702
DINSDAG 14 DECEMBER 1920.
houden, want ik geef u de verzekering, dat het in de toekomst
beter moet zijn dan het thans is. Dat wordt tenvolle erkend,
maar in aanmerking dient te worden genomen, dat het samen
stellen van de kiezerslijst in verband met de kolossale uit
breiding van het kiezerstal, met name doordat ook de dames
aan de verkiezingen gingen deelnemen, een reuzenwerk is
geweest. Ik erken dat er fouten zijn geweest en wij ons
hebben afgevraagd hoe het mogelijk was, dat personen, die
altijd kiezer waren geweest, nu niet op de kiezerslijst voor
kwamen. De critiek, welke geoefend wordt, is gegrond en
dat wij ons zullen beijveren om de zaak in het vervolg beter
in orde te hebben, daarop kan de heer Groeneveld rekenen.
De beraadslaging wordt gesloten en volgn 93 zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
De volgnrs 94 tot en met 101, dit laatste verhoogd met
f 1067.wegens verhooging van de aan de waagwerkers uit
te keeren werkloonen aan de vette varkensmarkt van 15
cents op 25 cents per vaiken, ingevolge raadsbesluit van
15 November 1920, volgns. 102 tot en met 106 worden
achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 107, luidende: Belooning van de
inspecteurs, dienaars en verdere beambten van politie, mits
gaders van de veldwachtersf 315.591.
verhoogd met f 3478.wegens uitbreiding van het politie
personeel met 2 agenten van politie.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik zal bij dit volgnummer
stemming vragen over een onderdeel, namelijk over het be
drag van f 364, dat gevraagd wordt »teneinde den Burge
meester in de gelegenheid te stellen, aan ten hoogste 10
agenten 1ste klasse, die zich door bijzondere geschiktheid en
dienstijver onderscheiden, den rang van brigadier toe te
kennen."
De Voorzitter. Dat kan niet afzonderlijk in stemming
worden gebracht; dan moet gij een amendement voorstellen
om den post met dat bedrag te verminderen.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik heb in de secties de vraag
gesteld; »of een register wordt bijgehouden van personen
bekend als leden der revolutionnaire partij."
Daarop is geantwoord:
»De hier gedane vraag betreft eene aangelegenheid der
justitieele politie, welke buiten de bevoegdheidssfeer van den
Raad valt."
Ik heb geen oogenblik getwijfeld of ik dat antwoord zou
krijgen. Het houdt voor mij een bevestiging in, want anders
zou men het wel ontkend hebben. Ik heb ook naar den be
kenden weg gevraagd. Ik heb er alleen de aandacht op willen
vestigen en dat heb ik gedaan om duidelijk te doen uitkomen
hoe bezwaarlijk het voor mij is dit bedrag toe te staan. Wij
betalen dus voor de politie, die dingen doet, welke liggen
buiten de bevoegdheidssfeer van den Raad. Dat zijn dingen,
waarbij de politie als een politiek instrument optreedt om
deze zoogenaamde orde van zaken te handhaven.
U begrijpt, dat, als ik alleen op dit ééne feit wijs, ik verder
geen woord behoef vuil te maken om te doen zien, dat wij
onmogelijk onze stem aan dit bedrag kunnen geven.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik ben in een van de secties een
der leden geweest, die hebben gevraagd of op de politie niet
kon worden bezuinigd. Ik heb over enkele jaren, die achter
ons liggen, de kosten der politie nagegaan. In 1919 bedroegen
zij f 175.000,in 1920 was dat bedrag geklommen tot
ƒ232 000.en thans staat er op de begrooting een bedrag
van f 315.000.uitgetrokken. Tellen wij daarbij op de be
dragen van al de andere dingen, zooals het salaris van den
Commissaris van politie, het kleedingfonds enz. tot een ge
zamenlijk cijfer van f 45.000.dan wordt het een geweldig
hoog bedrag.
Eu nu heb ik mij afgevraagd, is het eigenlijk wel noodig,
dat wij zoo'n groot politiecorps hebben. Ik erken graag, dat
wij in den tegenwoordigen Commissaris een knap en humaan
man hebben, maar ik geloof ook, dat het een dure Commis
saris is, die bij voorkeur adviseert vermeerdering van perso
neel en verbetering van de politietoestanden op elk gebied.
Als wij nu hebben kunnen opmerken, hoe een inspecteur en
een paar agenten den geheeleu distributietijd belast zijn ge
weest en nog worden belast met den verkoop van manufac
turen, schoenen, enz., dan vraagt men zich afis dat nu de
taak van de Politie, had men daarvoor geen goedkoopere
krachten kunnen nemen? Wanneer die drie menschen daar
voor noodig waren en daarvoor gemist konden worden, dan
is het toch vreemd dat, nu deze zaken zoo goed als achter den
rug zijn en zij geheel weer voor politiediensten beschikbaar
zijn, men toch het politiepersoneel gaat vermeerderen. In die
dagen, toen het sectieverslag behandeld werd, was er juist
een vacature als inspecteur. De heer Pronk had zijn ontslag
gevraagd en toen heb ik de opmerking gemaakt, of het nu
niet mogelijk ware, dat men in de vacature niet voorzag. Men
had hier de andere inspecteurs bevorderd en een jongste zou
nu moeten benoemd worden; maar voordat wij daarover hier
een beslissing kunnen nemen, heb ik in de courant gelezen,
dat men alweer een adjunct-inspecteur benoemd heeft. Het
aantal adjunct-inspecteurs is telkens kleiner geworden door
voortdurend bevorderen tot inspecteur; ik geloof dat wij er
op het oogenbdk slechts 1 hebben.
