MAANDAG 27 DECEMBER 1920. 749 kosten, welke ook maar eenigszius aanspraak zou kunnen maken op den naam van een volkomen juist en betrouwbaar richtsnoer, niet is samen te stellen. Dat zit 'm in hoofdzaak in de wisselende materiaalpnjzen, welken met den dag ver anderen en omtrent de toekomst waarvan niemand iets kan voorspellen. Het zit hem ook in de arbeidsloonen, zooals die op bouwwerken gelden. Daarbij rekent men met andere factoren dan met het loon, dat in de collectieve contracten is vastgelegd, en wel in de eerste plaats met het loon, dat de arbeiders bedingen in zoogenaamd aangenomen werk, en dat is een factor, die hier op een gemeentelijk bureau niet van te voren met maar ook eenige juistheid is vast te stellen. Dat is een kwestie, ten aanzien waarvan de aannemer zich zekere voorstelling moet vormen wat hij in verband met de desbetreffende eischen zal moeten geven, wat hij denkt dat ingewilligd kan worden. Hier op het Stadhuis echter is niet ook maar met eenige nauwkeurigheid te ramen wat dat zal zijn en dat maakt, dat dergelijke verklaring met een juistheid als dé heer Rotteveel verlangt, niet te geven is. Het is natuurlijk een klein kunstje een nieuwen opzet te maken van de bouwrekening en daarbij uit te komen op een bedrag, ongeveer gelijkstaande met deze laagste inschrijving. Dat kunstje is in een dag te leveren; maar dat daarmede zou kunnen bewezen worden wat de heer Rotteveel blijkbaar verlangt, namelijk dat het voor niet minder uit te voeren is, dat ligt in die berekening niet opgesloten. Daarop komt de geheele kwestie neder. Wanneer de voornaamste adviseur van Burgemeester en Wethouders in deze, de Directeur van Bouw- en Woning toezicht, tot ons College gezegd haddat zijn werkelijk alles overdreven prijzen, de hier gevraagde bedragen gaan boven wat men bij inwilliging van de hoogste hier bekende eischen redelijkerwijs zou moeten betalen, dan ik kan daarvan de verzekering geven waren wij niet met dit voorstel ge komen. Maar de Directeur van het Bouw- en Woningtoezicht acht, voor zoover hij den toestand hier kent, deze laagste inschrijving op het oogenblik niet te hoog. Hij kan het niet op f 10.000.— na zeggen, maar hij meent dat in dit geval, evenmin als in het geval van onlangs van «Eensgezindheid," het een overdreven som is. Nu heeft de heer Rotteveel ook gesproken over dat zoo genaamde opzetten, waarover wij het ook den vorigen keer gehad hebben. Ik heb er naar geïnformeerd en heb gevraagd aan den architect en de leden van het bestuur der vereeniging, die bij de aanbesteding geweest zijn, of zij een indruk ge kregen hadden dat daarvan hier sprake zou zijn geweest. Hun indruk was dat, waar inschrijvingen gekomen zijn uit ver schillende plaatsen van het land, van een dergelijke algemeene afspraak welke dat opzetten teweegbrengt, ditmaal geen sprake geweest is. Nu meen ik, dat de heer Rotteveel niet verstandig handelt met op uitstel aan te dringen. Ik geloof, dat met uitstel niet veel te bereiken zou zijn. Wij hebben een inschrij ving, waarbij de kosten per woning iets lager zijn dan het geval was met de woningen van «Eensgezindheid" bij de herbesteding, terwijl de woningen vrijwel van dezelfde capaciteit zijn. Nu zou in dit geval van een nieuwe aanbesteding vermoedelijk niets te verwachten zijn; 13 inschrijvers hebben ingeschreven13 aan nemers, waaronder er zeer goede zijn, hebben dus gezegd: voor dit bedrag kan ik het alleen maken en voor minder niet. De eenige oplossing zou dan zijn, dat men probeert het in eigen beheer klaar te spelen, doch dat zou op het oogenblik voor dit groote plan niet aangeraden kunnen worden. Ik heb, zooals de heeren weten, mij op de hoogte gesteld van de denkbeelden, welke hier ten opzichte van eigen beheer bestaan. Ik heb met verschillende leden van besturen van woningbouwverenigingen daarover geconfereerd en mij is gebleken dat in deze nog niets anders dan eenige betrekkelijk zeer vage opinies bestaanvan eenig concreet plan is in deze momenteel nog geen sprake. Getracht zal worden een dergelijk plan op te zetten, maar daarmede gaat vrij wat tijd heen. Voor dit complex woningen hebben de voorbereidende wer k zaamheden reeds geruimen tijd geleden plaats gehad de ophooging van het terrein is reeds meer dan een jaar geleden geschied; het wordt dus tijd dat het complex nu eens tot stand komt. Men moet dus niet besluiten tot uitstel, maar men besluite, conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om het werk aan den laagsten inschrijver te gunnen. Daarmede wordt niet de zekerheid gegeven, dat het niet voor een lager bedrag kan, maar die zekerheid kan, op grond van wat ik heb aangevoerd, onder welke omstandigheden ook, thans niet gegeven worden. