MAANDAG 20 DECEMBER 4920.
741
achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Op het nieuw ingevoegde volgnr 248a, luidende: Kosten
Ier zake van het verleenen van een kindertoelage aan gemeente
ambtenaren en -werkliedenwordt uitgetrokken een bedrag
van 7000.
Volgnr 248a en volgnr 249 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 250, luidende: y>Gedeeltevanhet
nadeelig slot der gewone ontvangsten en uitgaven van de laatst
vastgestelde rekening (1919)811904.
De heer Knuttel. M. d. V. Er is zooeven gesproken over den
hoogst ongunstigen financieelen toestand van de gemeente.
Ik ben het in het algemeen daarmede natuurlijk eens, maar
ik wil toch aan den anderen kant, waar die slechte financieele
toestand bij alle aanvragen voor sociale maatregelen ons voor
de voeten zal worden geworpen, er op wijzen, dat wij hier
een post hebben tot een zeer aanzienlijk bedrag, die hoogst
waarschijnlijk op de volgende begrootingen niet weer zal
paraiseeren, namelijk het nadeelig saldo van de laatst vast
gestelde rekening. Het komt mij voor, dat er weinig kans
bestaat, dat het jaar 1920 een belangrijk nadeelig saldo zal
opleveren. En daarvan komt dan nog in mindering de uit-
keering, die wij nog te wachten hebben uit het laatste jaar
van de Oorlogswinstbelasting. Er staan ook nog andere posten
tegenover, als de hoogere uitkeering van het Rijk aan de
gemeente, die ons 140.000 zal opleveren, wanneer het wets
ontwerp ongewijzigd wordt aangenomen.
Als wij nu zien, welk een ontzaglijk bedrag op deze be
grooting drukt, dat op de volgende begrooting niet meer zal
drukken, geloof ik, dat wij daardoor genoopt zullen worden
de financieele bezwaren niet zoo sterk te zien, als zij ons
voor de toekomst zullen worden voorgehouden.
De heer van der Pot. M. d. V. Wat de heer Knuttel
opmerkt is slechts ten deele juist en wel voor een betrekkelijk
klein gedeelte. Want zooals hij sprak heeft het den schijn,
alsof de gewone inkomsten van deze begrooting, voor het volle
bedrag, gedrukt worden met deze ruim acht ton. Daarin is
echter ook begrepen het nadeelig saldo van de crisisuitgaven,
die wij niet brengen ten laste van den gewonen dienst. Dat
is ruim 7 ton, welke worden gedekt ten deele door de derde
uitkeering uit de oorlogswinstbelasting en voorts door een
leening op korten termijn. Wat dan nog overblijft, dit is iets
meer dan een ton, drukt op deze begrooting. Deze post
verhoogt het cijfer, dat wij hebben moeten ramen voor den
hoofdelijken omslag dus slechts met 1/8 van dit bedrag. Wat
dat betreft is de redeneering van den heer Knuttel juist, Dat
zullen wij in de toekomst hoop ik niet meer hebben, maar
het is niet juist, dat deze acht ton ten volle op de begrooting
drukken.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnr 250 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr 251 wordt voorloopig aangehouden.
De volgnrs 252 tot en met 257 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Aan de orde zijn thans de Ontvangsten.
4
Beraadslaging over volgnr 1 luidendes>Huur van huizen
en andere gebouwenf47658.
verhoogd met ƒ300.wegens verhuring van het perceel
Haarlemmerstraat No. 76 aan W. J. Woestenburg tot 30 April
1921 en verder van jaar tot jaar voor ƒ300.per jaar.
De heer Groeneveld. M. d. V. Wij hebben er bezwaar
tegen, dit gebouw 's-Gravenstein te verhuren voor militaire
doeleinden voor ƒ500.per jaar. Dit achten wij zoo buiten
sporig laag voor een dergelijk groot gebouw, dat wij het
wenschelijk achten, dat de gemeente hiervoor een hoogere
huur bedingt, en waar het Rijk het best betalen kan en dus
niet de lasten op onze gemeente behoeven te rusten, doen wij
het voorstel, dat bedrag te verhoogen.
Verder hebben wij ook bezwaar tegen het verhuren van
het gebouw Pieterskerkgracht No. 11 waarvan de boven
verdieping verhuurd is aan de Meisjesgezellenvereeniging voor
ƒ10 per jaar. Wij stellen voor, dat bedrag te brengen op
ƒ100.per jaar.
De Voorzitter. Bij mij is ingekomen een voorstel van den
heer Groeneveld, luidende:
»De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders de huur
overeenkomst met het Rijk gesloten in zake het gebouw
's Gravenstein vóór 1 Juli 1921 op te zeggen en tijdig bij
den Raad te komen met nieuwe huurvoorstellen, zoowel betref
fend dit gebouw, als betreffende het magazijn in de Smidssteeg."
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt mits
dien een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Bots. M. d. V. Met een enkel woord wil ik den
geachten spreker even antwoorden.
