DINSDAG 14 DECEMBER 1920.
691
door de metaalbewerkersbonden van iederen grondslag een
actie op touw gezet, die niet gunstig is afgeloopen. Die actie
heeft aan de modernen veel meer dan 500 leden gekost; één
maandstaat wijst aan een teruggang van het ledental met
500. Zooals de heer van Stralen weet, is het feit, dat ook wij
in de afdeeling Leiden eenige leden hebben moeten missen,
hoofdzakelijk het gevolg van de houding van de firma van
Kempen, die een afwijzende houding heeft aangenomen tegen
over de organisaties, speciaal tegenover de moderne. Dat
heeft zijn terugslag doen gevoelen onder de leden, maar wij
mogen toch wel de algemeene toename van de Christelijke
vakbeweging als een verblijdend verschijnsel noemen. De
menschen worden al meer en meer overtuigd, dat ook de
Christelijke organisaties voor hun zedelijke en maatschappelijke
belangen opkomen.
Ik wil thans iets zeggen over de klaplooperij in 1918. Er is be
weerd, dat na 1918 zich heel wat arbeiders Christelijk hebben ge
organiseerd, omdat het van bovenaf werd bevolen, maar dat is
onjuist. De juiste toedracht is deze, dat in 1918 de moderne vak
beweging zich een oogenblik in haar ware gedaante heeft
vertoond. Zij geeft voor, dat in haar rijen plaats is voor
iedereen, welken godsdienst of welke politieke richting men
ook is toegedaan, maar toen is door de leiders uitgesproken,
dat nog sterker de eenheid was gedemonstreerd van het
N. V. V. en de S. D. A. P. dan vroeger, en dat heeft vele
arbeiders, die verkeerd waren georganiseerd, Christelijke
arbeiders, het N. V. V. den rug doen toekeeren. Ik kan mede-
deelen. dat bij ons in één week honderdtallen boekjes werden
ontvangen van menschen, die uit de moderne vakbeweging
naar ons waren overgekomen. Die beweging van 1918 heeft
bij de arbeiders de oogen geopend. Het blijkt, dat de menschen
inzien, dat zij bij de moderne vakbeweging, al gaat deze dan
niet snel acbteruil, niet aan het rechte kantoor zijn. En dat
inderdaad die «moderne" vakbeweging niet algemeen is, maar
moet bestempeld worden met «Sociaal-Democratisch" is voor
ons een vaststaand feit.
De heer Heemskerk. Dat heeft de heer van Eek verleden
week ook al gezegd
De heer Schoneveld. De heer van Stralen heeft naar voren
gebracht het rapport, waaraan hij gegevens ontleende en hij
zal gemerkt hebben, dat voor de Christelijke organisaties een
afzonderlijke nota is bijgevoegd, waarin de kindertoeslag is
verdedigd.
Dat in antwoord op een interruptie van zooeven.
Wat de voorstellen, ingediend door den heer van Stralen
betreft, wij moeten erkennen, dat die voorstellen niet door
voerbaar zullen wezen.
De heer van Stralen. Dien dan een lager voorstel in
De heer Schoneveld. Of wij een dergelijk voorstel zouden
indienen, ik zou u kunnen zeggen, dat ik voor mij er wel
voor te vinden zou zijn, een bedrag van 32.als minimum
te stellen. Ik wil echter eerst gaarne hooren van den Wet
houder van Financiën, of die voorstellen gerangschikt worden
onder dezelfde adviezen, die hij gisteren gegeven heeft aan
den heer van Stralen, als hij dezen mededeelde, dat ze niet
door voerbaar zouden zijn.
Het komt mij toch voor, dat in die voorstellen toch min
of meer aan het woord is een zekere bedachtzaamheid en
een rekening houden met den financieelen toestand van de
gemeente. Door enkelen is er gewezen op de houding van de
rechterzijde in zake de loonpolitiek. Och, laten de heeren in
dit opzicht toch wat voorzichtig zijn, want wij kunnen immers
wijzen op het geval van Amsterdam, waarin Wethouder VV'ibaut
gezegd heeft, nu een jaar terug. «Er kan niet verder met
de loonen gegaan worden," luidde het zijnerzijds. En ten
slotte heeft zich de Raad hierbij neergelegd.
Er is toch een oogenblik geweest, dat van Burgemeester
en Wethouders werd verklaard, dat op het moment niet
verder gegaan kan worden en daarvoor zijn ook de sociaal
democraten gezwicht. Laten wij toch voorzichtig zijn in het
veroordeelen en beoordeelen van anderen
Een frappant geval hebben wij in Middelburg gehad, waar
men de Commissie van georganiseerd overleg saamgesteld
had uit vertegenwoordigers van het personeel.
De heer van Stralen. Geen ontevredenheidszaaiers!
De heer Schoneveld. De vergadering was aangebroken,
waarop de loonen vastgesteld zouden worden, en de hoofd
bestuurder van een der organisaties had gedacht, dat hij
toegang zou hebben en hem werdde deur voor den neus
dichtgedaan«Wij kunnen het wel zonder u in orde brengen
Ik wil maar even dit zeggen, terwijl er in Middelburg een
sociaal-democratisch Wethouder de leiding heeft, dat dit is
geschied. U moet het maar eens vragen!
De heer Heemskerk. U leest «Het Volk" niet!
