat de burgerlijke meerderheid in den Leidschen Raad het geld moet halen waar het te halen is, doch dat zij dat niet doet. Indertijd, toen er nog geen sociaal-democraat hier zat, heeft de burgerlijke meerderheid in dezen Raad een progressie ingevoerd zoo hoog als maar mogelijk was, en dat heeft de socialistische meerderheid te Zaandam nagelaten. Daar moeten de arbeiders meer en de rijke menschen minder betalen dan te Leiden het geval is. Zooals ik reeds heb gezegd, iemand met een inkomen van f 1100.moet te Zaandam het dubbele betalen van wat iemand met gelijk inkomen te Leiden betaalt, en iemand met een ton inkomen betaalt hier f15797.en te Zaandam f12238.dus ruim f3000.— minder. Zoo is de toestand, en de heer van Eck zal dat moeten erkennen, al praat hij nog een uur en al gebruikt hij nog veel grooter woorden dan bij gedaan heeft. Hij moet den moed hebben om tot de arbeiders te zeggenziet, gij hebt het hier heel wat beter dan de arbeiders te Zaandam. En zoolang hij dien moed mist ik praat ook eens hard, omdat ik ver ontwaardigd ben over de wijze waarop de arbeiders hier onvolledig, dus valsch zijn voorgelicht heeft hij niet het recht ons voor te houden wat moed is. ik vind het zelf ook te betreuren, dat er hier zooveel be lasting betaald moet worden, maar wij te Leiden halen het althans waar het te halen is; wij halen althans van de groote inkomens zooveel als er van te halen is volgens de Gemeen tewet, hetgeen te Zaandam niet geschiedt. Na deze verklaring heb ik niet veel meer te zeggen. Ik zal niet op alles wat aangevoerd is verder ingaan. Ik geloof dat het reeds voldoende is. Ik heb aangetoond, dat de belasting, welke de arbeiders hier moeten betalen, hoog is, en hooger dan wij wenschen, en ik meen, dat wij het gemeentebestuur zoo moeten inrichten, dat de belastingdruk lager wordt. Maar ik heb ook aange toond, dat de sociaal-democraten uit hoofde van hun sociaal democraatschap het recht missen om ons te Leiden daarvan een verwijt te makendat zij veel eer te zien hebben naar plaatsen waar zij de meerderheid hebben. Ik heb gezegd, dat Zaandam een verklaring zou willen afleggen, maar dat van daden geen sprake is. Wat betreft daden heb ik er op gewezen, dat men te Zaandam niet een zoo groot mogelijke progressie heeft. Daar heeft men, ofschoon men de meerderheid heeft, er totnogtoe niet aan gedacht een voorstel te doen als dit; te Zaandam, waar een arbeider met f 1100.inkomen f 15.betaalt, denkt men er niet aan om dat bedrag oninbaar te verklarenmaar hier, waar men van 1100.inkomen f 7.83 belasting betaalt, wil men dat bedrag oninbaar verklaren. En dan spreekt men er nog van, dat men niet den moed moet hebben om niet met dit voorstel mede te gaan! Ik meen voldoende aangetoond te hebben, dat ik met het volste recht mag handhaven mijne aanduiding van het voor stel als te zijn een reclamevoorstel. Zoolang de heer van Eck zijne eigen partijgenooten niet weet te bewegen andèrs te doen dan wij hier doen, beschouw ik hetgeen hij tegen ons aanvoert als reclame. De heer Knuttel. Het spreekt vanzelf, dat ik volkomen doordrongen ben van de absolute noodzakelijkheid dat in deze iets als de heer van Eck voorstelt gedaan wordt. Aan de toelichting van den heer van Eck kan ik niet zoo heel veel toevoegenhij heeft in den breede betoogd, waarom hetgeen hij voorstelt noodzakelijk is en ik kan mij wat dit betreft bij hem aansluitenmaar het neemt niet weg, dat ik toch eenige opmerkingen over dit voorstel wensch te maken. In de eerste plaats wensch ik te protesteeren tegen den uitroep van den heer Heemskerk, dat een aftrek van 1000. voor noodzakelijk levenonderhoud nog te weinig is. Dergelijke opmerkingen kan men niet au sérieux nemen. De heer Heemskerk. Ik meen het toch au sérieux. De heer Knuttel. Dat meent gij in zooverre niet au sérieux, dat ik nooit bemerkt heb, dat in uw partij, die toch in het centraal gezag zeer veel heeft in te brengen, een ernstige strijd wordt gestreden om de Regeering er toe te brengen een dergelijken aftrek van f 1000.en hooger toe te laten. Daarom kan ik dergelijke opmerkingen uwerzijds niet au sérieux nemen. Iets dergelijks