694 DINSDAG 14 DECEMBER 1920. de ontslagen brugwachters, die de Raad weer in gemeentedienst wilde opgenomen zien, en zeide: als een groote meerderheid van den Raad zoo iets wil, moeten Burgemeester en Wethouders daaraan gevolg geven. Vooreerst ben ik principieel tegen dit standpunt gekant; ik vind dit zelfs een zeer verderfelijk standpunt, maar bovendien is het in dit speciale geval wel de moeite waard in herinnering te brengen, dat die »groote meerderheid" heeft bestaan in 16, want het voorstel der Commissie is met 16 tegen 14 stemmen aangenomen. Met zekeren ophef zeide de heer van Eekals een groote Raads- meerderheid een dergelijk verzoek aan Burgemeester en Wethouders doet, moeten Burgemeester en Wethouders het inwilligen. Een dergelijke opmerking moest hij niet maken, waar hem, als hij het had nagekeken, zou zijn gebleken, dat hier van een »groote" meerderheid geen sprake was. Indien een van de voorstemmers anders had gestemd, was er zelfs geen meerderheid geweest. Een dergelijke stemming geeft juist aan hoe moeilijk het zou zijn om in zulke gevallen te varen, niet op eigen com pas, maar op dat van den Raad. Wat is een groote meerderheid van den Raad En wat zouden Burgemeester en Wethouders moeten doeD, als. een kleine meerderheid een dergelijk verzoek tot hen richtte? Zoo zouden zich allerlei moeilijkheden voordoen en daarin ligt een argument te meer om een dergeliiken weg, waar allerlei voetangels en klemmen gelegen zijn, niet op te gaan. De heer Bots. M. d. V. Ik wensch even mijn stem te motiveeren, welke ik in zake het voorstel van den heer Wilmer betreffende de kindertoeslagen zal uitbrengen. Tot voor korten tijd was ik geen voorstander van een dergelijke regeling van het loon, omdat ik daarvan allerlei bezwaren, welke meermalen zijn opgesomd, vreesde, maar den laatsten tijd ben ik daarvan teruggekomen, omdat ik gezien heb, dat verscheidene van die bezwaren niet bestaan. Hoewel het niet direct een regeling van loon betrof, wil ik toch even wijzen op het feit, dat, terwijl de regeling van de uitkeering aan de uitgetrokken sigarenmakers een regeling was zonder kindertoeslagen, niet zoodra te 's-Herto- genbosch een regeling met kindertoeslagen werd ingevoerd, of de vertegenwoordigers van de moderne vakbeweging kwamen met een voorstel om die toeslagen ook hier in te voeren. Op dat voorstel zijn wij ingegaan en ik heb er geen bezwaren over gehoord. De heer van Stralen. Dat is een tijdelijke steunregeling. De heer Bots. Daarom zie ik ook geen bezwaar dit stelsel bij de loonregeling in te voeren. De heer Oostdam. In beginsel is het 't zelfde. De heer Bots. Niettegenstaande er dus in het College leden zijn, die voor het stelsel van de kindertoeslagen gevoelen, meenen al de leden toch om opportunistische redenen tegen het voorstel van den heer Wilmer te moeten stemmen. Dè Voorzitter. Ik wensch een enkel woord te zeggen naar aanleiding van het gesprokene door den heer de la Rie over de gemeente winkels. De heer de la Rie heeft duidelijk ver klaard, dat die gemeentewinkels duurder zouden wezen. Dat is de ervaring, welke men in Amsterdam van alle kanten heeft opgedaan, maar daar kwam de bediening, die te wenschen overliet, als bezwaar er bij, want het maakt een heel stuk verschil of die winkels bediend worden door gemeenteambte naren dan wel door particulieren, die hun eigen belangen behartigen. Ik zal er echter niet meer van zeggen, maar wil de meerderheid tot de onzinnige daad komen om tot de op richting van die gemeentewinkels te besluiten en op die manier het gemeentegeld weg te gooien, laat zij er dan maar vóór stemmen. Tenslotte een woord aan het adres van den heer Schone- veld, die gezegd heeft, dat de Christelijke organisaties 32. weekloon hadden gevraagd. Uit de vraag, welke hij richtte tot den heer van der Pot, of het College dezelfde houding aannam tegenover dat bedrag, bleek, dat ook hij van idee was, dat er wel loonsverhooging mocht plaats hebben. De heer van Stralen. Daar is hij arbeider voor! De Voorzitter. Hier is destijds een schrijven ingekomen van de beide Christelijke organisaties, die verzochten, een vergadering te willen