DINSDAG 14 DECEMBER 1920.
711
Bij volgnr 118 wordt de begrooting der Gezondheidscommissie
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd,
waarna ook dit volgnr en volgnr 119 zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 120, luidende: y>Annuïtêiten aan
het Rijk verschuldigd, ter zake van voorschotten in hel belang^
van de verbetering der Volkshuisvestingf 115314.
verhoogd met f 8265.— in verband met de aan het Rijk
verschuldigde annuïteit voor het bij Koninklijk Besluit van
16 Augustus 1920, No. 31 aan de gemeente toegekende voor
schot ten behoeve van den bouw van een volksbadhuis door
de woningbouwvereeniging »de Eendracht."
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik heb er in de secties op
gewezen, dat er mijns inziens heel weinig toezicht was op
het leegstaan van woningen. Men heeft dat blijkbaar niet goed
begrepen. Maar het is toch inderdaad een feit, het heeft meer
malen mijn aandacht getrokken, dat een woning, waarvan ik
overtuigd was, dat zij werkelijk nog geschikt was om te
worden bewoond, aan de volkshuisvesting werd onttrokken.
Dat gebeurde bijvoorbeeld met een van de winkeltjes, die men
op de Kaiserstraat gehad heeft en die nu in gebruik genomen
is voor een fabriek.
De heer van der Pot. Betreft dit de firma Beuth? Die
woning is nu weer bewoond!
De heer Dubbeldeman. Die is toch een tijd lang in gebruik
genomen bij de fabriek. Toen ik die opmerking in de secties
maakte heb ik daags te voren nog geconstateerd, dat het huis
als pakhuis in gebruik genomen was, ik had dus volkomen
het recht die klacht naar voren te brengen.
De heer van Stralen zegt hier: het wordt nog niet bewoond,
zij willen er niets aan doen.
Mijnheer de Voorzitter. Het is geen krot, het is een huis,
dat nog heel geschikt gemaakt kan worden.
De heer Sijtsma. Wie is de eigenaar?
De heer Dubbeldeman. Dat kan mij niet schelen, maar ik
weet, dat het als pakhuis wordt gebruikt. Dat is al weken
gebeurd en het verwondert mij, dat daarop geen aanmerking
is gemaakt. Hoor ik straks, dat het wel gebeurt, dan zal mij
dat verblijden.
Ik noem slechts één voorbeeld, maar ik zou er meer kunnen
noemen. Mijn vraag is nu of er niet beter op toegezien kan
worden, bijvoorbeeld door de politieagenten, die dan tenminste
iets nuttigs zouden doen. Zij komen door de geheele stad;
als zij aanteekening houden van dergelijke gevallen, kunnen
de ambtenaren belast worden met het instellen van een
verder onderzoek. Als bekend was, dat dat gebeurde, zou
men in het vervolg er niet zoo gemakkelijk toe komen derge
lijke woningen aan hun bestemming te onttrekken.
De heer van Stralen. M. d. V. De klacht, uitgesproken
door mijn partijgenoot Dubbeldeman, wil ik ondersteunen.
Het is een feit, dat deze verordening zoo goed als niet wordt
toegepast en ook geen gevolg wordt gegeven aan de bepaling,
in die verordening voorkomende, dat de politieagenten ver
plicht zijn overtredingen op te sporen. Ik geloof niet, dat
het ooit is voorgekomen ik heb dergelijke gevallen tenminste
nog nooit gehoord dat een politieagent heeft aangebracht,
dat een woning aan haar bestemming is onttrokken. Mijn
partijgenooten hebben wel van die gevallen medegedeeld en
dan heeft de Wethouder er werk van gemaakt door de
ambtenaren van de bouwpolitie er op te wijzen, maar zelden
is het gevolg geweest, dat zulk een woning dan aan haar
bestemming werd teruggegeven. Ofschoon er een verordening
is, gaat het vroolijk door en worden maanden lang woningen
aan haar bestemming onttrokken met de bedoeling ze bij het
fabrieksterrein te trekken. Wordt het na maanden aan het
bouw- en woningtoezicht bekend, dan heeft dat nog niet
altijd tengevolge, dat die woningen aan haar bestemming
worden teruggegeven, omdat van de zijde van die fabrikanten
de grootst mogelijke tegenwerking wordt ondervonden.
Wat het geval van de firma Beuth betreft, door Burge
meester en Wethouders is gelast die woning aan haar vroegere
bestemming terug te geven. In de Huurcommissie is besproken
om een gezin, dat gedreigd werd uit de woning te worden
gezet, in die woning onder te brengen, maar dat is niet gelukt
tengevolge van de tegenwerking van deze firma, die dat huis
tot nog toe als pakhuis voor ingrediënten gebruikte.
Ik vraag welk effect deze verordening heeft, ook voor het
prestige van Burgemeester en Wethouders, als de eigenaar
bereid is een huurder in zulk een woning toe te laten, maar
weigert er iets aan te doen, zoodat practisch het gevolg is,
dat niemand er in kan wonen
Ik meen, dat de heer Dubbeldeman deze klacht terecht
heeft geuit, en ik zou willen, dat de straatpolitie alle zorg er
aan besteedde om dergelijke gevallen aan te brengen.
