742 Maandag 20 december 1920. kan die moties niet aanbevelen en spreekt de hoop uit, dat zij zullen worden afgestemd. De heer Bots. M. d. V. Ook de heer Sijtsma merkt hier op, dat hij de huur voor het gebouw 's-Gravenstein veel te laag acht, maar ik moet toch in het midden brengen, dat als de huur is afgeloopen, altijd nog de vraag onder de oogen kan worden gezien, of die prijs zoo moet doorloopen, ja dan neen. Het verhuren geschiedt tenslotte toch door den Raad. De heer de Lange. M. d. V. Wanneer er meer redeneerden als de heer Sijtsma zouden wij totaal den verkeerden weg opgaan. Ik wil natuurlijk niet de gelegenheid openen om hier heden avond te gaan spreken over de al of niet wenschelijkheid van een leger, maar laten wij toch even vaststellen, dat zoo lang er een Nederlandsch leger bestaat, er ook garnizoens plaatsen moeten zijn, en zoolang dat leger bestaat brengt het belang van Leiden mede, dat het een garnizoensstad is. Om dat te kunnen blijven, moeten wij het Rijk eenigermate ter wille zijn. Laten wij dus de motie afstemmen. Dat impliceert niet de quaestie, of wij een leger moeten hebben of niet, maar wij moeten onze gemeentefmanciën sauveeren en dat brengt mede, dat wij garnizoensplaats blijven. De heer Groeneveld. M. d. V. Ik zal niet diep op deze quaestie ingaan maar zou den heer de Lange toch even willen antwoorden, dat het Rijk toch wel niet het garnizoen zal verplaatsen, als het enkele duizenden guldens per jaar meer moet betalen. Ik meen dat het niet meer dan billijk is, dat het Rijk voor een bepaald gebouw de normale huurwaarde betaalt. Het voorstel van den heer Groeneveld in zake de verhuring van het gebouw »'s-Gravenstein" en het magazijn in de Smidssteeg wordt in stemming gebracht en verworpen met 21 tegen 6 stemmen. Tegen stemmen de heeren Wilbrink, Eikerbout, Schoneveld, Stijnman, Rotteveel, Bisschop, de Lange, Heemskerk, Meijnen, Sanders, Huurman, Bots, van der Pot, van der Lip, Eerdmans, Oostdam, Wilmer, Sijtsma, Mulder, van Hamel en de Voorzitter. Vóór stemmende dames Baart— Braggaar en Dubbeldeman Trago, de heeren van Stralen, Groeneveld, Dubbeldeman en Knuttel. Het voorstel van den heer Groeneveld om den huurprijs van de bovenverdieping van het perceel Pieterskerkgracht 11, thans verhuurd aan de Meisjesgezellenvereeniging, met ingang van 1 Januari 1921 vast te stellen op /'100.per jaar, wordt in stemming gebracht en verworpen met 17 tegen 9 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Eikerbout, Schoneveld, Stijnman, Rotteveel, Bisschop, de Lange, Meijnen, Sanders, Huurman, Bots, van der Pot, van der Lip, Eerdmans, Sijtsma, Mulder en de Voorzitter. Vóór stemmen: de dames Baart—Braggaar en Dubbelde manTrago, de heeren Heemskerk, van Stralen, Oostdam, Groeneveld, Wilmer, Dubbeldeman en Knuttel. (üe heer van Hamel had tijdens de laatste stemming de vergadering tijdelijk verlaten). Volgnummer 1 wordt ten slotte zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Volgnr 2, verhoogd met 50.wegens verhuring van een strook grond aan de Aalmarkt voor f 50.— per jaar aan de firma J. A. Ham en Co. tot 30 April 1921 en verder van jaar tot jaar, volgnrs 3 tot en met 8, dit laatste verhoogd inet 1125.wegens meerdere rente, tengevolge van de vol storting van 5 certificaten van aandeel in de N. V. Centrale Bouwmaterialenvoorziening (C. B. V.) en de volgnrs 9 tot en met 17 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr 18, verhoogd met f 4300.wegens geraamde meer dere opbrengst der weegloonen, vooral van die aan de vette varkensmarkt en de volgnrs 19 tot en met 23 worden achter eenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. Bij volgnr 24 wordt de begrooting van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna dit volgnr eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Volgnr 25 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. Bij volgnr 26 wordt de begrooting van de gestichten Ende geest, Voorgeest en Rhijngeest zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming goedgekeurd, waarna dit volgnr eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Bij volgnr 27 wordt de begrooting van het Openbaar Slachthuis zonder beraadslaging of hoofdelijke stemrhing goedgekeurd, waarna dit volgnr eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Bij volgnr 28 wordt de begrooting van het Grondbedrijf zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna dit volgnr eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs 29 tot en met 32 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr 33 wordt voorloopig aangehouden. Volgnr 34 wordt zonder beraadslaging of hoofdelqke stem ming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 35, luidende: Belasting op tooneel- vertooningen en andere openbare vermakelijkheden f 50000. De heer Knuttel. M. d. V. Ik wil mij, zooals ik reeds herhaaldelijk gedaan heb, tegen deze indirecte belasting ver klaren. Mijn bezwaren daartegen heb ik reeds bij vorige gelegenheden uiteengezet, namelijk dat dit een belasting is op een werkelijke levensbehoefte. Dat bezwaar wensch ik te handhaven. De heer Wilbrink. M. d. V. Ik heb in de sectie een opmer king gemaakt over de belastingheffing bij den dankdienst in de Oosterkerk, die toch niet kan worden beschouwd als een openbare vermakelijkheid. Er is in de sectie al gezegd, dat als het bestuur met den controleur er over gesproken had en deze den Wethouder er van in kennis had gesteld, dan zou de zaak in het reine zijn gebracht. Ik wil naar aanleiding daarvan opmerken, dat indertijd wel degelijk met den contróleur is gesproken, of de dienst als een openbare vermakelijkheid zou worden beschouwd in dit opzicht, dat hij ook onder de belasting viel. De contróleur heeft echter verklaard, dat het niet het geval was. Drie maanden na dato zijn zij met de rekening gekomen en hebben gezegd: die dienst valt wel onder de openbare vermakelijkheden. Voorzoover mijn verstand gaat, kan ik mij op het oogenblik nog niet begrijpen, dat een gewone kerkdienst wordt gehouden ter herdenking van een verjaardag van een lid van ons Koninklijk Huis en dat die zou vallen onder dè openbare vermakelijkheden. Toen hier ter stede plaats had de herdenking van de Pilgrim Fathers is er in de Pieterskerk ook een gedenkdienst geweest, en die viel niet onder de openbare vermakelijkheden. Er wordt voorts nog aangevoerd, dat er eerst getracht was eenzaal te krijgen, doch dat dit niet gelukt is. Ik merk echter op, dat wanneer wij bijvoorbeeld willen gaan feest vieren, en wij trachten daarvoor een zaal te krijgen, doch dit gelukt niet, zoodat wij geen feest kunnen houden, Burge meester en Wethouders niet mogen zeggen: gij zijt ergens anders heen gegaan en hebt toch feestgevierd, het plan was een feestvergadering te beleggen, dus er wordt van geheven. Waar er in dit geval niets anders plaats had dan een herdenkingsdienst, meen ik, dat het geheel ongemotiveerd is een bedrag daarvoor te heffen. De Voorzitter. Deze zaak heeft in het College van Burge meester en Wethouders een punt uitgemaakt van zeer breedvoerige besprekingen. De heer Wilbrink zegt nuhet was in de kerk, maar de vraag waar het hier vooral op aankomt is dezeis de geest van de vergadering als zoodanig, die men zich had voorgesteld, eenigszins veranderd doordat zij plaats had niet in een zaal maar in de kerk? Er zijn allerlei haken en oogen in dit geval waarmede men rekening moet houden. Ik geef toe, dat men vrij gemakkelijk kan spreken als de heer Wilbrink gedaan heeft maar, en ik moet daar sterk den nadruk op leggen, wanneer men in een zaal geweest was, had men toch hetzelfde doel gehad en was in de vergadering dezelfde geest geweest als nu die bijeenkomst in de kerk plaats had. Als zoodanig maakt dus het zqn in een zaal of in de kerk geen verschil. De heer Groeneveld. M. d. V. Aan deze zaak is een ge schiedenis verbonden, die ik even wil mededeelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 10