716
DONDERDAG 16
DECEMBER 1920.
De heer van der Lip. M. d. Y. Ik heb bij vorige gelegen
heden, toen de teletoonaansluiting van de scholen ter sprake
kwam, als mijn meening te kennen gegeven, dat alle scholen
aan het telefoonnet moesten worden aangesloten, maar ik heb
er aan toegevoegd, dat natuurlijk een besluit omtrent de
eerste en tweede klasse scholen niet prejudicieerde omtrent
die der derde klasse, dat de Raad hierin volkomen vrij bleef.
En nu verbaast het mij natuurlijk, dat de heer Sijtsma niet
alleen bezwaar maakt tegen aansluiting van de derde klasse
scholen maar pok tegen die van de school aan den Maresingel.
Alle eerste en tweede klasse scholen zijn op het oogenblik
aangesloten en nu begrijp ik niet waarom de school aan den
Maresingel, die omgezet is in een tweede klasse school, niet
aan de telefoon zou mogen worden aangesloten en de andere
tweede klasse scholen wel. Dan zou deze school de eenige
tweede klasse school zijn, die geen telefoon had.
Ik meen dan ook, dat het wenschelijk is het voorstel van
den heer Sijtsma gesplitst in stemming te brengen.
Wat de derde klasse scholen betreft, vergist de heer Sijtsma
zich, als hij meent, dat deze post op de begrooting is ge
komen, omdat in de afdeelingen »van andere zijde" op het
gemak van een telefoonaansluiting is gewezen. Deze post was
vergeten op de begrooting en nu is deze fout hersteld, maar
wij hebben dien post volstrekt niet op de begrooting gebracht
toen ons bleek, dat »van andere zijde" is opgemerkt, dat een
telefoon op school groot gemak geeft.
Het is mijn ondervinding, dat de telefoon op een school
zeer wenschelijk is. Het komt dikwijls voor, dat niet alleen
ik als Wethouder, maar ook de ambtenaren van de afdeeling
Onderwijs met de hoofden van scholen iets te bespreken
hebben. Wanneer dat met briefjes en boodschappen moet
gaan, gaat dat gepaard met een groot tijdverlies. Bovendien
kan er op een school iets gebeuren, waardoor het noodig is
spoedig met iemand aansluiting te krijgen. Er kan brand
komen, er kan een ongeluk gebeuren enz., zoodat een aan
sluiting aan de telefoon niet alleen ten behoeve van de afdeeling
Onderwijs, maar ook voor vele andere gevallen zeer gewenscht
is. Men mag niet als argument gebruiken, dat waarschijnlijk
binnenkort de hoofden een eigen klasse zullen hebben, omdat
er buiten de schooltijden gelegenheid genoeg is voor de hoofden
om per telefoon verschillende zaken af te doen en hen op te
bellen. De hoofden zijn een zekeren tijd vóór den aanvang
der lessen en ook na den schooltijd in de school, zoodat men
heel gemakkelijk kan weten wanneer zij per telefoon te be
reiken zijn.
Het komt mij voor, dat de telefoonaansluitingen der scholen
om meer dan één reden gewenscht is en dat het eenigszins
uit den tijd is daartegen bezwaar te maken. De heer Knuttel
merkt daar terecht op, dat wij onzen tijd hiermede niet
moesten verpraten. Het is een kleine uitgave, welke veel gemak
geeft. Als men, zooals ik, reeds eenigen tijd met dat bijltje
had gehakt, zou men het ook een groot ongerief vinden, dat
men niet per telefoon met sommige scholen contact kon
krijgen en verschillende zaken met de hooiden met briefjes
en boodschappen moet afdoen. Door een kleine uitgave kan
dit ongerief worden weggenomen en daarom hoop ik, dat
het amendement zal worden verworpen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. Ik zal dus het eerst in stemming brengen
het gedeelte van het amendement van den heer Sijtsma om
de f 90.voor de aansluiting van de school aan den Mare
singel te schrappen.
De heer Heemskerk. M. d. V. Er is dunkt mij absoluut
geen reden het voorstel van den heer Sijtsma in tweeën in
stemming te brengen, want het bezwaar gaat niet tegen het
aansluiten van een tweede klasse school of een derde klasse
school, maar in het algemeen is men gekant tegen vermeerdering
van het aantal aansluitingen, ongeacht of het tweede- dan
wel derde klasse scholen zijn. Het gaat dus over het beginsel.
Het gedeelte van het amendement van den heer Sijtsma
om de f 90.voor het aansluiten van de school aan den
Maresingel aan het telephoonnet te schrappen wordt in stem
ming gebracht en met '21 tegen 4 stemmen verworpen.
Tegen stemmenmevrouw BaartBraggaar, de heeren Wil
brink, Eikeibout, Schoneveld, Stijnman, van Eek, Bisschop,
Heemskerk, Meijnen, Sanders, Kuivenhoven, Bots, van der
Pot, van der Lip, üostdam, Groeneveld, Wilmer, Dubbelde-
man, Knuttel, de la Rie en de Voorzitter.
