MAANDAG 20 DECEMBER 1920.
743
In de eerste plaats: wat is een openbare vermakelijkheid?
In het spraakgebruik geldt als zoodanig misschien alleen een
danstent of een draaimolen oi iets dergelijks, maar het gemeente
bestuur meent, dat ook bijvoorbeeld onze 1-Mei betooging
valt onder de openbare vermakelijkheden. Altijd hebben wij
voor onze betooging belasting betaald, maar erkennen niet,
dat die onder de openbare vermakelijkheden valt.
Na een onderzoek zijn wij tot de ontdekking gekomen, dat
meestal de christelijke vereenigingen in een dergelijk geval
geen belasting betalen. Want niet alleen dat de christelijke
Oranje Vereeniging zich aan deze belasting onttrekt, maar
onder andere ook de Katholieke Missievereeniging wordt
vrijgesteld.
Wij hebben nu aan Burgemeester en Wethouders gevraagd
terugbetaling van de betaalde belasting voor onze laatst
gehouden 1-Mei betooging op grond van het leit, dat den
dag te voren de Christelijke Oranje Vereeniging in de Ooster-
kerk ook een dergelijke betooging een dankdag wordt die
nu genoemd heeft gehouden, eveneens met zang en muziek,
zonder daarvoor belasting te betalen.
Toen zijn Burgemeester en Wethouders tot het idee ge
komen, dat dat niet ging en hebben de belasting nagevorderd.
Als Burgemeester en Wethouders dat willen doen, zal er nog
heel wat zijn na te vorderen. Het is wel erg gemakkelijk,
van christelijke zijde voorstellen tot verhooging van deze
belasting te doen, maar, wanneer het op betalen aan komt,
er zelf uit te knijpen. Wanneer het de bedoeling van de
christelijke heeren is, om hun feestvergaderingen buiten de
belasting te laten vallen, zou het veel eerlijker zijn, dat
ronduit in de verordening te zetten. Laten zij dat dan doen.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik wil in de eerste plaats
iets zeggen naar aanleiding van de uitlating van den heer
Knuttel, dat de tooneelvertooningen en andere openbare
vermakelijkheden een levensbehoefte zijn. Ik geloof niet, dat
de algemeene meening is, dat dat tot de levensbehoeften
behoort, want men kan het leven ook wel zoo inrichten, dat
men absoluut kan buiten de openbare vermakelijkheden.
Daarom kan ik mij niet begrijpen, dat de heer Knuttel durft
zeggen, dat het een levensbehoefte is.
Wat betreft de opmerking van den heer Groeneveld, dat
christelijke vereenigingen er tusschen uit trachten te knijpen,
zooals hij gezegd heeft, die opmerking was niet juist. De
christelijke vereenigingen betalen evengoed de belasting op
de publieke vermakelijkheden als de sociaal-democraten en
honderden bewijzen zou ik kunnen aanvoeren, dat de roomsch-
katholieke vereenigingen de belasting hebben betaald, maar
natuurlijk kunnen er uitzonderingen zijn, zooals de verorde
ning ook voorschrijft. Ik kar. die gevallen niet beoordeelen,
ik laat dat over aan den controleur. De heer Groeneveld
sprak onder andere over de Katholieke Missievereeniging, maar
het is een vereeniging, die <ie opbrengst geheel ten bate stelt
van een liefdadig doel. Ik moet er echter tegen opkomen,
wanneer men het doet voorkomen, alsof ontduiking plaats
heeft ten bate van de christelijke vereenigingen.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik zal op de bezwaren van
den heer Knuttel tegen den post zelf niet ingaan, het komt
mij voor, dat het een onjuiste plaats is, dat bezwaar hier te
berde te brengen; dat is alleen op zijn plaats, wanneer de
verordening aan de orde is, want als de verordening eenmaal van
kracht is, moeten de gelden volgens die verordening ge'ind worden.
Den heer Wilbrink wil ik ook een enkel woord zeggen.
Wat de heer Groeneveld in het midden bracht is juist. Hij
heeft, meen ik, de aandacht er op gevestigd, dat hier een
bijeenkomst vrijgelaten was, die niet vrijgelaten mocht worden.
Daardoor heeft deze* zaak de aandacht van Burgemeester en
Wethouders getrokken en hebben wij, wat wij natuurlijk niet
bij ieder concreet geval doen, de verslagen in de couranten
opgezocht en ons een oordeel gevormd over de vraag of die
bijeenkomst viel onder de verordening of niet.
Nu wil ik er nog eens op wijzen, dat men niet de vraag
moet stellen, of dit of dat onder publieke vermakelijkheden
valt. Die term is nu eenmaal ongelukkig, maar het is het
woord, dat in de Gemeentewet daarvoor wordt gebruikt en
dat wij daarom ook moeten gebruiken in onze verordening.
