DINSDAG 14 DECEMBER 1920.
689
en historisch onjuist, want het Christelijk beginsel richt zich
wel tot de armen en verdrukten, maar heeft zich er nooit op
beroemd, dat het als beschermer van de kapitalisten optreedt,
en heeft nooit verklaard, dat de belijders van dat beginsel
als zoodanig zouden moeten optreden. Historisch is dat ook
niet juist, want de doorsnee Nederlander is er meer voor om
voor zijn eigen kapitaal te zorgen dan voor dat van anderen.
Het zal den heer Sijtsma niet onbekend zijn, dat juist de
Christelijk-Historischen niet de aangewezen personen zijn voor
de bescherming van het kapitaal. Want waar er sprake is
van bescherming en van burgerwacht, daar zal de heer
Sijtsma heel goed weten, komen de Christelijk-Historischen
achteraan en zijn zij tamelijk achter. Die bange liberalen
moeten het dus bij ons voor kapitaalbescherming niet zoeken.
Een stem. Ze loopen weg en je krijgt maar twee stemmen
voor de candidaten!
De heer Wilbrink. Het kan best waar wezen, dat zij bij
ons wegloopen, want allicht zullen zij zich bij ons niet thuis
gevoelen, daar zij toch niet van beginsel wenschen te ver
anderen. Wij hebben hun niet verzocht om te komenen
evenmin hebben wij verzocht, of ze toch maar wilden blijven.
Wij zullen onze beginselen staande houden en de vrijheid,
en eerbiediging van het individu zoeken. En als ik daarop
even terugkomen mag ik ben wel geen lid van de burger
wacht, maar wanneer het zich mocht voordoen, zooals mijn
buurman het wenscht, om de dictatuur met de kanonnen te
vestigen, dan zal ik mij daar zeker bij aansluiten.
De heer Knuttel. Dat zal niet veel helpen!
De heer Wilbrink. Ik kan in dit opzicht echter beter
medegaan met de sociaal-democraten, die langs parlementairen
weg komen willen tot het bereiken hunner idealen. Welnu,
als het zoover komt
De heer Knuttel. Dat komt toch nooit!
De heer Wilbrink. Nu ja, komt het nooit, dan zullen wij
toch nooit uit vrees tegen die voorstellen zijn die in principe,
volgens den heer van Eek, revolutionnair zijn, en wat mij
persoonlijk aangaat zal ik zeer zeker kunnen steunen een
idee als de instelling van arbeiders-commissies bij de be
drijven, met een adviseerende stem. Daarmede kan ik mij
heel goed vereenigen.
De heer Heemskerk. U weet niet, wat een vrijzinnig-
democraat is.
De heer Wilbrink. Komt de revolutie er toch, mijnheer de
Voorzitter, dan is het misschien beter, als de toekomstige
maatschappij goed loopt
De heer Knuttel. Als zij allemaal zoo zijn, komt er geen
chaos
De heer Wilbrink. Ik heb gezegd, dat als het tot een
chaos komt, ik van de kanonnen moet gebruik maken, maar
uitsluitend en alleen, wanneer het niet langs parlementairen
weg gaat.
Ik kan de verzekering geven, dat wij wel degelijk zullen
medewerken om de vrijheid van het individu te eerbiedigen.
Waar wij gevochten hebben voor de geestelijke vrijheid van
het volk, zullen wij ons ook niet door hetzij sociaal-democraten,
hetzij communisten in den hoek laten trappen
Ik heb ook propaganda gemaakt en ik ben ook de stad in
geweest, maar ik heb niet tegenover de sociaal-democraten
gepropageerd, dat wij zooveel beter de gemeentebelangen
zouden kunnen behartigen. Ik heb ons beginsel naarvoren
gebracht. Ik weet, dat de sociaal-democraten hebben gezegd
als wij de meerderheid halen, zal de prijs van het gas op
14 centen worden gebracht. Dat hadden wij tegen.
De heer Dubbeldeman. Niemand van ons heeft dat gezegd.
De heer Wilbrink. Ik heb het in mijn omgeving gehoord.
Als Christelijk-Historischen hebben wij tegen gehad, dat
de heer Mr. van der Lip niet ruim is met zijn beloften en
misschien nog minder ruim met zijn geven. Wij hebben in
geen geval die dingen op den voorgrond gesteld, maar wij
hebben wel dit op den voorgrond kunnen stellen, dat onze
voorman was een bekwaam man voor het mede helpen besturen
van de gemeente en dat het beter was, dat onze beginselen
de bovenhand hielden dan 1.meer of minder belasting of
11- meer of minder loon voor den arbeider. Dit laatste is
voor ons niet het hoogste.