Vóór stemmen: de heeren Rotteveel, Eerdmans, Sijtsma en
Mulder.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik trek het tweede gedeelte van
mijn amendement in.
De Voorzitter. De heer Sijtsma heeft het tweede gedeelte
van zijn amendement ingetrokken.
Volgnr 132 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Volgnr 133 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 134, luidende: Onderhoud van
wegen en voetpaden32049.
verhoogd met f 2400.voor verbetering van het westelijk
gedeelte van de Rijnkade, voorzoover die aan de gemeente
toebehoort.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik heb in de sectie een
vraag gesteld omtrent den Maredijk, welke door Burgemeester
en Wethouders of den betrokken Wethouder misschien is
dat wel te wijten aan het sectieverslag niet goed is be
grepen. Ik wil mijn vraag daarom herhalen.
Ik heb nie.t gevraagd of aangedrongen op verbetering van
den Maredijk, want het was mij bekend, dat die dijk juist
verbeterd was. Ik heb in de sectie echter ter sprake gebracht,
of het mogelijk zou zijn ik wil er direct bij zeggen, dat
ik niet tot oordeelen bevoegd ben den Maredijk, die daar
aansluit aan de Laan van Poelgeest, welke een zeer landelijk
en aangenaam karakter heeft voor wandelingen, niet ook in
dien geest kan worden in orde gemaakt, te meer, waar toch
in de eerste jaren dien grond niet zal worden bebouwd. Dat
zou bijv. kunnen geschieden door het aanbrengen van struik
gewas, waardoor voorkomen zal worden dat de Maredijk in
den zomer te zonnig zal zijn en in den winter onbegaanbaar.
Mijnheer de Voorzitter. Ik zou nog graag op die vraag een
antwoord ontvangen.
De heer Bots. M. d. V. Het is door Burgemeester en Wet
houders niet aldus begrepen, maar wij zouden het kunnen
overwegen, of het mogelijk is. Dat zullen wij met genoegen doen.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik heb in de sectie een vraag
gesteld, die ook zeer beknopt is weergegeven, maar waarvan
dunkt mij, bij eenige overweging de bedoeling, ook wanneer
men de discussies in de sectie niet had bijgewoond, zooals
toch wel met een van de Wethouders het geval was, toch wel
had kunnen verstaan. Niettegenstaande ik in de sectie zeer
uitvoerig heb gesproken, wordt een antwoord gegeven, dat
de stof, die ik daar ter sprake heb gebracht, niet tot haar
recht doet komen.
Het antwoord op de opmerking, die ik heb gemaakt, dat
de singels de grintwegen in het algemeen, want het zijn
niet alleen de singels de Jan van Houtkade, Plantsoen,
Verlengde Kraaierstraat, de Zoeterwoudsche Singel, de Witte
Singel in slechten staat verkeeren, wordt absoluut verkeerd
beantwoord, als men zegt, dat de oneffenheden verband houden
met het herhaald opbreken, want het is bekend, dat het
Plantsoen in de laatste jaren absoluut niet opgebroken is,
terwijl ook het stuk van de Kraaierstraat naar de Disselbrug
en de Zoeterwoudsche singel ook niet herhaaldelijk zijn op
gebroken.
Alle zorg, die aan de grintwegen besteed wordt, is, dat men
ze zoo nu en dan begrint.
Dat heeft tengevolge, dat de oppervlakte van die grint
wegen vol is met golvingen. Ik heb dat in de secties aldus
omschreven: dat ik hoopte, dat het College gedoemd zou zjju
daarover heen en weer te rijden en dan liefst in een vaart
met een huurauto. Wij hebben nog geen gemeentelijke auto,
maar dat komt misschien wel, als de geneeskundige dienst
er een krijgt dan zal het College de ervaring kunnen op
doen, dat deze wegen niet gelijk van oppervlakte zijn. De
oorzaak daarvan is, dat die wegen nooit worden bijgewerkt
en gelijk gemaakt en er niets aan gedaan wordt behalve het
opbrengen van nieuw grint, men doet verder niets en wacht
totdat er weer grint opgedaan kan worden. De Wethouder
Fischer heeft indertijd in den Raad gezegd, dat hij niet wist
hoe men het beter moest doen. Die grintwegen zijn te ton
rond en dat is een eigenschap, welke zij niet moeten hebben.
Zij worden veel te hoog en door dat ophoogen wordt de
afwatering niet goed. Een grintweg moet niet cirkelrond,
maar eenigszins vlak hellend zijn.
Het is voor een gemeente als Leiden goed er rekening
mede te houden, dat wij leven in een tijd van motorverkeer
en dat dit niet meer behoort tot het terrein van enkele
weelde-mannen, maar zich ook uitbreidt tot het vrachtverkeer
de menschen zijn genoodzaakt van het motorverkeer gebruik
te maken. De toestand is in Leiden zoo, dat, als men eenigs
zins haast heeft, het niet mogelijk is langs die grintwegen
te gaan en men gedwongen is door de straten van de stad
te rijden. De ongelijkheid van die grintwegen is voor de
carosseries bezwaarlijk. Reeds jarenlang is er op gewezen