MAANDAG 27 DECEMBER 1920.
751
als een klok. Ja, die moet men hebben. Maar welke zijn de
bedrijfsleiders, die wij in Leiden zien Ik heb er onder hen ook
gekend als timmerman en als metselaar. Dat zijn hier de
bedrijfsleiders, die klinken als een klok!
De heer Splinter. Er zijn aannemers!
De heer Dubbeldeman. Ja, maar wat zijn die aannemers
geweest? Ik heb er onder hen ook gekend als timmerman
en als metselaar. Ik zeg niet, dat het stommelingen zijn, maar
ik heb hen gekend als timmerlieden en metselaars, voor zij
aannemers waren.
Waarom zou er onder de vakmenschen, al zijn zij geen
aannemer, niet een kerel te vinden zijn, die een plan als dit
zou durven uitvoeren?
De heer Splinter. Het is zoo groot.
De heer Dubbeldeman. Is dit werk nu zoo groot P Mijnheer
Splinter, gij weet beter. Ik neem het u niet kwalijk, want
gij spreekt voor een zekeren stand. Er wordt hier gezegd:
»voor zijn eigen standje". Ik moet er op wijzen, dat de aannemers
in den Raad zoo na verwant zijn met hun collega's buiten
den Raad, dat zij altijd bereid zijn die collega's in bescher
ming te nemen. Niet onder alle omstandigheden is dat een
schande, maar de heer Splinter mag dat niet als een argu
ment naarvoren brengen, want het gaat er om, dat wij voor
nu en voor altijd weten, dat de inschrijvers met hun inschrij
vingssommen niet te hoog zijn. Dat kunnen wij niet nagaan,
alvorens wij een dergelijk blok woningen in eigen beheer
zullen hebben uitgevoerd.
Mijnheer Oostdam, wij voeren hier geen oppositie, omdat
het bestuur van deze woningbouwveteeniging is samen
gesteld uit geestverwanten van u, want wij hebben den
vorigen keer precies hetzelfde gezegd. Wij willen niet, dat
het Rijk en de gemeente worden bestolen, omdat de inschrij
vingssommen te hoog worden opgevoerd. Als het. aan ons
ligt, staan die huizen er zoo spoedig mogelijk en, als ik voor
stel de uitvoering van dit werk in eigen beheer te nemen,
is dat geen wissel op de eeuwigheid. Ik hoop, als mijn motie
wordt aangenomen, dat men binnen een week of vier met
het werk zal kunnen beginnen. De gemeente is immers deel-
genoote in de C. B. V., zoodat wij zooveel materialen kunnen
krijgen als wij willen.
De heer Mulder zegt, dat het er zoo spoedig mogelijk toe
moet komen, dat de particulieren kunnen gaan bouwen,
maar meent de heer Mulder werkelijk, dat die particuliere
bouwers het voor zich zelf goedkooper kunnen doen dan voor
de gemeente?
De heer Mulder. Ja.
De heer Dubbeldeman. Als de heer Mulder meent, dat een
bedrijfsleider het werk goedkooper voor zich zelf zou kunnen
uitvoeren dan voor de gemeente, dan moet hij daarvan straks
eens een uiteenzetting geven, want ik ben in dit opzicht
zeer leergierig.
De heer Mulder. Als dit punt op de agenda staat en aan
de orde is.
De heer Dubbeldeman. Neen, dat moet gij thans doen om
mij te bestrijden.
Mijnheer de Voorzitter. Ik kan hiermede volstaan, want ik
zou slechts kunnen herkauwen wat ik al meer gezegd heb.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik kan tegenover den heer
Rotteveel eigenlijk alleen herhalen hetgeen ik reeds gezegd
heb. Als het hem er alleen om te doen is een nieuwe be
grooting te krijgen, dan is het een klein kunstje die te maken,
maar dan zal het resultaat van deze motie alleen zijn een
extra vergadering van den Raad, want dan zullen wij, voor
dat de termijn voor de gunning om is, hier moeten terugkomen
om hetzelfde besluit te nemen als thans wordt voorgesteld.
Dit zou het eenige resultaat zijn, tenzij de heer Rotteveel
langs een omweg hetzelfde wil bereiken als de heer Dubbel
deman en niet wenscht te gunnen op grond van aanbesteding,
maar tot uitvoering in eigen beheer wil overgaan. En in dat
geval heb ik tot hem hetzelfde te zeggen als tot den heer
Dubbeldeman. Den vorigen keer heb ik reeds gezegd, dat ik
in principe tegen uitvoering in eigen beheer geen bezwaar
heb, maar, als de heer Dubbeldeman spreekt over eigen beheer
gelijk hij dat thans doet, dan moet ik hem toch doen op
merken, dat het uitvoeren van werken in eigen beheer nergens
elders zoo gebeurt. Hij stelt het voor alsof het zoo zal gaan,
dat de gemeente tot een timmermansbaas zegt: »gij maakt
het timmerwerk" en tot een metselaarsbaas: »gij zorgt voor
het metselwerk", terwijl die menschen dan na afloop van het
werk hun rekening mogen indienen bij de gemeente en deze
die voldoet. Ik kan den heer Dubbeldeman op een briefje
geven, dat het dan heel veel duurder zal uitkomen.
