DINSDAG 14 DECEMBER 1920.
699
Voortzetting Tan de openbare vergadering
van 6 December 1920 op Dinsdag
14 December des avonds te 8£ nur.
Voorzitter: de Wethouder W. PERA.
Afwezig: de Burgemeester wegens ongesteldheid.
Voortgezet wordt de behandeling der Uitgaven van de
begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor
den dienst 1921.
Beraadslagingover volgnr 75, luidende: tSchrijfloonen f4000".
De heer Knuttel. M. d. V. Ik heb in de sectie-vergadering
dit volgnummer ter sprake gebracht naar aanleiding van een
klacht, welke mij ter oore was gekomen, over te laag loon
voor de dagschrijvers. Ik zie in het antwoord van Burgemeester
en Wethouders, dat dat loon van f 3 op f 4 per dag is ge
bracht, maar ook dit laatste bedrag is mijns inziens te laag,
omdat daardoor slechts een weekloon van f 24 wordt gemaakt.
Ik meen, dat het dagloon op tenminste f 5 moet worden
gesteld, maar, als ik dat zeg, bedoel ik daarmede volstrekt
niet als mijn meening te kennen te geven, dat daarmede een
behoorlijk weekloon kan worden verkregen, maar dan is dat
ongeveer in overeenstemming met de voor de werklieden en
ambtenaren bestaande salarisregeling, met inachtneming van
den regel, dat los werk iets hooger moet worden betaald dan
vast werk.
Dit is bij verschillende vakken het geval. Daarom stel ik
voor de loonen van de dagschrijvers op 5 per dag te stellen
en daarvoor artikel 75 te verhoogen met f 1000.
De Voorzitter. Het loon is overeenkomstig de verorde
ning f 1500.
De heer Knuttel stelt voor:
»Ondergeteekende stelt voor de belooning der dag-schrijvers
te stellen op 5 per dag en daartoe art. 75 te verhoogen
met f 1000.
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt mits
dien een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Knuttel. M. d. V. U rekent den Zondag ook mee.
U kunt het op niet meer dan f 1200.berekenen. Als u nu
f 1500.een normaal loon vindt, dan bewijst dat, dat ik met
die f 5.per dag een goede keus gedaan heb.
De Voorzitter. De uitbetaling van het loon aan dagschrijvers
vindt in elk geval plaats overeenkomstig de verordening.
De heer Knuttel. Ik herinner mij niet, dat wij daaromtrent
een verordening hebben vastgesteld.
De heer van der Pot. Het loon van de schrijvers is vol
gens de verordening bepaald op f 1400.tot f 1800.
Wanneer u nu aan een dagschrijver f 5.per dag wilt
geven, dan krijgt hij gerekend over 300 dagen meer dan een
schrijver in vasten dienst, dat is niet juist!
De heer Knuttel. Ik geloof wel dat het juist is.
De heer van der Pot. Als zoo'n man dan in vasten dienst
wordt aangenomen zou hij achteruit gaan.
De heer Wilbrink. Dat is bij Hollandsche werklieden wel
meer het geval.
De heer Eerdmans. M. d. V. Wij hebben vanmiddag van
den heer Groeneveld enkele voorstellen ontvangen om posten
van deze begrooting te verhoogen. Ik bemerk nu dat de heer
Knuttel een dergelijk voorstel doet en er zullen er waar
schijnlijk meer komen. Nu is deze begrooting sinds geruimen
tijd in onze handen geweest en het komt mij voor, dat het
bijzonder moeilijk is over al deze posten, wanneer die zoo
plotseling voor verhooging worden voorgesteld, een gezet
oordeel te vormen. Is het niet mogelijk, wanneer men weer
met dergelijke voorstellen komt, die althans van te voren te
annonceeren, zoodat men gelegenheid heeft zich er over te
beraden
Wanneer bij al die artikelen plotseling een verhooging
voorgesteld wordt, is het voor de Raadsleden buitengewoon
moeilijk, wanneer er iets meer aan vastzit dan men opper
vlakkig beschouwd zou denken, buitengewoon moeilijk de
zaak te controleeren. Wij zouden er in andere lichamen niet
aan denken dergelijke uitgaven zoo plotseling te doen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou het heel goed vinden
wanneer die voorstellen ons vooraf bereikten. Maar als in de
sectieverslagen dergelijke punten besproken worden, dan kan
men verwachten, dat in de vergadering daaromtrent voor
stellen gedaan worden en dan bereidt men er zich onwille
keurig op voor. Ik heb misschien van avond ook wel een
enkel voorstel niet tot verhooging, daar houd ik niet van
maar ik heb niet gemeend dat dit voorstel vooraf geannon
ceerd moest worden bij Burgemeester en Wethouders of bij
den Raad. Dat is vroeger nooit gebeurd en, als wij binnen
het raam van ons sectieverslag blijven, dan kan het indienen
van zulke amendementen geen kwaad. Wij kunnen in dit
geval wel beoordeelen of het dagloon voor een schrijver f 4
dan f 5 moet zijn.
