DINSDAG 14 DECEMBER 19*20. 685 kunnen, of moeten gedaan worden. In het georganiseerd overleg heb ik ook de mogelijkheid aangenomen, dat later nog steun gegeven moet worden. De heer Dubbeldeman. Steun? Schaam je! De Voorzitter. Op het oogenblik is het de tijd niet, en zou het dwaasheid wezen, wanneer wij in die richting gingen werken. De heer van Stralen. Drie maanden heb ik ook gezegd! De Voorzitter. Er is hoegenaamd geen reden voor aan wezig, om het nu reeds te doen. Ik heb hier de indexcijfers liggen. Wanneer ik die naga van nu en van een jaar geleden en daarbij rekening houd met de loonsverhooging, die in dit jaar plaats gehad heeft, dan blijkt daaruit, dat de prijzen saamgenomen thans iets lager zijn dan een jaar geleden en er geen reden kan bestaan voor loonsverhooging, zooals ook de drukkers uitmaakten, die er een eigen statistiek op na houden, en enkele weken geleden duidelijk hebben uitgesproken, dat verandering van de prijzen der levensmiddelen geen aan leiding geeft thans tot loonsverhooging te besluiten. De heer van Stralen. Zeg het ook van de sigarenmakers! De Voorzitter. Dat is een feit. Dat is algemeen bekend. De heer van Stralen. Die menschen hebben 5% loons verhooging gehad! De Voorzitter. Dit kwam door de omstandigheden, n.l. omdat zij niet voldoende konden werken, maar dat is geheel iets anders dan wanneer men geregeld bezig kan zijn. Ik wil nog even een woord zeggen ten opzichte van de Christelijke onderwijzers, die door den heer van Stralen zijn genoemd. Men heelt gezegd, dat bij bepaalde gelegenheden wel bleek, dat ook van Christelijke zijde samenwerking werd gezocht met anderen, en als voorbeeld werden genomen de Christelijke onderwijzers. Ik moet hierbij opmerken, dat degenen uit de Christelijke onderwijzers, die op ditoogenblik aan die samenwerking deelnemen en deel genomen hebben, slechts een zeer klein deel zijn van het geheele aantal. De groote hoofdvereeniging heeft de samenwerking pertinent ge weigerd. De heer Dubbeldeman. Welke is dat? De Voorzitter. Dat is de Vereeniging van Christelijke onderwijzers en onderwijzeressen voor Nederland en de Oost- Indische bezittingen. De heer Dubbeldeman. De flnie? De Voorzitter. Dat is slechts een klein deel, een aanhang sel, maar de groote hoofd vereeniging heeft pertinent gewei gerd om aan de samenwerking deel te nemen. Men moet zich niet op dingen beroepen, die bepaald niet waar zijn. Ik zeg niet, dat dat opzettelijk gebeurt, maar de zaken treden daarmede in een geheel ander licht. De heer Dubbeldeman. De Katholieke onderwijzers hebben dezelfde motie aangenomen als de anderen en zijn mede gaan demonstreeren. De heer Heemskerk. Neen, apart. De Voorzitter. Dan wensch ik nog eeri opmerking te maken. Er wordt telkens gezegdwij, socialisten, hebben allerlei dingen beproefd ten bate van de werklieden. Ik heb daaraan ook eenige keeren gedacht, o. a. toen verleden week de heer van Eek zijn rede hield. Laat men toch weten, dat er altijd is een verschillende kijk op zaken en dat, wanneer dé een meent, dat iets in het algemeen belang is en speciaal in dat van de werklieden, in verscheidene gevallen een ander oordeel daartegenover staat van hen, die zeggen, dat het zoo niet is. Wanneer er iets zou wezeri, dat de leden van de rechterzijde ook oordeelden te zijn in het belang van de werklieden, zou dat nooit worden nagelaten. De heer Knuttel. Loonsverhooging is dus niet in hun belang. De Voorzitter. Niet altijd en wel dan niet, wanneer daar door de verhoudingen in de samenleving verbroken worden. Het is door een van de socialisten uitgesproken: altijd maar hooger loon! De voortdurende vraag om loonsverhooging kan de grootste dwaasheid zijn. De heer van Eck. Als zij het maar krijgen, houden zij wel op. De Voorzitter. Alles toestaan is eenvoudig onmogelijk. Een partijgenoot van den heer van Eck heeft gezegd, dat het mogelijk zal zijn voor een bepaald deel