738
MAANDAG 20 DECEMBER 1920.
zeggen, dat wij dat hier niet gehad hebben. Ik begrijp niet,
welk bezwaar er tegen is op den bestaanden voet nog eenigen
tijd door te gaan; dan kunnen wij over alles wat meer zeker
heid krijgen. Thans besluiten tot het instellen van een vast
bedrijf zou voor de gemeente kolossale kosten veroorzaken,
zooals voor het gebouw en voor alles, wat er voor de inrich
ting noodig is.
Wij verkeeren in alle opzichten in een overgangstoestand
en die heeft ook zeer zeker invloed op het waschbedrijf. Ik
meen dus, dat in het stadium, waarin wij nu verkeeren, het
niet gewenscht is deze zaak ter hand te nemen. Ik kan dan
ook niet anders doen dan het voorstel van den heer Oostdam
ontraden, en moet ook blijven bij een afwijzen van het voor
stel van den heer van Stralen.
De heer van Stralen. M. d. V. In hoofdzaak zou ik een
opmerking willen maken aan het adres van den heer van der
Pot, die zegt, ons voorstel niet te hebben begrepen. Verschil
lende Raadsleden zullen natuurlijk deze zaak weer zoo zien,
dat zij meenen dat het een poging is om voor verschillende
groepen van personen in gemeentedienst te ageeren voor
loonsverhooging en zij zullen desnoods alleen daarom deze
zaak weer afwimpelen.
Ik wijs er met nadruk op, dat bij ons niet de enkele be
doeling heeft voorgezeten dat personeel in vasten dienst bij
de gemeente te brengen, en dat dit het hoofddoel van onze
motie zou zijn. Het spreekt toch immers vanzelf, dat, wan
neer dit een permanent gemeentelijk bedrijf wordt, het personeel
nu daarin werkzaam, wordt opgenomen in de salarisverordening.
Wanneer de heer van der Pot een sterk bewijs wenscht te
hebben, dat het ons niet in de eerste plaats te doen is om
een salarisverhooging van dat personeel, ben ik bereid, dat
gedeelte van mijn motie in te trekken, zoodat alleen een uit
spraak kan worden gedaan omtrent het al of niet permanent
worden van het gemeentelijk waschbureau.
De heer Mulder. M. d. V. Ik begrijp niets van de rede
van den heer van Stralen, om de eenvoudige reden, dat die
in het geheel niet klopt met zijn motie. Daar toch staat in
de tweede alinea, «besluit het personeel van het waschbureau
op te nemen in de algemeene salarisverordening, draagt
Burgemeester en Wethouders op de commissie voor georga
niseerd overleg te verzoeken, een loonregeling voor bedoeld
personeel te ontwerpen."
De bedoeling is dus, dat die menschen komen in de gewone
regeling van de ambtenaren, en dat wij dus komen tot hoogere
uitgaven.
De heer van Stralen zegt, dat dat niet de hoofdzaak is en
hij verdoezelt de zaak een beetje, maar daar komt het toch
op neer.
De heer Eerdmans. M. d. V. Naar aanleiding van de dis
cussies en gehoord de eenigszins dooreenloopende denkbeelden
heb ik de eer het volgende voor te stellen:
»De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit, praead-
vies uit te brengen over de vraag, of het gemeentelijk wasch
bureau vooralsnog moet worden bestendigd en tevens over
de vraag, of van gemeentewege op andere wijze in de be-
wassching der burgerij kan worden voorzien."
De Voorzitter. Er is bij mij ingekomen een voorstel van
den heer Eerdmans, luidende als volgt:
»De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit, prae-
advies uit te brengen over de vraag of het gemeentelijk
waschbureau vooralsnog moet worden bestendigd en tevens
over de vraag, of van gemeentewege op andere wijze in de
bewassching der burgerij kan worden voorzien."
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der
halve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik geloof, dat het voorstel
van den heer Eerdmans de zaak veel zuiverder stelt. Ik geef
daarom in overweging, dat de heer van Stralen zijn voorstel
intrekt, dan zullen Burgemeester en Wethouders op het
voorstel-Eerdmans praeadvies uitbrengen.
De heer Oostdam. M. d. V. Het wil mij ook voorkomen,
gehoord de motie van den heer Eerdmans, dat de heer
van Stralen wel zou doen, zijn voorstel in te trekken. De
motie Eerdmans stelt de zaak veel zuiverder en wij kunnen
dientengevolge ook een zuiverder praeadvies van Burgemeester
en Wethouders verwachten. Trekt de heer van Stralen zijn
voorstel in, dan is 't mijne, om het te stellen in handen van
Burgemeester en Wethouders tot praeadvies, natuurlijk ook
vervallen.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik vind het in het algemeen
wenschelijk, dat, als over deze zaak praeadvies wordt uitge
bracht, dat dat in zoo ruim mogelijken zin geschiedt. In
zooverre ben ik het dus eens met de motie Eerdmans. Ik heb
echter een klein bezwaar, omdat, zooals die motie geformuleerd
is, ook de kwestie van de opheffing onder de oogen kan worden
gezien. Nu heb ik echter uit wat voor het indienen der motie
gezegd is, niet den indruk gekregen, dat dat de bedoeling
was. Ik wil daarom de uitdrukkelijke uitspraak hebben, dat
dat niet ligt in de bedoeling van den heer Eerdmans.
