donderdag i6 december 1920. 729 Dé Voorzitter. Ik wil wel zeggen, dat ik niet begrijp, dat toestanden, waarin tevredenheid heerscht, op deze manier voortdurend weer in beweging gebracht worden. De heer van dek Lip. M. d. V. Ik wil mij aansluiten bij hetgeen de heèr Heemskerk heeft opgemerkt. Ik vind ook de belooning vRn de invaliden voldoende, üe menschen hebben nergens voor te zorgen zij doen geen eigenlijken arbeid in het museum, zij loopen wat rond of zitten een boek te lezen en voor die praëstatie krijgen zij 50 of 75 cent per dag betaald. Dat vind ik genoeg. Ook het loon voor de Zondagen is voldoende. Deze menschen hebben zich vrijwillig aangeboden, om er nog een duitje bij te verdienen en zij krijgen nu 1.ƒ1.50 of ƒ2.naar mate het museum korter of langer open is. Er is ook mijns inziens geen enkele reden, om deze bedragen te gaan verdubbelen. De Voorzitter. Er is bij mij ingekomen een amendement van den heer Knuttel, luidende: »Oridergeteekende stelt voor de post No. 181 te verhoogen met 881.50, teneinde de loonen der oppassers te verdubbelen." Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Knuttel wordt iri stemming gebracht en met 21 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Eikerbout, Schoneveld, Splinter, Rotteveel, Bisschop, de Lange, Heemskerk, Meijnen, Sanders, Huurman, Kuiven hoven, Bots, van der Pot, van der Lip, Eerdmans, Oostdam, Wilmer, Sijtsma, Mulder, van Hamel en de Voorzitter. Vóór stemmen: de dames BaartBraggaar en Dubbelde- manTrago, de heeren van Eek, Groeneveld, Dubbeldeman, Knuttel en de la Rie. Volgnr 181 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 182, luidende: Uitgaven voor volksfeestenontvangst van congressen e.d. 7650. De heer de Lange. M.d.'V. Ik wil een woord van leedwezen uiten over de wijze, waarop dit jaar door de 3 October- vereeniging mede gebruik is gemaakt van het gemeentelijk subsidie voor de viering van het 3 Octoberfeest. De wijze, waaróp dat dit jaar is gebeurd, maakt, dat door een achter deur weer binnengebracht is wat door den Gemeenteraad de voordeur uitgebracht was, dat wij hebben gekregen een weder invoering van de afgeschafte kermis. Het was niet voldoende om op het Schuttersveld één dag kermis te hebben, neen, die móest twee dagen duren, namelijk op 2 en 4 October. Ik hoop, dat Burgemeester en Wethouders aan de3 0ctober- vereeniging zullen kenbaar maken, dat zij niet wenschen, dat het gemeentelijk subsidie in het vervolg mede gebruikt wordt om op een dergelijke wijze feest te vieren ais dat dit jaar gedaan is. Wij moeten van gemeentewege, met gemeentegeld en op gemeenteterrein niet toelaten, dat die oude kermis, waarvan wij beweren, dat wij er genoeg van hebben, in eere wordt hersteld, al ware het alleen ter vermijding van onge bondenheid en geldverkwisting. Dat geldverkwisten heelt dit jaar op een vreeslijke manier plaats gehad. De menschen, die daar kwamen met hun spellen, zoogenaamd ten vermake van de Leidenaars, hebben dezen geëxploiteerd, want zij trachtten er zooveel mogelijk geld uit te slaan en konden dat alleen doen door exorbitante toegangsprijzen tot hun inrichtingen te vragen. Zij lieten voor de kans om in een draaimolen een duizeling op te loopen 25 cent betalen. De heer Sijtsma. Gjj zijt goed op de hoogte. De heer de Lange. Ja, anders zou ik er niet over durven spreken. Op 5 October was er maar één roep over in Leiden: ihet is ontzettend zooveel geld als er Zaterdag- en Maandag savond op het Schuttersveld is stukgeslagen" en dat in een tijd, waarin iedefeen klaagt, dat hij geen geld genoeg heeft óm in zijn noodzakelijk levensonderhoud te voorzien. Het ligt niet op den weg van het gemeentebestuur en ook niet op dien van de 3 October-vereeniging om een dergelijk noodeloos verkwisten van geld te bevorderen en ik hoop, dat mijn woorden weerklank zullen vinden in den Raad en bij Burge meester en Wethouders en dat dezen aan de 3 October- vereeniging duidelijk zullen maken, dat de feesten op één dag moeten afloopen en dat dergelijke dingen ook als het zooge naamde Lunapark op het Schuttersveld niet meer zullen Avonden tóegelaten. De heer van Eck. M. d. V. Ik ben een van de leden, die in de sectievergadering bezwaren hebben gemaakt tegen dezen post, maar bezwaren natuurlijk van geheel anderen aard dan de heer de Lange naarvoren heeft gebracht. De heer de Lange. Maar bezwaren, waarvoor gij misschien nog wel iets gevoelt. De heer van Eck. De sociaal-democraten zijn er absoluut