De heer Dubbeldeman. Dat heb ik niet gezegd, want dat
zou zijn van den wal in de sloot vallen.
De heer van der Pot. Gij hebt gezegd, dat gij dezelfde
menschen, die thans in functie zijn bij aannemers, wilt ge
bruiken om voor de gemeente de werken in eigen beheer
uit te voeren.
De heer Dubbeldeman. Ik bedoel menschen als Meyer en
van den Bosch.
De heer van der Pot. Ik trek uit hetgeen gij gezegd hebt
de conclusie, dat gij die menschen wilt gebruiken om dit
werk voor de gemeente in eigen beheer uit te voeren.
De heer Dubbeldeman. Ja
De heer van der Pot. Dan komen de feitelijke kosten voor
materiaal en arbeidsloonen voor rekening van de gemeente;
die rekeningen worden achteraf ingediend, en dan kost het
heel wat meer dan nu.
Wanneer men eigen beheer wil, dan moet het gaan volgens
een systeem zooals men elders ook toepast; dan moeten
daarvoor zijn bepaalde organen. Dat begrijpt men elders ook.
Te Amsterdam is men dien weg opgegaan. Men heeft daar
nu op papier een schijnbaar uitnemende regeling gemaakt,
waarvan alleen de practijk nog moet aantoonen of zij inder
daad goed zal werken.
Van die organen bestaat echter le Leiden nog niet het
allereerste begin. De heer Dubbeldeman heeft indertijd voor
gesteld daarvoor te gebruiken een instituut, dat hier in het
leven geroepen is door de woningbouwvereeniging »De Een
dracht", een technisch bureau met inkoopvereeniging. Hij
heelt zelfs voorgesteld om aan dat bureau opdracht te geven
tot den bouw van het plan-Eensgezindheid.
Ik wist toen van dat bureau niet veel en ik heb gedacht,
dat wij daarin althans een begin van een grondslag zouden
kunnen hebben ik heb mijne verwachting in deze dus
zeer bescheiden gesteld om daarop voort te bouwen, maar
wat is mij toen gebleken?
Ik heb een vergadering over een en ander gehad met de
heeren van de woningbouwvereenigingen en daar bleek toen
vooral sympathie voor het Amsterdamsche systeem.
In dat systeem heeft men als orgaan een bouwgilde, het
welk samengesteld wordt door de verschillende vakvereeni-
gingen van bouwvakarbeiders te Amsterdamelke vereeniging
benoemt daarin een vertegenwoordiger; dat bouwgilde neemt
verder het risico op zich van de loonen; dat gilde besteedt
als het ware den bouw uit, betaalt de loonen en zorgt verder
dat de noodige arbeidskrachten voor den bouw komen. Daar
naast heeft men den z.g. bouwheer, die zorgt voor den aan
koop van de materialen en deze aan het bouwgilde op het
werk levert. Men heeft dus te maken met het bouwgilde en
met den bouwheer.
Om nu te bewijzen hoe weinig men zich hier ter stede in
deze zaak zelfs nog heeft ingedacht, kan ik mededeelen, dat
ik, toen ik na een algemeene uiteenzetting aan die heeren
vroeg: het is mij nog niet duidelijk, als hoedanig zal uw
technisch bureau dan optreden, zal het zijn bouwheer of
bouwgilde? ik van den een te hooren kreeg: als bouwgilde,
en van den ander: neen, als bouwheer.
Ik wil niets afdingen op de ambitie en den ijver van de
heeren om deze zaak in het goede spoor te brengen, maar als
men nu toch weet hoe verschillend de positie van die beide
organen is, dan blijkt daaruit toch wel dat hier het allereerste
begin nog geheel ontbreekt.
Daarmede kunnen wij op het oogenblik niet in zee gaan.
Eer wij komen met voorsteilen om in eigen beheer te bouwen,
moeten er zijn dergelijke organen, die moeten behoorlijk ge
fundeerd zijn; anders komt er niets van terecht; dan wordt
het een janboel. Dan krijgen wij een mislukte proef, die de
gemeente schatten gelds zal kosten en daarmede zal het ge
heele systeem van in eigen beheer bouwen bovendien van de
baan zijn.
Zooals ik reeds vroeger te kennen gegeven heb, wil ik eens
een proef nemen met een klein bouwwerk, zooals het nieuwe
badhuis, waar het geheele werk aan één leider is opgedragen
en de geheele zaak berust op het vertrouwen, dat men in
zoo'n leider stelt. Ik zal echter nooit komen met een voor
stel tot bouw in eigen beheer, tenzij er behoorlijke fundee
ringen gelegd zijn voor een behoorlijke uitvoering en die zijn
er nog niet.
Er zal een heele tijd over heengaan eer er met de hier
aanwezige' krachten een dergelijke organisatie tot stand ge
bracht zal zijn. Maar dat die er eerst zijn moet, dat is niet
alleen in het belang van de woningen maar ook in het belang