Voor de vraag, of iets valt onder de verordening, heeft men
niets anders te doen, dan het eerste artikel te raadplegen
daarin staat, wat in den zin der verordening onder openbare
vermakelijkheden wordt verstaan; men moet dus eenvoudig
nagaan, of de een of andere bijeenkomst is te brengen onder
een van de categorieën in artikel 1 genoemd. En wat was
hier het geval? Niettegenstaande de feestelijke bijeenkomst
werd gehouden in een kerkgebouw, was er naar het oordeel
van Burgemeester en Wethouders vooreerst geen enkele reden
om aan te nemen, dat het hier gold een eigenlijke godsdienst
oefening. Daarvan mag geen belasting worden geheven. Het
staat wel niet in de verordening, maar artikel 170 van de
Grondwet verbiedt het.
Bij de gelegenheid van de herdenking der Pilgrims Fathers
is dan ook geen belasting geheven, doch daarbij betrof het
een kerkelijken dienst, een zuivere godsdienstoefening, maar
hier is het geweest een feestelijke herdenking van een ge
beurtenis; dat bleek ook duidelijk uit het verslag in de pers.
Ik herinner mij daaruit bijvoorbeeld, dat kort nadat de bij
eenkomst geopend was, een der leden opstond en er zijn
vreugde over uitsprak, dat de Voorzitter wederom aanwezig
was na een langdurige ziekte. De heeren voelen wel, dat dit
iets ondenkbaars zou zijn geweest in een werkelijke godsdienst
oefening. Al mag nu de bijeenkomst met gebed geopend zijn
en al mogen er godsdienstige liederen zijn gezongen, van een
godsdienstoefening was geen sprake en dat is ook de reden,
dat Burgemeester en Wethouders hebben gemeend, dat er hier
belasting had moeten zijn geheven en het bedrag alsnog is
nagevorderd.
Ik geef toe, dat het vaak moeilijke kwesties zijn, maar wij
kunnen niets anders doen dan desgevraagd de zaak met de
meeste zorg nagaan.
Zooals de heer Heemskerk terecht heeft opgemerkt: als iets
dergelijks geschiedt voor een liefdadig doel, valt dat buiten
de verordening, mits een genoegzaam deel van de opbrengst
werkelijk voor dat liefdadig doel overblijft.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnr 35, vervolgens in stemming gebracht, wordt aan
genomen met 21 tegen 6 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Wilbrink, Eikerbout, Schoneveld,
Stijnman, Rotteveel, Bisschop, de Lange, Heemskerk, Meynen,
Sanders, Huurman, Bots, van der Pot, van der Lip, Eerdmans,
Oostdam, Wilmer, Sijtsma, Mulder, van Hamel en de Voor
zitter.
Tegen stemmen: de dames Baart—Braggaar en Dubbelde-
man—Trago, de heeren van Stralen, Groeneveld, Dubbeldeman
en Knuttel.
De volgnrs 36 tot en met 46, dit laatste verhoogd met ƒ457.
wegens meerdere subsidie van Rijk en Provincie in de kosten
van verpleging van arme krankzinnigen, worden achtereen
volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
Beraadslaging over volgn 47, luidende: Bijdragen van
particulieren in de verplegingskosten van arme krank
zinnigen f 5300.
De heer de Lange. M. d. V. Ik wil even een enkele op
merking maken. Het zal Burgemeester en Wethouders wel
bekend zijn, dat sommige gemeentebesturen er toe overgegaan
zijn, om pensioenverzekeringen te sluiten krachtens de rijks-
ouderdomsrentewet voor armlastige krankzinnigen, die naar
het oordeel der medici vermoedelijk ongeneeslijk zijn. Die ge
meentebesturen doen dat, om daardoor eenigermate de kosten,
die de gemeente voor de verpleging der krankzinnigen heeft
te betalen, te verminderen. Rijk en provincie hebben mede
gedeeld, dat zij geen aanspraak zullen maken op een deel
van datgene, wat eventueel als ouderdomsrente uitgekeerd
wordt. Ik zou wel willen vragen, of Burgemeester en Wet
houders willen overwegen of het ook hier wenschelijk is dien
weg in te slaan, teneinde de gemeentelijke kosten voor de
verpleging van armlastige krankzinnigen te verminderen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Mag hierover wel worden
gesproken? In de sectie is daarover geen woord gezegd en
wij worden altijd direct op de vingers getikt als wij buiten
de orde gaan, terwijl u den heer de Lange daarvoor het
woord geeft. Ik zeg dat hierom, omdat ik mij nu de vrijheid
voorbehoud, hetzelfde bij een andere gelegenheid te doen.
De heer de Lange. M. d. V. Mag ik even opmerken, dat
de opmerking van den heer Dubbeldeman volstrekt niet op
zijn plaats is. Ik heb het recht natuurlijk, om bij iederen
post te spreken, alleen moet ik mij er bij neerleggen, indien
Burgemeester en Wethouders er niet op antwoorden kunnen.
De Voorzitter. De heer de Lange doet een korte vraag
en ik zal daarop kort antwoorden. De aandacht van Burge
meester en Wethouders is op deze zaak gevestigd.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnr 47 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs 48 tot en met 52, dit laatste verhoogd met
ƒ3265 wegens vaststelling bij Kon. Besluit van 16 Augustus
1920 No. 31 van de annuïteiten van het grond- en bouw-
voorschot aan de gemeente toegekend ten behoeve van den