748
MAANDAG 27 DECEMBER 1920.
De Voorzitter. Ik dank de heeren leden van het stem
bureau zeer voor de genomen moeite.
De punten 2, 3, 4 en 5 worden van de agende afgevoerd
wegens het zich terugtrekken van een der sollicitanten.
VI. Praeadvies op het verzoek van C. F. H. Dumont om
eervol ontslag als leeraar aan de Hoogere Rurgerschool voor
Jongens.
(Zie Ing. St. No. 414).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VII. Rekening, dienst 1919, van den Armenraad.
(Zie Ing. St. No. 415.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Lange. M. d. V. Het bevreemdt mij eenigermate,
dat de verwarming van het kantoor van den Armenraad in
1919 ƒ166.90 heeft gekost; verder vestig ik er de aandacht
op, dat onder de bewijsstukken van de rekening voorkomt
een kwitantie van P. J. Jansen voor drukwerk «volgens
rekening", ad 176.85, maar dat die rekening, waaruit zou
moeten blijken wat voor drukwerk het geweest is, niet
aanwezig is. Het bevreemdt mij, dat de Commissie van
Financiën die opmerking niet gemaakt heeft. Het is niet
voldoende, dat wij weten, dat het geld is betaald, maar wij
dienen ook te weten waarvoor het is betaald.
De Voorzitter. Wat de kosten der verwarming betreft,
kan ik u geen antwoord geven. Wellicht is een van de leden
van de Commissie van Financiën daartoe in staat.
De heer de Lange. M. d. V. De heeren zeggen «aanhouden",
maar ik zal daartoe geen voorstel doen, want het geld is
uitgegeven. Ik heb de opmerking gemaakt, omdat ik" hoop
daardoor te bereiken, dat voortaan de verwarming van het
kantoor van den Armenraad wat minder geld aan de gemeente
zal kosten.
Wat die andere opmerking aangaat, als Burgemeester en
Wethouders die rekening willen opvragen en voor den Raad
ter visie leggen, behoeft er tegen goedkeuring van de rekening
geen bezwaar te zijn.
De heer Sijtsma. M. d. V. De indruk is gevestigd alsof een
soort verwijt tot den Armenraad wordt gericht en daarom
zou ik willen vragen of niet een van de leden van dien raad
de noodige inlichtingen zou kunnen geven. Misschien kan de
zaak dan gemakkelijk worden opgelost en de rekening nog
vandaag worden goedgekeurd.
De heer van der Pot. M. d. V. Waar de heer de Lange
heeft ontdekt, dat een van de bij de rekening beboorende
bescheiden ontbreekt, is het 't beste de rekening aan te
houden.
De Voorzitter. Dan stel ik voor de afdoening van deze zaak
tot een volgende vergadering aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
(De heeren Bots en van der Lip hadden tijdens de behan
deling van dit punt de vergadering tijdelijk verlaten.)
De Voorzitter. Ik kan den heeren Bots en van der Lip
mededeelen, dat aangaande deze rekening een paar opmer
kingen gemaakt zijn.
De eerste opmerking betrof den prijs van de verwarming
ten bedrage van ƒ166.90, hetgeen verbazend hoog geacht werd.
In de tweede plaats is medegedeeld, dat er op de rekening
voorkomt een post voor drukwerk, geleverd door zekeren
Jansen, ten bedrage van 176.85, terwijl de rekening daarvan
niet aanwezig is.
Een en ander heeft aanleiding gegeven dat voorgesteld en
ook besloten is. de afdoening dezer zaak uit te stellen tot de
volgende vergadering, ten einde de gelegenheid te geven om
eenige inlichtingen aangaande deze gevallen te verschaffen.
VIII. Voorstel in zake de verhooging van het bij Raadsbesluit
van 26 April 1920 aan de Woningbouwvereeniging «de Goede
Woning" in uitzicht gestelde voorschot, ten behoeve van de
uitvoering van haar bouwplan op het terrein benoorden den
Maresingel.
(Zie Ing. St. No. 417).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Rotteveel. M. d. V. Meermalen zijn wij als Raads
leden verplicht onze stem uit te brengen over voorstellen
waarover wij niet kunnen oordeelen als deskundigen, omdat
ons daartoe de kennis ontbreekt; maar in den regel zijn de
voorstellen, welke ons toegezonden worden, vergezeld van een
goede deskundige toelichting en daardoor kunnen wij dan
onze Kennis op dat stuk vermeerderen.
Op dit oogenblik wordt de Raad weder gesteld voor een
belangrijke beslissing. Immers, de minste inschrijving inzake
het bouwplan van de vereeniging «De Goede Woning" be
draagt ruim 2| ton, of 30 pCt., meer dan de raming. En
terwijl het dus een zoo belangrijke zaak geldt, mis ik die
deskundige voorlichting.
