710
DINSDAG 14 DECEMBER 1920.
die de sociaal-democraten hebben over arbeiderswoningbouw.
Ik heb mij gehouden, en zal mij houden aan het Program
onzer partijdat zegt in art. 4
«Gemeentelijke woningbouw en krachtige, snelle bevordering
van bouw door bouwvereenigingen. Vaststelling van een bouw
verordening, die een goeden woningbouw verzekert. Bevorde
ring van gemeenschappelijke inrichtingen voor de vereen
voudiging van de huishouding en voor kinderverzorging. Naast
hoogbouw bevordering van tuinstadbouw en van huizen voor
een of twee gezinnen. Krachtige voortzetting der onbewoon
baarverklaring van krotten. Opruiming van slechte brokken
en wijken door onteigening. Vaststelling eener verordening
op de dichtheid der bewoning van de woningen. Verhuring
van woningen voor groote gezinnen en lagere inkomens beneden
kostprijs. Wering van allen werkgeversinvloed op de verhuring
der woningen, ontstaan door werkgeversbijdragen in de woning
bouwkosten. Gemeentelijke hypotheekbanken ter bevordering
van den bouw van woningen, voor welke geen rijksvoorschotten
zijn te verkrijgen. Zorg voor uitbreiding van openbare parken
en plantsoenen. Zorg voor volledige inrichting der nieuwe
woonwijken; voorziening met scholen, enz."
Zie hier mijnheer Schoneveld de stof waaruit mijn voor
stellen zijn ontworpen.
Dat ik vanavond niet zou hebben doen uitkomen, dat door
de arbeiders zelf woningen moeten worden gebouwd, moet ik
dan, ook tegenspreken, ik heb gezegd, dat het juist vrienden
van mij waren, die hier het eerst het initiatief genomen
hebben voor de oprichting van een arbeiderswoningbouwver-
eeniging, met het doel, betere arbeiderswoningen te krijgen
en ik stem toe, dat dit de taak is van de arbeiderswoning-
bouwvereenigingen, maar niet om in het woningtekort te
voorzien. \ls er woningnood is, speciaal waar krotten afge
broken moeten worden, dan moet de Gemeente ingrijpen.
Daarom juist heb ik hier dat voorstel gedaan. Als dat niet
uitsluitend mijn bedoeling was dan had ik andere voorstellen
gedaan, dan had ik moeten voorstellen, dat door den Raad
geen subsidie en ook geen kapitalen meer zouden worden ver
strekt voor arbeiders woningbouwvereenigingen, maar dat is
mijn bedoeling niet!
Mijn bedoeling was de bevordering van betere woningen
voor de arbeiders aan de arbeiders zelf over te laten, omdat
zij zeil het best weten, wat voor hun gezinnen noodig is;
maar, zooals ik reeds gezegd heb, de gemeente heeft de taak
om te zorgen, dat de krotwoningen opgeruimd worden. Dat
kunnen wij niet opdragen aan de een of andere woning
bouwvereniging; deden wij dat, dan zou zich dit euvel
voordoen, dat wanneer een bouwvereniging met een plan
bij den Raad kwam hetgeen al gebeurd is door het
College toestemming tot bouwen werd verleend onder beding,
dat de gemeente zooveel procent van de woningen moest
hebben, dan zou de vereniging dus niet meer vrij staan in
hetgeen zij scheppen wil. Het spreekt vanzelf, dat wanneer
de gemeente bepalingen maakt, dat zij een zeker aantal van
de te bouwen woningen moet hebben, dan ook zou willen1
voorschrijven hoe de woningen zijn moeten. Daarmede zou
echter het mooie, dat in die bouwvereenigingen zit, te niet
gedaan worden.
Ik ben het er mede eens, dat alle productieve krachten
moeten worden aangewend, maar dan niet in het belang der
bezittende klasse, maar in het belang der gemeenschap. Daarom
verzet ik mij tegen hetgeen de heer de Lange wil en ben ik
er een voorstander van, dat, als de woningbouwvereenigingen
het niet kunnen, de gemeente het zelf gaat doen.
Daarom zeg ik: laten wij een commissie benoemen het
spijt mij, dat de Wethouder van de Volkshuisvesting niet aan
het hoofd daarvan wil staan om een onderzoek in te stellen
in Nederland, naar de wijze, waarop de bouw van gemeente
woningen het best kan geschieden.
Dat behoeft niet veel geld te kostener is voor ons heel
wat te bestudeeren in Amsterdam en Rotterdam, waar men
ondervinding hieromtrent heeft opgedaan, ook in Zaandam en
Utrecht. Hoe meer wij op dat terrein te weten komen, hoe
beter. Als de heeren daar tegen zijn betreur ik dat zeer, dat
zal dan in het nadeel zijn van de volkshuisvesting te Leiden.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik zal in tweeden termijn
niet veel meer over de voorstellen zeggen, maar nu de heer
Dubbeldeman er op teruggekomen is, wensch ik er op te
wijzen, dat men bij mijn weten in geen enkele gemeente
rechtstreeks gaat bouwen voor de bewoners van slechte
woningen. Dat wil niet zeggen, dat men die menschen in
hun woningen laat zitten, maar dat men er op rekent, dat,
als er nieuwe woningen worden gebouwd, er andere woningen
vrij komen en zoo een opschuiving plaats heeft en het mogelijk
wordt gemaakt om, doordat er eenige ruimte komt, die slechte
woningen onbewoonbaar te verklaren en op te ruimen. Dat
is de juiste manier en de eenige manier, welke in een gemeente
met financiën als Leiden mogelijk is. Dit systeem is vroeger
gevolgd en kan nu nog worden gevolgd, wanneer het tijdstip
zal zijn aangebroken, waarop wij dien weg weer kunnen
inslaan. Al lang geleden heb ik aan de federatie van woning
bouwvereenigingen toegezegd over deze kwestie haar advies
te zullen vragen, doch van die zijde is mij toen aangeraden
daarmede nog even te wachten. Ik hoop, dat het niet lang
meer zal duren, dat wij dien weg weer kunnen opgaan.