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik heb met eenig genoegen zitten luisteren naar den heer Rotteveel. Hij heeft iets aan de hand gedaan, dat op het eerste gezicht wel afdoende lijkt te zijn, maar waarmede wij er toch niet komen. Het antwoord, door den heer van der Pot gegeven, heeft mij niet bevredigd. Ik kan mij niet begrijpen, dat de Wet houder voor de volkshuisvesting niet de astrante schoenen heeft aangetrokken en tot die woningbouwvereeniging heeft gezegd: het kost wat het kost, wij zullen nu eens probeeren dat blok huizen in eigen beheer uit te voeren. Wij moeten niet vergeten, dat wij er met den bouw van die 156 woningen niet al zijn. Was dat wel het geval, dan zou ik zeggen: laten wij er niet meer over praten, want zeker weten wij niet, dat eigenbeheer slagen zal. Er zullen evenwel nog duizenden woningen moeten worden gebouwd en, welke plannen wij hier ook vóór ons zullen krijgen, steeds zal de vrees bij ons vóór- zitten, dat wij er door de aannemers tusschen genomen wordeu. De heer van der Pot heeft een berekening gemaakt en gezegd, dat deze woningen niet zoo duur kwamen als die van de vereeniging «Eensgezindheid", maar ik heb hier medegedeeld, dat de laagste inschrijver, die waarschijnlijk dat werk zo,u krijgen, op het bedrag van zijn eerste inschrijving, die klaar was en die hij in de bus zou hebben gedaan, indien het hem door zijn mede-inschrijvers niet was belet, een aardig sommetje heeft opgezet. Dat verschil is 10.000. Ik weet zeker, dat, indien hij die eerste inschrijving in de bus had kunnen werpen, het nog ƒ10.000 zou hebben gescheeld. Hij heeft het toen nog eens secuur nagerekend en daarbij alle nieuwste gegevens gebruikt. Nu blijkt bij deze aanbesteding, dat het ongeveer gelijk zal zijn, en daarom juist staat voor mij vast, dat er kwaad geld in zit. De laagste inschrijving scheelt echter nog altijd 267.000 met de raming. Dit risico kan de gemeente best op zich nemen en dan weten wij het voor nu en voor altijd, tenminste als de gemeente zorgt, dat er een behoorlijke bedrijfsleider is, wat noodig is om de proef te doen gelukken. Wil men de proef doen mislukken, dan is dat een klein kunstje, maar, als men zorgt, dat er de noodige menschen zijn, die de vereischte capaciteiten bezitten, dan zal het bedrag van de laagste inschrijving niet worden overschreden. Wij weten, dat er in Leiden wel vakmenschen zijn al zijn het geen aannemers die vergrijsd zijn in het vak en die durven beweren, dat aan dat bedrag een behoorlijk sommetje zal worden verdiend. Zoo groot is het werk niet of er zijn wel bedrijfsleiders, al zijn zij geen aannemers, die het op zich durven nemen. De heer van der Pot zegt, dat het werk geen uitstel, kan lijden, en dat ben ik met hem eens, want er moet zoo spoedig mogelijk, worden gebouwd, maar men mag toch niet uit het oog verliezen, dat hiermede een bedrag van ruim 200.000 gemoeid is. Ik meen, dat de bestaande bouwvereenigingen ik weet wel, dat het desbetreffende rapport nog niet ver schenen is zich in dien zin uitlaten, dat zij zich op het standpunt stellen, dat in eigen beheer moet worden gebouwd. Wij moeten probeeren wat er tfe doen is en ik zou daarom de volgende motie willen voorstellen: «Ondergeteekende stelt voor de woningbouwvereeniging «de Goede Woning" uit te noodigen genoemd bouwplan in eigen beheer uit te voeren." De Voorzitter. De heer Dubbeldeman heeft het volgende voorstel ingediend «Ondergeteekende stelt voor de woningbouwvereeniging «de Goede Woning" uit te noodigen genoemd bouwplan in eigen beheer uit te voeren.". Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Mulder. M. d. V. Ik kan mij met deze beide moties niet vereenigen, want gesteld eens, dat de motie van den heer Rotteveel wordt aangenomen, dan bereiken wij niets. In dit opzicht ben ik het geheel met de redeneering van den heer van der Pot eens. Ik geloof, dat de geschiedenis hierop vastzit, dat de architect hij is de eenige niet in dezen dubieusen tijd op het gebied van den woningbouw een absoluut veel te lage raming heeft gemaakt. Ik verdenk de architecten daarvan niet en in het bijzonder dezen architect niet, maar het is eenigszins begrijpelijk, al is het niet altijd goed te keuren, dat men liever er op uit is ietwat aan den lagen kant te komendes te eerder is er een kansje, dat men tot uitvoering van het werk overgaat. Dat is geen verdachtmaking, maar dat doet men in den regel. Wat betreft de motie van den heer Dubbeldeman, ik meen dat wij dien kant heelemaal niet op moeten. De heer Dubbeldeman begint met 1e zeggen: het kost wat het kost. Ja, dan komt men altijd klaar. Dan zegt de heer Dubbeldeman: het gaat over zoo'n reus achtig bedrag: laten wij het liever eens probeeren,dan weten wij tevens boe het loopt; wij hebben een speling van 2^ ton. Ik wensch daaraan niet mede te doen. Er komt bij, dat wij langzamerhand moeten gaan het kan nu nog niet, het zou te veel tijd kosten en de woning nood is nog veel te groot in de richting, die de heer de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 3