Ik zou willen vragenwie schenkt mij de verzekering, dat
de laagste inschrijving niet veel te hoog is? Enkele leden
van den Raad zullen misschien bevoegd genoemd kunnen
worden om dit met kennis van zaken te beoordeelen, maar
ook zij zouden een berekening hebben moeten maken aan de
hand van het bestek en van de teekeningen, en aangezien
dit groote moeilijkheden medebrengt ben ik ervan overtuigd,
dat geen van de Raadsleden dat gedaan heeft.
Daarom zou ik willen vragen: wie kan mij nu het bewijs
leveren, dat de laagste inschrijving billijk en niet te hoog is?
Nu kan worden opgemerkt dat, aangezien reeds een open
bare inschrijving plaats gehad heeft, dit juist een bewijs is
dat het werk voor geen minder bedrag gemaakt kan worden,
maar juist deze openbare inschrijving zou ik niet als zulk
een bewijs willen accepteeren. Toen eenigen tijd geleden hier
eenzelfde voorstel aan de orde was dat betrof de bouw-
vereeniging «Eensgezindheid" hebben wij in den loop
van de discussie van den heer Dubbeldeman vernomen, dat
de inschrijvers hunne inschrijvingsbedragen met ƒ10060.
verhoogd hadden om dat bedrag onder elkander te verdeelen.
De heer Sijtsma heeft bij die gelegenheid verklaard, dat
dat bedrag niet was 10000.maar ƒ25000.—. Dat is
gepubliceerd en het is niet tegengesproken, voorzoover ik weet.
Dit en vele andere feiten doen mij gelooven, dat de betrouw
baarheid van die inschrijving niet zoo vaststaat, en daarom
meen ik, dat de Raad, wanneer hij op goede gronden dit
voorstel wilde aannemen, daarvoor had moeten hebben een
nieuwe rekening van de onkosten naar de loonen, welke thans
worden betaald, en naar den koers van de materiaalprijzen,
welke thans gelden. Die berekening heeft ontbroken en daarom
zou ik wenschen voor te stellen aan de bouwvereeniging
«De Goede Woning" te verzoeken alsnog een nieuwe raming
in te zenden voor dit bouwplan.
Er kan wel worden opgemerkt, dat, al maakt een architect
een lagere raming, daarmede nog niet gezegd is, dat wij een
persoon zullen kunnen vinden, genegen om voor dat bedrag
dat werk uit te voeren, maar wij hadden dan althans een
deskundige verklaring, dat het werk voor een lagere som kon
worden gemaakt. Werd een nieuwe raming gemaakt en bleek
daarbij, dat die veel lager was dan het bedrag van de laagste
inschrijving, dan kon de Raad later beslissen hoe hij wilde
handelen, maar bleek de nieuwe raming in overeenstemming
te zijn met de laagste inschrijving, dan zou daaruit volgen,
dat het bedrag van de laagste inschrijving billijk en niet te
hoog was. Nu meen ik, dat elke maatstaf en elk bewijs
ontbreekt en, waar het een ernstige zaak betreft, vraag ik. of
wij, zonder die deskundige verklaring te bezitten, dit voorstel
mogen goedkeuren.
Ik stel derhalve een motie voor van den volgenden inhoud
«De Gemeenteraad verzoekt Rurgemeester en Wethouders
de Woningbouwvereeniging «De Goede Woning" uit te noodigen
om zoo spoedig mogelijk een nieuwe raming voor haar bouw
plan bij den Gemeenteraad in te zenden".
De Voorzitter. Door den heer Rotteveel is de volgende
motie ingediend:
«De Gemeenteraad verzoekt Burgemeester en Wethouders
de Woningbouwvereeniging «de Goede Woning" uit te noodigen
om zoo spoedig mogelijk een nieuwe raming voor haar
bouwplan bij den Gemeenteraad in te zenden."
Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van der Pot. M. d. V. Als ik iets mag zeggen
over hetgeen de heer Rotteveel in het midden heeft gebracht,
dan is het in hoofdzaak dit, dat ik in dit geval van die des
kundige verklaring, waarvan de heer Rotteveel spreekt, niet
hetzelfde verwacht als de geachte spreker blijkbaar zelf doet.
Zijn redeneering is te veel hierop gebaseerd, dat wij, bij de
berekening van hetgeen deze woningen moeten kosten, kunnen
uitgaan van alleen vast staande of zoo goed als vaststaande
factoren. Dat is op dit oogenblik echter niet het geval. Het
kan ziin, dat dat vroeger het geval was, althans in meerdere
mate. üp dit oogenblik zijn er, als wij die berekening opzetten,
zooveel uitermate zwevende factoren, dat een raming van