MAANDAG 20 DECEMBER 1920.
739
voorgrond, dat ik ten allen tijde lof gehad heb voor de hande
lingen van Burgemeester en Wethouders die ten doel hadden,
om de ingezetenen op een goedkoope wijze aan goede waren
te helpen. Mijn critiek gaat dus niet tegen de daad op zich
zelf, maar ik zou nu toch een zacht woord van protest willen
laten hooren tegen den voortduur van dezen maatregel.
Mijnheer de Voorzitter, die schoenen werden eerst verkocht
voor ƒ12. de bevolking wilde ze niet en toen hebben
Burgemeester en Wethouders geprobeerd ze aan de bevolking
van de omliggende gemeenten te verkoopen. Die wilde ze
ook niet en daarna is de verkoop een maand of vier stop
gezet. Nu is men sedert eenigen tijd echter weer bezig, om
die schoenen te verkoopen en men heeft den prijs met 1.10
verminderd dat is zeker gedaan om de rente te verhalen,
die op den inkoopsprijs is gekomen. Ik zeg dat natuurlijk
een weinig ironisch want de schoenen worden voor de
gemeente hoe langer hoe duurder. Nu is men begonnen de
schoenen ten verkoop te stellen in den winkel van het oude
Levensmiddelenbedrijf, waarvan de huur door Burgemeester
en Wethouders zelf getaxeerd wordt op ƒ900.per jaar en
waar een paar ambtenaren zijn voor den verkoop. De schoenen
zullen dus onder de hand wel haast onbetaalbaar worden
vanwege de kosten voor den verkoop gemaakt. Burgemeester
en Wethouders zullen dat natuurlijk even sterk betreuren
als ik.
Mijn vraag is nuzullen Burgemeester en Wethouders die
strop, die de gemeente nu eenmaal heeft, al was de opzet
ook goed bedoeld, zoo spoedig mogelijk opruimen Die schoenen
zijn nu weer verhuisd naar het gebouw op de Vischmarkt
no. 11 en worden elke week duurder door de huurwaarde
van dat gebouw en de loonen van de verkoopers. Laten
Burgemeester en Wethouders eindigen met dien verkoop;
laten zij het restant van die schoenen desnoods op de vendu
doen als het niet anders kan, maar iri ieder geval: ruim ze
op, want zij worden zoo duur, dat ze niet meer te betalen
zijn. De juiste cijfers van dezen verliespost zullen wij waar
schijnlijk nooit onder de oogen krijgen, maar als gij ze nu
opruimt dan zijn wij tenminste aan het eind van het verlies.
De heer Oostdam. M. d. V. Nu wij gaan spreken over den
verkoop van artikelen van gemeentewege, zou ik gaarne een
waarschuwend voorbeeld willen mededeelen omtrent onder
vindingen, daarmede opgedaan en wel wat betreftrden verkoop
van sokken.
De gemeente heeft in den loop van den crisistijd eenige
duizende paren sokken gekocht, die o.p dezelfde wijze als de
schoenen ten verkoop werden gebracht en wel voor 50 cent
per paar. In dien tijd was dat zeer goedkoop en inderdaad
gingen er wel duizend paar weg. Het zaakje scheen dus te
loopen, maar toen die sokken eenmaal onder de bevolking
verspreid waren, stond de verkoop van de partij al gauw
totaal stil. De gemeente zou dus aan de partij waarschijnlijk
een even grooten strop hebben gehad als de heer de Lange
nu vreest voor de schoenen. De gemeente heeft echter ge
tracht van die sokken af te komen. Schoenen blijven wel
in hun fatsoen, maar in sokken komt de mot als men die
een tijd moet bewaren en het was dus zeer goed gezien van
de gemeente om te trachten den voorraad van de hand te doen.
Wat was echter het geval? Niemand wilde die sokken
overnemen, totdat er tenslotte twee kleine handelaartjes
kwamen. Men kon dien menschen niet eens crediet geven
doch ten einde raad ging men tot verkoop over; men moest
er toch eens afkomen. Die handelaartjes dongen af, beweerden,
dat zij er geen 50 cent voor konden geven en kregen ze dan
ook voor 47| cent per paar. De sokken werden opeen wagen
geladen en terwijl zij in den winkel op de Vischmarkt voor
twee kwartjes per paar niet meer weg gingen, verkochten
die twee kooplieden ze op de markt vlak voor dion winkel
voor 70 cent per paar. Toen waren het namelijk geen gemeente
lijke sokken meer! De kooplieden stonden achter hun wagen
en riepen: »ziet, menschen, prachtsokken te koop voor 70cent
per paar", en de menschen kochten ze, terwijl zij ze voor
twee kwartjes niet wilden hebben.
De Amsterdammers waren nog dommer. Die handelaars
gingen er ook mede naar het Amstelveld en de Amsterdammers
gaven er grif 75 cent voor.
Dit voorbeeld, Mijnheer de Voorzitter, hetwelk mij van zeer
betrouwbare zijde werd verstrekt, bewijst hoe voorzichtig
men moet zijn om van gemeentewege iets ten verkoop aan
te bieden. Men eischt dat het prima waar is en wil het zoo
goedkoop hebben, dat de gemeente er tenslotte geld bij inschiet.
De heer Wilmer. M. d. V. Er is hedenavond gesproken van
een strop en nu is juist mijn bezwaar, dat het aan den Raad
niet bekend gemaakt wordt, hoe groot die strop is. Wij weten
niet, hoe groot die strop is, zelfs niet, of die wel door de
gemeente gehaald is.