De heer Schoneveld. Ik zeg dit niet, om de fout van dien
man naar voren te brengen, maar dat zeg ik, om er op te
wijzen, hoe voorzichtig men zijn moet in de critiek, die men
uitoefent over anderen.
Nu tenslotte nog een enkel woord naar aanleiding van
hetgeen de heer Dubbeldeman gezegd heeft, namelijk, dat de
dompersgedachte bij de anti-revolutionnairen den boventoon
zou voeren en dat daar geen vrijheid zou gegeven worden
voor de uiting van de gedachte, voor het vrijelijk zich uit
spreken. Daartegen moet ik ernstig protest aanteekenen, mijn
heer de Voorzitter.
De heer Dubbeldeman. Dat heet gij uitschot.
De heer Schoneveld. Dat heeten wij niet uitschot. Wij
doen niet aan persoonsvergoding, maar de anti-revolutionnaire
partij en haar leiders hebben de massa wakker geschud.
Dat is erkend door «De Tribune". Zij hebben ons opgeroepen
tot den geestelijken strijd en wij komen niet achteraan, wat
betreft de behartiging van de sociale belangen.
De heer van Stralen. Vraag dat eens aan je eigen
menschen
De heer Schoneveld. Dat kan ik hun gerust vragen en dan
zullen zij niet zeggen, dat wij hun belangen niet voldoende
behartigen. Maar wat is het geval? Door de sociaal-democra
ten wordt het voorgesteld alsof door de personen van Chris
telijke beginselen niets gedaan wordt. Er wordt niet alleen
in de Gemeenteraden, maar ook in de Tweede Kamer gezegd,
dat alleen in die plaatsen, waar sociaal-democratische Wet
houders zijn, alles goed marcheert, maar verder niets deugt.
Ook uit de agitatie, welke in de Tweede Kamer tegen de
salarisvoorstellen wordt gevoerd, blijkt, dat men geen woorden
genoeg kan vinden om die voorstellen af te takelen, terwijl
het toch duidelijk is, dat de tactiek, welke deze Regeering
volgt, strekt ten bate van de arbeiders en de ambtenaren, ja
van allen, die er bij betrokken zijn. Wij hebben daarbij vast
gelegd, dat werkelijk in de anti-revolutionnaire partij gelegen
heid is tot uiting van het vrije woord en de vrije gedachte.
De heer van der Pot. M. d. V. Onder de beschouwingen
van hooge politiek is eenigszins verdronken het debat tusschen
den heer Sanders' en mij, waarop ik even moet terugkomen.
Ik heb uit de repliek van den beer Sanders opgemaakt, dat
hij de portée van mijn betoog in eersten termijn niet heeft
begrepen. Hij zou anders niet begonnen zijn met te vertellen,
dat ik de cijfers, door hem genoemd, niet zou hebben ge
wraakt. Het had geen zin om die cijfers te wraken, omdat ik
getracht heb te betoogen, dat de conclusie, door den heer
Sanders uit die cijfers getrokken, zonder waarde was. Het
ging er niet om of de heer Sanders die becijferingen juist
bad gemaakt, maar het ging er om of hij uit de resultaten
van die berekeningen een juiste conclusie had getrokken.
Nu was de bedoeling van mijn betoog den heer Sanders dui
delijk te maken, dat die becijferingen die conclusie niet wet
tigden. Ik heb tot mijn genoegen van enkele Raadsleden ver
nomen, dat zij hetgeen ik in het midden bracht in dezen wel
afdoende achtten, maar ik meende uit de repliek van den
heer Sanders te moeten opmaken, dat hij dat deel van mijn
betoog niet heeft begrepen. Dat bleek o. a. hieruit, dat hij
zeide, dat ik wel een vergelijking had gemaakt tusschen het
Leidsche bedrijf en dat te Haarlem, maar niet ten opzichte
van bedrijven in andere gemeenten. Ik zou, volgens den heer
Sanders, niet hebben aangetoond, dat ook daar verschillende
omstandigheden gelden, welke een anderen kostprijs wettigen
in den zin als hij dat woord bedoeld had. Dat behoefde ik
echter niet aan te toonen, omdat ik betoogd had, dat de
grondslag van de redeneering niet deugde. Ik heb getracht
ten opzichte van het electrisch bedrijf aannemelijk te maken,
dat de gegevens, welke daaromtrent waren verstrekt en die
den toets hadden doorstaan van de critiek van menschen,
meer deskundig in dezen dan wij, aantoonden, dat het Leid
sche bedrijf in vergelijking met andere bedrijven er zeer
gunstig afkwam. Dat ik hetzelfde niet kon aantoonen voorde
gasfabriek hier ter stede, heb ik ook gezegd en ik heb toege
geven, dat, als in dit opzicht cijfers waren te verstrekken, deze
de Leidsche gasfabriek niet in een zoo gunstig licht stellen
zouden. Ik heb echter de oorzaak daar van aangegevenik heb er
op gewezen, dat de Leidsche fabriek een oud bedrijf is, dat de
vergelijking met moderne bedrijven moeilijk kan doorstaan,
maar dat in elk geval de hand aan den ploeg is geslagen om
in dit opzicht verbetering aan te brengen.
De heer Sanders heeft in tweeden termijn de gasfabriek te
Eindhoven genoemd. Ook hier zou de vergelijking met Leiden
ten ongunste van Leiden uitvallen. De gasfabriek te Eindho
ven is echter heelemaal modern en nog in den goedkoopen