heb ik te zeggen over het voorstel, zooals het door den heer van Eck is ingediend. Als er gevraagd wordt wat worden de arbeiders er ten slotte beter van 1, dan wordt die vraag voor een aanmerkelijk deel te recht gesteld. Ook ik meen, dat het indienen van dergelijke voorstellen, waarvan men zeker weet, dat zij verworpen zullen worden, op zich zelf niet iets is, waarvan de arbeiders beter worden. De heer Dubbeldeman. Gij doet dat ook! De heer Knuttel. Daarmede neemt de heer Dubbeldeman mij de woorden uit den mond. Hij begrijpt wel, dat ik niet zoo onnoozel ben om zoo iets niet onder het oog te zien. Als ik dergelijke voorstellen doe, dan doe ik dat om aan de arbeiders te bewijzen, dat van dit en dergelijke voorstellen niets te verwachten is en zij op andere wijze moeten trachten hun eischen door te zetten, dan gedaan wordt door uw partij, mijnheer Dubbeldeman, welke een dergelijke samenleving als de tegenwoordige wil laten bestaan. Waar beweerd wordt, dat van de armen steeds meer gevraagd wordt, zoolang de heeren in Den Haag niet overtuigd zijn, zeg ik: gij kunt die heeren niet overtuigen, gij moet hen dwingen! En in dit opzicht gebeurt in uw partij niets en, zoolang gij uw socialisatie- rapport handhaaft en uw doel langs den weg der verkiezingen en langs andere wettelijke banen wilt trachten te bereiken, paait gij de arbeiders met dingen, waarvan zij niets hebben te verwachten. Wij ieeren den arbeiders, dat zij andere wegen hebben in te slaan en naar de macht hebben te grijpen Dat verschil tusschen u en ons moet gij inzien, mijnheer Dubbeldeman. Mevr. DubbeldemanTrago. Dat is theorie De heer Knuttel. Dat is geen theorie, al zijt gij misschien te kortzichtig om dat in te zien. Wij hebben altijd nog het voorbeeld van Rusland, waar wij naar de macht hebben gegrepen en de arbeiders daardoor althans hun doel hebben bereikt. Maar indien men de arbeiders op niets anders weet te wijzen dan op hun plicht om hun stem uit te brengen op de leden van de S. D. A. P., dan beteekent dat een uitstel van al die dingen tot Sint Juttemis. En als de macht in handen is van de S. D. A. P. gebeurt er niets en worden al die dingen nog een menschenleven op de lange baan geschoven. Op dien grond is er voor mij aan dergelijke voorstellen altijd een onaangenaam tintje en wek ik de arbeiders altijd op om een einde te maken aan het kapitalistisch wanbeheer, dat de eischen niet kan inwilligen, welke zij het recht hebben te stellen. De heer van der Pot. M. d. V. Toen Burgemeester en Wethouders besloten om aan den Raad voor te stellen dit voorstel van den heer van Eck direct te behandelen, was dat hierom, omdat wij van meening waren, dat slechts met een enkel woord behoefde aangetoond te worden, dat dat voorstel volkomen met de wet in strijd is en het dus eigenlijk geen schriftelijk praeadvies waard was. Wij hadden niet verwacht, dat het een zoo breedvoerig en politiek debat zou uit lokken. Ik kan gelukkig kort zijn, omdat ik mij in hoofdzaak kan aansluiten aan hetgeen reeds door de heeren de Lange en Wilmer is gezegd. Het voorstel van den heer van Eck heeft mij zeer bevreemd en niet minder heeft mij bevreemd de toelichting, waarin ik zelfs geen enkel steekhoudend argument heb aangetroffen. De heer van Eck heeft er veel bijgehaald, dat met de zaak niets te maken heeft. Hij heeft gewezen op Leeuwarden, waar men eens in de gelukkige omstandigheid verkeerd heeft geld over te hebben en toen besloten heeft 9/io in de gemeentekas te laten en Vio aan de belastingschuldigen terug te geven, maar dat is niet in strijd met de wet, want men kan zonder bezwaar kohieren naar evenredigheid van de behoeften verminderen. Hij heeft verder gewezen op Amsterdam, waar een aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud zou zijn van f 900.—. Dat wisten wij en de Minister laat dat toe. En waar hij Enschede noemde, waar een aftrek van f 800.bestaat, is er reeds op gewezen, dat daar vermoedelijk een andere regeling voor den kinderaftrek geldt dan hier ter stede. De Minister laat een dergelijken aftrek immers toe, als

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 14