Er wordt in het antwoord gezegd, dat de verkoop van
manufacturen en schoenen niets met het levensmiddelenbedrijf
te maken heeft, maar waar heeft het dan wel mede te maken
Hoe moet de Raad bekend worden met de financieele tekorten,
of misschien met de financieele winsten,dat is ook mogelijk
die er behaald worden? Mij is het in ieder geval niet bekend
of er winst dan wel verlies behaald is.
De heer van Stralen. M. d. V. De heer Oostdam heeft
zooeven een heel interessant verhaal gedaan over den verkoop
van sokken door de gemeente en door particulieren op een
wagen. Misschien is datgene, wat hij heeft medegedeeld, wel
juist, ik kan het niet beoordeelen, hoewel het wel een weinig
onwaarschijnlijk klinkt
De heer Oostdam. Als u maar in de vergadering van de
Duurtecommissie was geweest.
De heer van Stralen. Daar ben ik niet geweest en zal de
reden daarvan thans maar niet mededeelen. Toch wil ik er
dit van zeggen, omdat ook de heer de Lange over den
schoenenverkoop gesproken heeft. Het is best mogelijk, dat
de verkoop van schoenen en sokken een verlies heeft opge
leverd, maar dan moeten wij de zaak toch eerlijk bekijken
en dat niet alleen afkeuren dat de gemeente de verkoopster
was, maar ons ook afvragen, of het wei doeltreffend is gedaan
of de gemeente wel de artikelen heeft aangeprezen en verdedigd
tegenover aanvallen van andere zijde. Dat is de groote oorzaak,
waarom de verkoop van schoenen, sokken en andere artikelen
steeds is mislukt. De gemeente gaat nooit in tegen de aanvallen
van de winkeliers. Wat hebben de schoenwinkeliers in Leiden
niet gedaan, om dezen verkoop in discrediet te brengen;
schoenen, die toch door deskundigen ook zeer goed zijn be
vonden. De gemeente heeft den winkeliers toegestaan een
paar schoenen uit elkaar te nemen en de winkeliers hebben
daarop de schoenen uitgemaakt voor alles wat ze maar be
denken konden. Deze handel in schoenen zou voor de gemeente
geen verlies hebben medegebracht, wanneer de gemeente de
advertenties in de bladen van de winkeliers had tegengesproken.
Maar zij heeft geen poging gedaan, de fantastische praatjes,
door de winkeliers aan het publiek verteld, tegen te spreken
De heer van der Lip. Er is in den Raad over gesproken.
De heer van Stralen. Zeker, maar de gemeente had ook
in de pers tegen die misleidende advertenties moeten opkomen
en had het publiek moeten duidelijk maken, dat het niet bij
die praatjesmakende winkeliers moest koopen maar bij de
gemeente. De schoenverkoop mislukte en de gemeente heeft
2UüO paar schoenen aangekocht, die nog niet verkocht zijn;
er zijn nog eenige honderden exemplaren over. Ik ben per
soonlijk nogal goed met deze zaak op de hoogte, omdat ik
den heer Eskens nog wel eens spreek en deze is dezelfde
meening als ik toegedaan.
Wat bedoelt nu de heer de Lange? Die stelt voor, den
verkoop stop te zetten en den aanwezigen voorraad tegen elk
bod te verkoopen. Ik kan wel mededeelen, dat indertijd ge
probeerd is, het restant te verkoopen, maar er werd zoo'n
schijntje voor geboden, dat men er van afgezien heeft en
besloten heeft de schoenen maar aan het Leidsche publiek te
verkoopen. Ik heb nu het laatst gehoord, dat het wel niet
zoo heel hard loopt, maar dat de schoenen toch weggaan.
Wij moeten ook niet vergeten, dat de gemeente begonnen
is met den verkoop van deze schoenen in een periode van
het jaar, waarvoor deze schoenen niet geschikt zijn. Men be
grijpt, deze schoenen worden in den winter veel gebruikt,
maar niet in den zomer en zoodra het winter werd, werden
dan ook weer van deze schoenen gekocht. Daarom zou ik
willen zeggen, heeft het geen zin, de schoenen op te ruimen
en aangezien de gemeente in den winkel aan de Vischmarkt
ook andere artikelen verkoopt, als manufacturen, worden geen
groote kosten gemaakt voor het verkoopen van deze schoenen,
zooals de heer de Lange het deed voorkomen. Ik zou dus
wenschen, dat het Gemeentebestuur doorgaat op de wijze als
tot nu toe geschied is en dat het niet ingaat op de denk
beelden van den heer de Lange en anderen, om tegen elk
bod de schoenen en andere artikelen van de hand te doen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik geloof, dat het met deze
kvveslie wel weer gaat als met de overige: wij praten er weer
zeer lang over en de schuld ligt mijns inziens daarvan voor
een deel bij Burgemeester en Wethouders. Ik zal dat gaarne
aantoonen en sluit mij in dit opzicht geheel aan bij hetgeen
door den heer Wilmer is gezegd.
Wij hebben gevraagd in de secties: vertel ons eens, hoe
de cijfers zijn van dien manufacturen- en schoenenverkoop,
maar antwoord hebben wij er niet op gekregen. Als ik zeker
wist, dat er een groot deficit was, zou ik dadelijk zeggen
laten wij er dan ten spoedigste mede ophouden. Ik ontken
niet, dat die verkoop zijn nut heeft gehad en er groote be
langen mee zijn gediend, waar de verkoop van die artikelen