beleggen van de Commissie van geor ganiseerd overleg. Men wenschte de loonen der gemeente werklieden te vergelijken met die in het particuliere leven. De vertegenwoordigers zijn daarop gekomen. De heer Heemskerk. Die vergadering hadden wij graag bijgewoond De Voorzitter. De heer van Hinte, van de moderne orga nisatie, verklaarde aanstonds; Ik wil niets weten van die voorstellen van de Christelijke organisaties. Wat is toen het ongeluk geweest? Hadden de Christelijke organisaties hun standpunt gehandhaafd, dan had ik gelegenheid gehad, erover te spreken. Maar de roode heer Guit mag ik wel zeggen is vooropgegaan om het standpunt los te laten en hij heeft zich het eerst gesteld aan de zijde van den heer van Hinte en ten slotte stond hij al vóór dezen, waarmede de heer van Hinte zijn ingenomenheid te kennen gaf. Ik zou nu dit nog willen zeggen. Ik heb het straks reeds gezegd. De verandering, die blijkbaar aanstaande is, ook in allerlei prijzen, brengt er thans Burgemeester en Wet houders toe, om alle voorstellen tot verhooging, die komen zullen ten laste van de gemeente, te ontraden aan den Raad, en te adviseeren, hierop afwijzend te beschikken. De heer Wilmer. M. d. V. Ik heb hier een gewijzigd voor stel. Mag ik dat indienen? De Voorzitter. Ja. Het gewijzigde voorstel van den heer Wilmer c. s. luidt als volgt; »Ondergeteekenden hebben de eer het volgende voorstel in te dienen. Aan de ambtenaren en werklieden der gemeente, wier bezoldiging is geregeld bij de algemeene salarisverordening en een salaris hebben van f 3000.of minder en die meer dan drie kinderen onder den leeftijd van 16 jaar te hunnen laste hebben, wordt voor ieder kind onder den leeftijd van 16 jaar boven het derde f 13.per drie maanden boven het loon uitgekeerd. De toeslagregeling wordt berekend naar het aantal kinderen onder de 16 jaar op 1 Jan. van ieder jaar. Onder salaris wordt verstaan de wedde, welke op 1 Jan. van het loopende jaar werd genoten of, bij latere indiensttreding, op den datum, waarop de dienstbetrekking aanving. Eventueele moeielijkheden, waartoe de regeling aanleiding mocht geven, worden aan de beslissing van B. en W. over gelaten. Deze regeling treedt in werking op 1 Jan. 1921." De algemeene beschouwingen worden gesloten. (De heer Knuttel, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren de Lange, Mulder en Huurman waren inmiddels ter vergadering gekomen.) De Voorzitter. Ik zal thans de verschillende voorstellen in stemming brengen. Het voorstel van den heer van Stralen in zake herziening vari de salarissen van het gemeentepersoneel, in verband met de sinds 1 Januari 1920 gestegen kosten van levensonderhoud, wordt met 21 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Schoneveld, Splinter, Stijnman, Rotteveel, Bisschop, de Lange, Heemskerk, Meynen, Sanders, Huurman, Kuivenhoven, Bots, van der Pot, van dei- Lip, Eerdmans, Oostdam, Wilmer, Sijtsma, Mulder en de Voorzitter. Vóór stemmen: de dames BaartBraggaar en Dubbelde manTrago, de heeren van Eek, van Stralen, Groeneveld, Dubbeldeman, Knuttel en de la Rie. Het voorstel van den heer van Stralen, inzake de toeken ning van een voorloopige salarisverhooging aan het geheele gemeentepersoneel, wordt eveneens met 21 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Schoneveld, Splinter, Stijnman, Rotteveel, Bisschop, de Lange, Heemskerk, Meijnen, Sanders, Huurman, Kuivenhoven, Bots, van der Pot, van der Lip, Eerdmans, Oostdam, Wilmer, Sijtsma, Mulder en de Voorzitter. Vóór stemmen: de dames BaartBraggaar en Dubbelde man—Trago, de heeren van Eek, van Stralen, Groeneveld, Dubbeldeman, Knuttel en de la Rie. Het voorstel van den heer van Stralen, inzake de toeken ning van een uitkeering ineens aan het gemeentepersoneel voorzoover het een salaris geniet van ten hoogste f 4000. wordt eveneens met 21 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Schoneveld, Splinter, Stijnman, Rotteveel, Bisschop, de Lange, Heemskerk, Meijnen, Sanders, Huurman, Kuivenhoven, Bots, van der Pot, van der Lip, Eerdmans, Oostdam, Wilmer, Sijtsma, Mulder en de Voorzitter.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 16