De heer de Lange. M. d. V. Ik ontraad het voorstel van
den heer Knuttel op denzelfden grond als de heer van der Pot
heeft aangevoerd. Een vast schrijver begint met een loon, dat
neerkomt op een weekloon van f27.wanneer nu een
tijdelijk schrijver f3.per week meer zou krijgen dan een
vaste, wat het aanvangssalaris betreft, dan zou hij bij het
promotie maken achteruit gesteld worden in salaris. Het is
toch rationeel, dat men, van tijdelijk schrijver vast schrijver
wordende, een kleine promotie maakt.
De heer van der Lip. M. d. V. In aansluiting aan de
opmerking van den heer de Lange wensch ik er op te wijzen,
dat een tijdelijke ambtenaar als minimum 4/5 gedeelte ontvangt
van hetgeen een vaste ambtenaar krijgt. Passen wij dat bier toe,
dan komen wij voor den tijdelijken schrijver tot een bedrag
van ƒ1120.terwijl wij in werkelijkheid 1200.geven. Nu
laat de verordening wel toe hooger te gaan met het salaris,
doch volgens de bedoeling van deze bepaling, voor het geval
men voor het minimum geen geschikte krachten kan krijgen.
Nu hebben wij hier evenwel nooit gesukkeld met het krijgen
van dagschrijvers, dus de behoefte om hooger te gaan is nooit
gebleken. Verder sluit ik mij nog aan bij den heer de Lange,
die betoogd heeft, dat het in het algemeen wenschelijk is
aan een tijdelijken ambtenaar minder te geven dan aan een
vasten.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik ben het volstrekt niet
eens met den heer de Lange, dat men iemand, die in lossen
dienst is, met minder moet betalen dan iemand, die in vasten
dienst is. Naar mijn meening is het tegendeel het geval,
omdat het usance is in de maatschappij, dat men voor tijdelijke
werkzaamheden meer krijgt dan wanneer men in vasten dienst
is. Ik zou echter door den Wethouder willen worden ingelicht
omtrent de vraag of het een vaste gewoonte is, dat de dagschrij
vers slechts voor korten tijd in dienst worden gehouden, dan wel
of het salaris, waarom het hier gaat, meerendeels wordt uit
gekeerd aan menschen, die zoogenaamd in los-vasten dienst
zijn en van wie vaststaat, dat zij als regel in een vaste
aanstelling overgaan. Mocht dit laatste het geval zijn, dan
zou ik mij er mede kunnen vereenigen, dat die tijdelijke
schrijvers op gelijken voet werden gesalarieerd als de vasten.
Zijn het echter losse menschen, die nooit langer dan enkele
weken dienst doen, dan huldig ik het standpunt, dat wij die
menschen voor den tijdelijken arbeid hooger moeten bezoldigen
dan de vasten.
De heer Dubbeldeman. M. de V. Onder bepaalde omstan
digheden zou voor de redeneering van den heer de Lange
iets te zeggen zijn, maar er zit een addertje onder het gras.
Immers ik weet, dat bij onze bedrijven en ook op de gemeen
telijke bureaux losse schrijvers in dienst zijn, die nooit vast
worden aangesteld. Er zijn gepensionneerden bij, die vroeger
in Rijks- of gemeentedienst zijn geweest. Die worden niet
meer door de gemeente aangesteld, zoodat zij nooit meer zul
len kunnen profiteeren van het vastgestelde salaris, in de
verordening voorkomende. Nu spreekt het van zelf, dat het
voorstel van den heer Knuttel daarin kan voorzien. Er is
iets voor te zeggen, dat men een jongmensch, dat men tijde
lijk aanstelt, iets minder laat verdienen dan een vast aange
stelde, maar men ondervangt niet datgene, dat ik zooeven
noemde, dat die menschen dus ook door dezen slechten maat
regel worden getroffen, die zoo lang zij in gemeentedienst
zijn en hun arbeid praesteeren, genoodzaakt zullen zijn te
blijven werken onder de slechte bepaling, die Dr. Knuttel wil
vervangen. Er is alle reden, dat door Burgemeester en Wet
houders een regeling wordt getroffen in den geest als Dr.
Knuttel voorschrijft.
De heer Mulder. M. de V. Ik begrijp wel, omdat het van
dien kant komt, dat men dit voorstel doet, maar ik moet er toch
mijn verbazing over uitspreken, dat men niet daaraan denkt,
dat die schrijvers of gepensionneerden zijn, of menschen, die
reeds een zeker inkomen genieten.
De heer Dubbeldeman. Maar daarom behoef je ze toch niet
uit te buiten.