Daarvoor moeten wij echter niet 250 woningen gaan bouwen
rechtstreeks voor bewoners van slechte woningen, want dat
brengt niet alleen een uitgave van 1^ millioen, van welke ik
niet weet waar ik ze vandaan moet halen, maar bovendien
een uiterst nadeelige exploitatie, omdat deze woningen voor
een minimalen huurprijs zouden moeten worden verhuurd en
de kosten dus voor 80% a 90% voor rekening van de gemeente
zouden komen.
De Voorzitter. Er is straks op minachtende wijze gesproken
over de redenen, welke men destijds had om woningen op te
ruimen. Vanaf 1893, toen ik in den Raad ben gekomen, is het
mede mijn werk geweest om krotten op te ruimen. In het
bijzonder noem ik een poort, die destijds op den Hoogewoerd
was, waarin 24 woningen waren en die gesloten is, niet om
een fabriek te dienen, maar alleen om krotten weg te krijgen,
die voor bewoning geheel ongeschikt waren en daarvoor niet
gebruikt mochten worden. En nu is het heel gemakkelijk om
met woorden in een korten tijd je heel wat woningen voor
de oogen te tooveren. De heer Dubbeldeman zegt wel, dat
men dat op kalme wijze doet, maar de practijk er van is,
dat op zijn kalme wijze de gemeente aan den strop moet
hangen. Met de vraag waar wij het geld vandaan moeten
halen wordt geen rekening gehouden. Wanneer wij met
oordeel overleggen en met verstand handelen, kunnen wij
nooit op deze wijze de zaak trachten te behartigen.
Wat betreft het voorstel van den heer Dubbeldeman om
250 woningen voor rekening van de gemeente te bouwen, de
Wethouder van der Pot wees er reeds op, dat daarmede een
kapitaal gemoeid zou zijn, dat de gemeente niet kan dragen.
De heer Dubbeldeman. Gij krijgt 250 woningen en gij
neemt er een hypotheek op.
De Voorzitter. Ik kan mij niet voorstellen, dat de Raad
zoo dwaas zal zijn dit voorstel aan te nemen.
Wat het voorstel betreffende de benoeming van een Commissie
betreft, ook daarvan zou ik de aanneming willen ontraden.
Onze vlijtige Wethouder voor den woningbouw heeft pas een
samenkomst gehad met de vertegenwoordigers van de ver
schillende woningbouwvereenigingen en dat is een vergadering
van groote beteekenis geweest, want daaraan werd deelgenomen
door personen, die op dit terrein en met dit werk bekend
zijn. Ik geloof, dat de Raad verstandig zal doen voor het oogen-
blik even af te wachten wat die Commissie zal tot stand brengen.
Het is pas een eerste samenkomst geweest, maar waar men
zich begeeft op een terrein, waarop men reeds zooveel practische
ervaring heeft opgedaan, meen ik, dat wij verstandig zullen
doen eens af te wachten wat daar verder zal worden tot
stand gebracht. Dat met alle inspanning en alle overleg ge
handeld zal worden in het belang van den woningbouw, kunnen
wij zeker wel vaststellen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Dubbeldeman, in zake het van
gemeentewege bouwen en exploiteeren van 250 woningen,
wordt, in stemming gebracht en met 23 tegen 8 stemmen'
verworpen.
Tegen stemmen de heeren Wilbrink, Eikerbout, Schoneveld,
Splinter, Stijnman, Rotteveel, Bisschop, de Lange, Heemskerk,
Meijnen, Sanders, Huurman, Kuivenhoven, Bots, van der Pot'
van der Lip, Eerdmans, Uostdam, Wilmer, Sijtsma, Mulder,
van Hamel en de Voorzitter.
Vóór stemmen: de dames Baart—Braggaar en Dubbelde
manTrago, de heeren van Eek, van Stralen, Groeneveld,
Dubbeldeman, Knuttel en de la Rie.
Het voorstel van den heer Dubbeldeman in zake de be
noeming van een Commissie ter spoedige voorziening in het
tekort aan woningen, wordt vervolgens eveneens met 23 tegen
8 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Eikerbout, Schoneveld,
Splinter, Stijnman, Rotteveel, Bisschop, de Lange, Heemskerk,
Meijnen, Sandeis, Huurman, Kuivenhoven, Bots, van der Pot,
van der Lip, Eerdmans, üostdam, Wilmer, Sijtsma, Mulder,
van Hamel en de Voorzitter.
Vóór stemmen: de dames Baart—Braggaar en Dubbelde
man—Trago, de heeren van Eek, van Stralen, Groeneveld,
Dubbeldeman, Knuttel en de la Rie.