De heer Eerdmans. Ik wil dat gaarne verklaren.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik heb geen bezwaar mijn
motie in te trekken, als ik maar duidelijk van den heer
Eerdmans hoor, dat zijn bedoeling niet is, dat ook de moge
lijkheid moet bestaan, dat Burgemeester en Wethouders met
voorstellen tot opheffing van het bureau kunnen komen. Dat
zou uit de woorden van het voorstel zijn op te maken en
waar Burgemeester en Wethouders tot dusverre daarover
niet hebben gesproken, zou daardoor, hoewel de zaak alge-
meener wordt gesteld, toch het gevaar bestaan, dat een
praeadvies in verkeerde richting wordt uitgebracht. Daarom
wil ik ook graag een verklaring van den heer Eerdmans
ontvangen.
De heer Eerdmans. Ik wil dat gaarne nogmaals verklaren.
Wij hebben op het oogenblik een bewassching bij particuliere
bleekers. Mocht nu het voorstel van Burgemeester en Wet
houders worden, dat men de voorkeur geeft aan een gemeen
telijke wasscherij, dan zal het wasschen bij particulieren moeten
ophouden. Mochten Burgemeester en Wethouders dus met een
praeadvies komen in den zin: wij willen een gemeentelijke
wasscherij, dan zal het bestaande systeem moeten worden
opgeheven.
Mijnheer de Voorzitter. Die drie punten liggen daarin, maar
mijn voorstel gaat verder dan het denkbeeld van den heer
van Stralen. Deze wenscht het wasschen bij particuliere
bleekers te bestendigen; ik daarentegen wil ook de vraag
door Burgemeester en Wethouders beantwoord zien, of wij
niet kunnen komen tot iets meer, iets dat verder gaat dan
het wasschen bij particuliere bleekers.
De heer van Stralen. M. d. V. De heer Eerdmans bedoelt
dus niet de meening van Burgemeester en Wethouders te
hooren omtrent de opheffing. Ik meen echter, dat de heer
Eerdmans een kleine redactiewijziging zou kunnen aanbrengen.
Zooals de heer Knuttel terecht opmerkt zou er in kunnen
worden gevoegd»in den tegenwoordigen vorm moet worden
bestendigd." Ik geloof, dat dan het bezwaar wel is opgeheven.
De heer Eerdmans. M. d. V. Blijkbaar bestaat er bij de
heeren groot bezwaar tegen mijn voorstel. Ik heb echter
ik meen het werkelijk zeer goed geen bezwaar de woorden
»in den tegenwoordigen vorm" in mijn motie op te nemen.
De Voorzitter. Tengevolge van de intrekking van zijn
voorstel door den heer van Stralen, is tevens vervallen het
door den heer Oostdam ingediende voorstel. Het voorstel van
den heer Eerdmans luidt nu aldus:
»De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit praead
vies uit te brengen over de vraag, of het gemeentelijk wasch
bureau in den tegenwoordigen vorm moet worden bestendigd,
en tevens over de vraag, of van gemeentewege op andere
wijze in de bewassching der burgerij kan worden voorzien."
Met 20 tegen 7 stemmen wordt besloten het voorstel van
den heer Eerdmans in handen te stellen van Burgemeester
en Wethouders om praeadvies.
Vóór stemmenmevrouw BaartBraggaar, de heeren Wil
brink, Schoneveld, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren
Stijnman, Bisschop, Heemskerk, van Stralen, Meijnen, Sanders,
Bots, van der Pot, Eerdmans, Oostdam, Groeneveld, Wilmer,
Dubbeldeman, Knuttel, Sijtsma en van Hamel.
Tegen stemmende heeren Eikerbout, Rotteveel, de Lange,
Huurman, van der Lip, Mulder en de Voorzitter.
(Mevrouw Baart—Braggaar, de heeren Knuttel, Eikerbout,
Huurman, Stijnman en mevrouw DubbeldemanTrago waren
inmiddels ter vergadering gekomen.)
De heer de Lange. Ik wensch nog een enkel woord te
zeggen over den schoenenverkoop. Wenscht u dat ik dat doe
bij no. 239 of bij no. 240. Ik vraag dit, omdat het in de
sectie bij volgn. 240 besproken is, maar naar mijn oordeel
behoort het bij volgn. 239.
De Voorzitter. Doet u het hierbij maar.
De heer de Lange. M. d. V. Het Gemeentebestuur is nu
sinds 14 maanden bezig om een paar duizend paar Ameri-
kaansche schoenen aan den man te brengen. Ik stel op den