Het gebouw 's-Gravenstein is sinds onheuglijke tijden aan
het Rijk verhuurd, en is niet geschikt om aan anderen te
vei huren. De onderhoudskosten zijn hoog en worden gedragen
door het Rijk. Zulks is een factor, die bij het sluiten vaneen
overeenkomst ook onder de oogen moet worden gezien.
Het gebouw is nu eenmaal een van die antieke gebouwen,
die, wil men ze bewaren, veel geld kosten en weinig baten
opleveren.
Wat nu het verhuren betreft van een gedeelte van het
andere gebouw aan de Meisjesgezellenvereeniging, moet ik
opmerken, dat deze vereeniging vroeger de beschikking had
over andere lokalen. Toen zij daaruit bij de mobilisatie moest
vertrekken, is zij voor hetzelfde geld onder dak gebracht in
het gebouw, waar zij nu is, en dat besluit heeft de Raad
indertijd goedgevonden. Ik meen dus, dat wij daar thans niet
op moeten terugkomen.
De heer Groeneveld. M. d. Y. Wethouder Bots zegt, dat
het gebouw 's-Gravenstein sinds onheuglijke tijden voor dit
bedrag verhuurd is aan het Rijk, maar dat heeft in andere
gevallen Burgemeester en Wethouders nooit belet, met huur-
verhoogingsvoorstellen te komen. Die komen hier telkens-en
altijd voor gebouwen, die vroeger voor lageren prijs verhuurd
waren en het betrof dan heel vaak menschen, die veel minder
kunnen betalen dan het Rijk. Er is dus geen enkele reden,
om hiervoor geen huurverhoogingsvoorstel te doen.
Wethouder Bots zegt ook nog, dat ik moet bedenken, dat
de onderhoudskosten voor rekening van het Rijk zijn. Het
zou er ook nog bij moeten komen, dat die voor rekening
van de gemeente waren, wanneer het betrof gebouwen waarin
militairen zijn gehuisvest. Wij weten toch allen nog wel,
hoe onze Gehoorzaal is toegetakeld tijdens de mobilisatie. Het
spreekt dan ook vanzelf, dat het Rijk die kosten voor zijn
rekening neemt. Het betreft hier een groot gebouw en de
Gemeente zou stellig een hoogere huur kunnen bedingen,
wanneer zij het gebouw aan particulieren verhuurde. Daarom
handhaaf ik dan ook mijn voorstel.
Wat betreft het pakhuis in de Smidssteeg, dat zal ook wel
sedert onheuglijke tijden voor niets aan het Rijk in huur zijn
gegeven, maar ik zie daartoe geen enkele reden.
Wat betreft het gebouw voor de meisjesgezellen, in de
eerste plaats voelen wij niet veel voor die vrouwelijke pad
vinderij, maar in de tweede plaats hebben wij te doen met
meisjes uit den gegoeden stand en die kunnen best den nor
malen huurprijs betalen. Wat de Gemeente nu vraagt, is
niet de moeite waard. Wij achten een huurprijs van ƒ100.
per jaar niet te hoog.
De Voorzitter. Ik wil over dezen post een enkele opmerking
maken. In de eerste plaats wat betreft de gebouwen, die het
Rijk in gebruik heeft ten behoeve van de militairen. Het is
overal de gewoonte geweest, dat men het hebben van het
garnizoen een voordeel voor de gemeente vond en men deed
dus het een en ander ten behoeve van het garnizoen. Daar
mede moet men ook nu nog rekening houden. Men kan dat
afkeuren en zeggenwij moeten daarin verandering brengen,
maar de bestaande toestand vloeit voor een groot deel voort
uit dat beginsel. Nu zijn wij bereid te overwegen, of daarin
verandering moet worden gebracht. Dat is mogelijk, want de
tijden veranderen in den laatsten tijd zooveel.
Wat betreft de huur voor de Meisjesgezellenvereeniging, de
gelegenheid in dat gebouw voor het oefenen is zoo primitief
en er is zoo weinig van te maken, dat men niet kan zeggen,
dat daarvoor te weinig huur wordt betaald.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik wil wel zeggen, dat het
aantrekkelijke van de motie van den heer Groeneveld hierin
zit, dat hij de opzegging van de huur voorop stelt en de Raad
dan kan besluiten, de gebouwen niet weer voor militaire
doeleinden te verhuren. Ik geloof, dat ik daarom de indiening
van dat voorstel moet toejuichen.
Voor de meisjesvereeniging voel ik ook niet veel, maar
daarbij betreft het toch iets anders en daarom kunnen wij
daartegenover niet hetzelfde standpunt innemen. Dat zou
misschien tot een verkeerd precedent aanleiding geven. Ik zal
daarom daartegen geen bezwaar maken, maar hoop, dat het
eerste voorstel wordt aangenomen.
De Voorzitter. Het College van Burgemeester en Wethouders