De heer van der Pot. M. d. V. De heer van Stralen vergist
zich ten eenenmale, dat de eenige gevallen, waarin deze ver
ordening wordt toegepast, die zijn, welke door hem of zijn
partijgenooten zijn aangebracht. Ik kan wel mededeelen, dat
er tegenwoordig bijna geen enkele vergadering van Burge
meester en Wethouders voorbijgaat, waarin niet een ver
gunningsaanvrage inkomt om een woning of een gedeelte van
een woning aan de bestemming te onttrekken, en dat er
dikwijls meerdere van die aanvragen in één vergadering zijn,
terwijl in 80% van de gevallen de vergunning geweigerd
wordt. Of die gevallen al of niet door de politie worden aan
gebracht, is niet de hoofdzaak. Ik geef toe, dat de heer van
Stralen niet de meest aangewezene is om dat te doen, maar de
meeste gevallen worden door de ambtenaren van het bouw
en woningtoezicht aangebracht.
Wat het effect van deze verordening aangaat, volkomen
effect bereikt, men niet. Ik geef dat toe, maar juist de om
standigheid, waarop de aandacht wordt gevestigd, dat men
een eigenaar aan de hand van de verordening niet kan dwingen
om aan zulk een woning verbeteringen aan te brengen, tenzij
het is op grond van volkomen onbewoonbaarheid, is natuurlijk
ook een groot bezwaar.
Wat verder betreft het feit, dat die verordening niet afdoende
gewerkt heeft, mij dunkt, het zal den heer van Stralen, als
hij de rubriek rechtszaken in de courant volgt, niet moeilijk
vallen na te gaan, wat de oorzaak daarvan is geweest. Er is
een geval waarvoor een vervolging is uitgelokt vanwege de
gemeente, en de heer van Stralen zal wel weten, wat daar
van het resultaat is geweest.
De heer van Stralen. Wat schieten we daarmee op?
De heer van der Pot. Wij kunnen er toch niets aan doen
en het is dan ook heel gelukkig, dat die verordening binnen
heel kort vervangen zal worden door een wet, dan zal de
zaak veel beter behartigd kunnen worden. Wij hebben in
middels met behulp van die verordening hier getracht te
bereiken, wat bereikt kon worden en dat is niet zoo weinig
geweest.
De heer van Stralen. M. d. V. Mag ik een vraag doen?
Als er een verzoek is ingekomen om een woning aan haar
bestemming te onttrekken, en daarop is door Burgemeester
en Wethouders gunstig beschikt, kan dan deze vergunning
later ingetrokken worden, indien blijkt dat de houder van
de vergunning zich niet houdt aan de voorwaarden waarop
hij vergunning heeft gekregen
Er is aan de Hooglandsche Kerkgracht een prachtig huis,
dat maanden leeg staat. Ik meen, dat door de firma, die
eigenares van dat perceel is, aan Burgemeester en Wethouders
vergunning is gevraagd om dat perceel aan zijn bestemming
te mogen onttrekken, onder mededeeling, dat een van de
employés het gedeeltelijk als woning zou krijgen. Dat laatste
nu is niet gebeurd, het perceel wordt gebruikt als pakhuis
en twee mooie kamers hebben maanden lang leeg gestaan.
Als nu de gedeeltelijke bewoning van het perceel de voor
waarde is geweest, waarop de vergunning verleend is, dan is
aan die voorwaarde niet voldaan.
Kan in dit geval de vergunning worden ingetrokken?
De heer van der Pot. Ja, als de voorwaarden niet worden
nagekomen kan de vergunning worden ingetrokken. Ik weet
dit geval niet precies uit mijn hoofd, maar men voelt dat
het buitengewoon moeilijk kan zijn te bepalen, of men zich
aan de voorwaarden gehouden heeft. Indien het in de bedoeling
ligt, dat er iemand in komt wonen, maar zoo iemand komt
door een of andere omstandigheid niet direct de woning
betrekken, dan kan moeilijk geconstateerd worden, dat niet
aan de voorwaarde voldaan is.
Men ziet soms wel woningen leeg staan, die dicht gespijkerd
zijn. Laat ik dan informeeren, dan zegt men, die woningen
zijn bestemd voor werklieden, die nog moeten komen. De
vrijheid om de woningen eenigen tijd te laten leegstaan
ontneemt de verordening aan de woningeigenaren niet; dat
is geen onttrekken aan de bestemming. Wanneer een fabrikant
woningen koopt voor werklieden en die werklieden zijn er op
het oogenblik niet en hij zegt: die komen er over drie maanden
in, dan geeft die verordening niet 'de bevoegdheid om te
zeggen gij moet dan die woningen gedurende die drie maanden
aan anderen verhuren, want dan zouden vermoedelijk, als die
werklieden kwamen, de tijdelijke bewoners er niet uit
willen gaan.
Wanneer u het met de Huuraanzeggingswet klaar kunt
krijgen, dat die fabrikant nog gedurende die drie maanden de
woningen moet verhuren, dan lijkt mij dat bewonderenswaardig,
I maar ik geloof het nog niet.
f'