niet tegen, dat van gemeentewege gelden worden beschikbaar gesteld om feest te vieren. Onze maatschappij is waarlijk niet zoo vroolijk en brengt niet zooveel vreugde te weeg in de groote kringen der bevolking, dat het overbodig zou zijn, dat van overheidswege ook een klein beetje feestvreugde onder de menschen werd gebracht. Maar het is een feit, dat de feesten, die wij van gemeentewege subsidieeren, bijna zonder uitzon dering dragen een nationalistisch karakter; dat die feesten met de officieele toespraken, die gehouden worden en met de liederen, die gezongen worden, leitelijk worden gebruikt als propaganda tegen ons. Een van de leden heelt gezegd, dat het zoo goed is, als de Oranjeliefde wordt aangewakkerd door deze feesten, maar deze dragen tevens een anti-socialistisch karakter. Om die redenen kunnen wij ons niet voor dezen post verklaren. Ik weet wel, dat het heel moeilijk zou zijn, dezen post op neutrale wijze te besteden, b.v. zoo, dat wij ook een subsidie zouden krijgen voor onze 1-Meiviering, zoodat ik daartoe geen voorstel zal doen. Het spijt ons wel, dat wij ons tegen dezen post moeten verklaren, want nu moeten wij ons ook verklaren tegen het kinderfeest. Aan dat kinderfeest wordt ook weer verbonden de ophemeling van de liefde voor Oranje. Het vorige jaar is door mijn partijgenooten voorgesteld, het kinderfeest op een anderen dag te geven en op die wijze bereiken, dat alle kinderen er aan konden deelnemen, maar men heeft er niet aan gewild. Ik zal ditmaal een dergelijk voorstel niet doen, maar ik wensch te verklaren, dat wij ons met dezen post niet zullen kunnen vereenigen. De heer de Lange heeft er over geklaagd, dat bij deze feesten dingen gebeuren, die ook wij liever niet hebben. Voor uitspattingen zijn wij ook niet, maar ik geloof niet, dat de gemeente daarop veel invoed kan oefenen. Ik meen, dat zulks zal kunnen gebeuren door bestrijding van het drank gebruik, maar niet door het weigeren van subsidie. Ik zou het volk niet onder curateele willen stellen door te zeggen: nu trek ik het subsidie in. Ons bezwaar is evenwel, dat ook dit feest het karakter draagt van te zijn anti-socialistisch. Onder dezen post is ook begrepen de uitgave voor officieele ontvangst van congressen. Nu zal men wel zeggendaartegen kan geen bezwaar bestaan. Maar daarmede kunnen wij ons toch ook niet vereenigen. Op zich zelf zou men kunnen oor- deelen, dat de ontvangst van een wetenschappelijk congres wel een neutraal karakter zal dragen en zou men de vraag kunnen stellenwaarom zijn de sociaal-democraten daar nu tegen? Mijnheer de Voorzitter, de wetenschap moge tot op zekere hoogte neutraal zijn, de beoefenaren van de wetenschap zijn het in geenen deele. In het algemeen echter, wanneer de overheid naar buiten optreedt, en dus ook als de 'overheid wetenschappelijke menschen ontvangt, dan tracht men daar aan altijd nog een anti-socialistisch karakter te geven en ligt daaraan altijd het streven ten grondslag om de tegenwoordige maatschappij zooveel mogelijk in stand te houden. Wij hebben het ook hier ondervonden. De Leidsche hooge- school staat zoogenaamd ook boven de partijen en wanneer de gemeente in verband daarmede de een of andere feest viering zou willen aanrichten, zou deze ook neutraal heeten. Maar toch hebben wij gezien, dat, toen een hoogleeraar benoemd moest worden, Anton Pannekoek werd geweerd, omdat hij de communistische beginselen was toegedaan. Mijnheer de Voorzitter, het spijt ons wel, dat wij ons tegen dezen post moeten verklaren, maar onze indruk is, dat, als de overheid in het publiek optreedt of recipieert, de overheid op den voorgrond doet komen haar anti-socialistisch karakter. Daarom zullen wij ons niet voor dezen post verklaren, al zullen wij geen stemming vragen. De heer Knuttel. M. d. V. Ik kan mij bijna geheel aan sluiten bij hetgeen de heer van Eck in het midden heeft gebracht en ik kan er alleen het volgende aan toevoegen. Ik wil niet zoozeer den nadruk leggen op het anti-socialistisch karakter als wel op het positieve karakter, dat de feesten hebben, namelijk van te propageeren het nationalisme, waarvan men de gevolgen in den wereldoorlog heeft gezien. De heer Elkerbout. Dat hebt gij gisteravond in de Tweede Kamer kunnen zien. Daar waren de sociaal-democraten vóór de bevordering van het nationalisme, vóór de instandhouding van het leger. De heer Knuttel. Wat gaan mij de sociaal-democraten aan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 15