GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 267 IlfeEKOHES STI KIii;\. N°. 403. Leiden, 14 December 1920. Voor de benoeming van eene onderwijzeres aan de O. L. school der 2e klasse voor Jongens en Meisjes, No. 4, aan den Maresingel alhier, ter vervanging van den heer J. J. Kamermans, aan wien met ingang van den len September j.l. eervol ontslag werd verleend en welke vacature voortduurt door het niet aannemen van de benoeming door den heer J. Jurjaanz, bieden wij U de volgende voordracht aan: 1°. Mej. E. SAGEKUELE, tijdelijk onderwijzeres aan de Jongensschool 2e klasse te Leiden 2°. Mej. A. PANNEKOEK, 3°. Mej. J. J. DE BRUIN, beide tijdelijk onderwijzeres aan de O. L. school der 2e klasse voor Jongens en Meisjes, No. 4, te Leiden. Onder mededeeling, dat het advies van den Arrondissements- Schoolopziener en het bericht van het Hoofd der school in de Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U thans tot de benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 404. Leiden, 14 December 1920. Aangezien tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer J. Nikerk bij ons College geen bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan den heer J. Nikerk, op diens verzoek, eervol ontslag te verleenen uit zijne betrekking van onderwijzer aan de openbare lagere school der 3e klasse N°. 9, alhier, en dat ontslag te doen ingaan op 1 Februari 1921. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Dames en Heeren! Ondergeteekende, J. Nikerk, onderwijzer a/de O. L. S. der 3e Klasse. n° 9, verzoekt U beleefd hem eervol o tsJag te willen verleenen tegen 1 Februari 1921. Hetwelk doende enz. van UEd. de dw. dienaar J. Nikerk. Leiden, 2 Dec. 3 üctoberstr. 61a. N°. 405. Leiden, 15 December 1920. Tegen inwilliging van het hiernevensgaand verzoek van H. B. Huysmans e.a., om vergunning tot demping van een gedeelte sloot langs den Rijnsburgerweg, ter lengte van 5 Meter en gelegen vóór het perceel N°. 103 aldaar, kad. bekend Gemeente Leiden, Sectie P No. 53, bestaat noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons College bezwaar, mits aan de vergunning slechts de gebruikelijke voorwaarden worden verbonden. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan H. B. Huysmans e.a., behoudens rechten van derden, ver gunning te verleenen tot demping vkn het gedeelte sloot langs den Rijnsburgerweg, ter lengte van +5 Meter, gelegen vóór het perceel No. 103 aldaar, kad. bekend gemeente Leiden Sectie P No. 53, onder de navolgende voorwaarden 1° dat uit het gedeelte sloot de brug met toebehooren worde weggeruimd en het ontdaan worde van bodem- en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven hoogte; 2° dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een riool, inw. wijd 40 bij 60 cM. van cementbeton van voldoende sterkte, op doorgaande grondplank van voldoende zwaarte worde gelegd, met den bodem binnenwerks op 1.15 M -7- N. A. P. 3° dat beide einden van het te dempen gedeelte sloot wor den afgewerkt met taluds, afgedekt door graszoden en het rijpad aan beide kanten worde voorzien van houten leuningen. Van een en ander moeten teekening en constructie vooraf door Burgemeester en Wethouders zijn goedgekeurd, terwijl ook voor een behoorlijke afwatering en verharding moet wor den gezorgd; 4° dat het riool eigendom worde van de gemeente; 5° dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het bureau van gemeentewerken; 6° dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de gemeente worden, geschiede ten genoegen van Burgemeester en Wethouders. 7° dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den 1 Februari 1921 geen gebruik is gemaakt. 8° dat geen begin met de uitvoering dezer werkzaamheden mag worden gemaakt, alvorens door adressant een waarborg som van ƒ50.ten kantore van den Gemeente-ontvanger zal zijn gestort, welke som geheel of gedeeltelijk kan worden ingehouden, indien de uitvoering niet geschiedt volgens de bovengestelde voorwaarden 9° dat de gemeente te allen tijde kosteloos in de gelegen heid gesteld worde het riool, zoo noodig, te reinigen, te her stellen, te verleggen, of daarop aansluitingen te maken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden 11 Nov. 1920. Ondergeteekende Hendrik Broer Huysmans verzoekt UEd. Achtbaren Heeren met de verschuldigde eerbied, ook namens de Heeren Jhr. Arnaud Jan Bernard Six en Julius Jan Jacob Stuijvensand Meijen eigenaren en bewoners der perceelen Rijnsburgerweg No. 101. 103 en 105, kadastraal bekend onder Sectie P No. 52, 53 en 54, Uwe toestemming voor het maken van een aarden dam in de wegsloot tegenover het middenste van de 3 genoemde perceelen, waarin te leggen voor de waterverbinding een eivormig cementen riool 40 bij 60 cM., inplaats de thans ter plaatse bestaande houten brug een en ander op bijgaande schets nader aangegeven. Hetwelk doende enz. H. B. Huysmans. Rijnsb.weg 103. Aan WelEd. Achtbaren Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. N°. 406. Leiden, 15 December 1920. Bij raadsbesluit van 2 Februari 1920 (Ingek. Stukken No. 29) werd aan de woningbouwvereeniging »de Eendracht" voor den bouw van een volksbadhuis op een terrein, gelegen aan de Medusastraat, hoek Verlengde Sieboltstraat overeenkomstig de bepalingen der Woningwet een grond voorschot van ten hoogste 6504.en een bouwvoorschot van ten hoogste 53496.— in uitzicht gesteld, mits door het Rijk voorschotten tot gelijke bedragen aan de gemeente werden toegekend en verder onder de in het besluit opgenomen voorwaarden en bepalingen. In de door de vereeniging aan de gemeente te betalen annuïteiten zou door de gemeente een bijdrage worden verleend gelijk aan het bedrag van het tekort, dat jaarlijks op de exploitatie van het badhuis zou worden geleden, tot een maximum van 3400.per jaar. Nadat de zekerheid verkregen was, dat de Rijksvoorschotten zouden worden verleend, (het desbetreffende Koninklijk Besluit dateert eerst van 16 Augustus 1920) had op 8 Juni 1920 de openbare aanbesteding van den bouw door de vereeniging plaats. Slechts twee aannemers schreven in, waarvan de laagste voor 56000.en de hoogste voor 67337.In aanmerking nemende, dat de eigenlijke bouwkosten volgens de in genoemd Ingekomen Stuk opgenomen bouw- en exploi tatierekening werden geraamd op ƒ35000.—, zouden bij gunning aan een van beide inschrijvers de totale stichtingskosten dus vermoedelijk van 60000.tot ƒ81000.resp. ƒ92000. stijgen. Inmiddels verzocht de laagste inschrijver, onder bewering, dat hij zich verrekend had, van zijne verplichting tot uitvoering van het werk ontslagen te worden. Een en ander gaf de vereeniging aanleiding zich tot ons College te wenden met het verzoek, om goed te keuren, dat het werk niet werd gegund, doch de bouw van het badhuis in eigen beheer werd uitgevoerd. Aangezien het hier een vrij eenvoudig werk betrof, dat zich uitstekend voor het nemen van een proef met den bouw in eigen beheer leende, achtte ons College wel termen aanwezig, om aan den wensch der vereeniging gevolg te geven. En

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 36