der werklieden om verhooging af te dwingen en dat kan gebeuren, maar, wordt er bij gezegd, laat men dan toch ook in aanmerking nemen, dat men dat in de meeste gevallen zal doen ten koste van eigen klassegenooten op verschillend gebied. De heer van Eck. Omdat de belangen zoo beroerd gere geld zijn. De Voorzitter. Die regeling zal de heer van Eck nooit verbeteren, en wat zijn partijgenoot zegt, ik wijs pertinent af het betoog, als men zegt: wij zoeken het belang van de arbeidersklasse. Alsof alles wat men op die manier nastreeft en voorstaat werkelijk haar belang zou zijn. Wij stellen er tegenover, dat in verscheidene gevallen is uitgemaakt, dat hetgeen men als een voordeel voorstelt tenslotte op een nadeel moet uitloopen. De heer Dubbeldeman. Er is van verschillende kanten men kan wel zeggen door alle niet-socialisten gezegd dat wij zoo breedsprakig zijn. Ik weet niet, of dat waar is. De heer Sijtsma. Weet je dat niet? De heer Dubbeldeman. Ik wil daarover niet twisten met den heer Sijtsma en zijn kleine fractie. Wij zullen toch blijven voortgaan op dien weg. Het is het eenige, wat in onze positie kan worden gedaan. Tot voor kort hebben wij alleen gesproken vanal de volkstribune in de een of andere zaal. Wij hebben er altijd naar gestreefd om de menschen te over tuigen en de bezittende klasse klein te krijgen De heer Heemskerk. Blijven probeeren, zeker! De heer Dubbeldeman. Neen, mijnheer Heemskerk! U kunt toch niet tegenspreken, dat wij dat deden met succes. In Leiden hebben wij het liberalisme weggeredeneerd tot op een kleinigheid na. Wij gaan dat werk verder voortzetten, ook hier in den Raad. Daarom moet men zich er maar niet tegen verzetten, dat wij hier wat tijd in beslag nemen om ver schillende zaken te behandelen. Het is wel de meest mensch- lievende strijdmethode, die men zich denken kan. Ik heb gisteren gehoord uit den hoek van den heer de Lange meen ik, dat als wij zoo voortgaan, rantsoeneering ingesteld zal moeten worden betreffende den spreektijd; maar ik wil hem wel opmerken, dat hij er ons zoo toe zou brengen een methode te zoeken, die ik voor mij niet gaarne zou willen toepassen. Want als men ons wil gaan beletten, om hier het socialisme te propageeren niet met de donderbussen van Dr. Knuttel, want het overgroote deel der socialisten wenscht niet met de wapenen der barbaren te vechten De heer Knuttel. Jullie bakken liever koekjes! De heer Dubbeldemandan zouden wij andere maat regelen moeten aanwenden. Mijnheer de Voorzitter! Wij hebben hier voor de arbeiders klasse gesproken en ook enkele woorden gericht tot het overschotje van het liberalisme in onze stad daar, waar het betrekking had op de volkshuisvesting en de volksgezondheid. De heer Eerdmans heeft getracht zich tegen den zoogenaamden Doppervlakkigen uitval" te verweren en de heer Sijtsma heeft gemeend, zich hierbij te moeten aansluiten. De heer Eerdmans heeft gezegd, dat de Leidsche liberale Raad destijds een verordening zou hebben gemaakt, waarbij het mogelijk werd, om woningen af te breken. Ik heb dat niet tegengesproken en zal dat niet doen. Het zal wel waar zijn, dat die verordening is gefabriceerd, maar hij vergeet: de krotten zijn niet af gebroken en het liberalisme heeft geen middel gevonden en niet gezorgd, dat die krotten werden vervangen door behoorlijke woningen. Neen, mijnheer Eerdmans! U kunt het niet tegen spreken, dat de toestanden hier in Leiden meer dan verschrik kelijk zijn. Ik heb gezegd, dat Leiden de concurrentie doch dat heeft dan zijn schaduwzijde! met Rotterdam en Amsterdam wel kan doorstaan. De heer Eerdmans heelt ook gezegd, dat de liberalen iets gedaan hebben voor de stichting van den bouw van werkmanswoningen. Zie hier weer die echt-liberale uitdrukking: »een woning voor den werkman". Maar geeft u nu toch eens een definitie van wat dan een werkmans woning is?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 7