En nu zou ik willen vragen, of het niet wenschelijk zou zijn,
waar wij toch zooveel als het kan moeten bezuinigen, hier een
bezuiniging aan te brengen. Ik weet niet waar het met dat voort
durend uitbreiden van personeel heen moet. Een ander lid heeft
in de secties dan ook gevraagd, hoe het komt, dat wij dit jaar
een inspecteur meer hebben dan het vorig jaar. Het antwoord
daarop heeft mij niet in alle opzichten bevredigd. Nu komt
die inspecteur er weer bij, maar bovendien worden er twee
agenten meer gevraagd, waarvoor nog een bedrag moet wor
den uitgegeven. Men zegt: »er komen ook wetten bij," maar
ik wijs nog eens op den distributietijd, toen door een inspec
teur en twee agenten manufacturen verkocht werden.
Ik zou daarom, wanneer ik daarvoor medewerking kan krij
gen, geneigd zijn het voorstel te doen om dien inspecteur en
die twee agenten er niet bij te nemen.
De heer Wilmer. M. d. V. Een enkel kort woord. Ik zou
gaarne den wensch naar voren brengen om die onder de bij
zondere aandacht van de desbetreffende autoriteiten te brengen.
Ik moet beginnen te zeggen, dat ik dien wensch eigenlijk bij
het Voorloopig Verslag kenbaar had moeten maken. Ik hoop,
dat men mij zal willen verontschuldigen, als ik het thans
met een kort woord doe.
Ik voel n.l. de wenschelijkheid, dat in het politiecorps ook
de vrouw haar intrede doet, ik bedoel niet zoo .zeer wat
betreft het politietoezicht op de straat, als wel in den rang
van inspecteur. Het schijnt mjj toe, dat, wanneer er een
vrouw onder de inspecteurs wordt opgenomen, zij verschillende
zaken beter zal kunnen behandelen dan een man vermag te
doen. Ik bedoel hier voornamelijk de helaas steeds meer voor
komende kinderzaken, welke dikwijls van zeer delicaten aard
zijn, en waarin het voor de betrokken personen en vooral
voor de betrokken ouders wel gewenscht zou zijn, dat de
ondervraging geschiedde door een vrouw inplaats van door
een man.
Ik wilde vragen, of de autoriteiten, wien het aangaat, die
wenschelijkheid ook niet inzien en althans in den rang van
inspecteur de vrouw haar intrede in het politiecorps te
laten doen.
De heer van Eck. M. d. V. De vraag van den heer Knuttel
omtrent het bijhouden van de ledenlijst der revolutionnaire
partij en zijn mededeeling, dat hij ook om die reden stem
ming zal vragen over het hoofdstuk Politie, geven mij aan
leiding ook een enkele opmerking te maken. Wij, sociaal
democraten, staan ten opzichte van de politie op een ander
standpunt dan de communistische partij. Het spreekt van
zelf, dat dezelfde bezwaren, welke wij hebben tegen den staat
en de gemeente, bij ons ook bestaan tegen het instituut der
politie; maar aan den anderen kant erkennen wij volkomen, dat
ook in de kapitalistische maatschappij de politie absoluut niet
gemist kan worden en dat zij bij verschillende gelegenheden
beslist noodig is. Ik denk daarbij niet alleen aan het feit,
waarvoor de communistische Raadsleden te Amsterdam een
uitzondering hebben gemaakt, n.l. dat de politie riöodig is ten
behoeve van de regeling van het verkeer, maar ik denk ook
aan gevallen van brand, ongelukken, aanvallen op personen
en goederen enzwaarin, naar ik meen, iedereen van de
hulp van de politie gebruik maakt. Zoolang wij den staat en
de gemeente niet door een ander machtsinstituut kunnen
vervangen, kunnen wij ook de politie niet missen, maar dit
neemt niet weg, dat ik de opmerking van Knuttel en diens protest
tegen het bijhouden van die lijst volkomen ondersteun. Ik geef
toe, dat Burgemeester en Wethouders in hun recht zijn, als
zij zeggen, dat dit punt behoort tot de bevoegdheden van de
justitieele politie inderdaad zijn de politieagenten ook de
dienaren van het Rijk en buiten de bevoegdheidssfeer van
den Raad ligt. De Raad mist de macht zich daartegen te
verzetten; het gebeurt onafhankelijk van zijn wil. Maar ik
zou willen vragen ik weet al welk antwoord ik zal krijgen
of wij het niet mogen weten, want ik onderstel dat het ge
beurt ik zal niet zeggen, dat het gebeurt daar, als die
registers worden bijgehouden, deze worden bewaard in onze
gebouwen, waarvan wij de bestuurders zijn. Wij hebben niet
de bevoegdheid te zeggen, dat dit of dat mag of niet mag
gebeuren, maar mogen wij niet weten, dat het gebeurt? Ik
zal ten antwoord krijgen, dat Burgemeester en Wethouders