De heer van Stralen. Jelui arbeiders zijn ook materialis
tisch.
De heer Wilbrink. Dat kan en ik ontken ook niet, dat er
zoogenaamd Christelijk-Historische arbeiders zijn die materia
listisch denken, maar, als zij voor ƒ2.50 per week meer loon
hun kerk en school wilden missen, dan zou ik evenals de
Katholieken moeten zeggen: zij zijn geen Christelijke arbeiders
meer!
Wij willen dat het geld van de gemeente goed besteed
wordt, beter dan ik denk, dat in den toekomstigen socialistischen
heilstaat het geval zal zijn, want men moet niet vergeten, dat
de grondslag van de sociaal-democratische partij op en top
materialistisch is. Bij hen is geen plaats voor andersdenkenden.
Waar gaan zij heen? Zij voeren er nu reeds het pleit voor,
dat alles door den staat, door de gemeenschap moet worden
verricht. Niemand kan het beter volgens hen dan de
gemeenschap, bijvoorbeeld de verzorging van kinderen....
De heer van Stralen. Laat gij die liever uitbuiten?
De heer Wilbrink. De kinderen behoeven niet uitgebuit
te worden, maar de zorg voor de kinderen ligt in de eerste
plaats bij de ouders, niet bij den staat. Daarom zullen wij
als Christelijken ons tegen de sociaal-democraten te weer
moeten stellen. Het gaat niet om die ƒ1.of die ƒ2.50,
maar over de vraag of het Christelijk beginsel ook in onze
samenleving tot uiting komt.
Wij zullen ons altijd, als het om principieele beslissingen
gaat, moeten kanten tegen hetgeen van de S. D. A. P. uitgaat.
Nu ik toch aan het woord ben, wensch ik nog iets te
zeggen over het voorstel van den heer Wilmer betreffende
den kindertoeslag, dat ik zelf mede heb onderteekend. Dat
dit voorstel, ook al hebben enkele Katholieken het onderteekend,
geen speciaal Katholiek voorstel is
De heer van Stralen. Daarvoor hebben zij wel gezorgd.
De heer Wilbrinkkan ik aantoonen met het feit, dat in
andere plaatsen liberalen, christelijk-historischen en anti-
revolutionnairen zich er vóór hebben verklaard. Ik zie niet in
waarom dit voorstel in beginsel niet zou deugen, omdat de
heer Raaymakers als zijnde Katholiek er tegen is. Ik geloof,
dat men als sociaal-democraat zijn stem aan een dergelijk
voorstel kan geven. Dat heeft met beginselen niets te maken
en, als de heer van Stralen nu altijd spreekt van solidariteit
onder de arbeiders, dan vraag ik of er een beter bewijs van
solidariteit is te geven dan door mede te werken om een
arbeider met een gezin van 8 kinderen, die zit te tobben om
rond te komen met zijn weekgeld, uit de kas van de
gemeenschap een paar gulden meer te geven. Is dat niet een
veel beter bewijs van solidariteit dan het schimpen op een
fokpremie?
De heer van Stralen. Begin nu eerst een goed loon te
geven en maak er dan praatjes over.
De heer Wilbrink. Het loon kan goed worden. Als gij
spreekt van praatjes maken, dan maakt gij praatjes, die de
arbeiders in den hoek dringt. Als gij zegt, dat de Katholieken
en Christelijken alleen groote gezinnen hebben, dan heb ik
mij daarvan niets aan te trekken. Ik neem het voor die
menschen met groote gezinnen op.
De heer van Stralen. Steun dan hun adressenZij vragen
loonsverhooging.
•De heer Wilmer. Wij moeten trachten te bereiken wat
te bereiken is.
De heer Oostdam. De heer van Stralen heeft mij bang
willen maken met mijn eigen organisatie. Het slaat echter
niet in. Ik heb daar zelf al gezegd: »De heeren kunnen be
sluiten, wat zij willen, maar ik zal nooit verdedigen wat niet
met mijn meening strookt".
Het citaat, dat de heer van Stralen ter bestrijding van den
kindertoeslag aanvoert, laat mij koud. Hij heeft blijkbaar
gedacht: De heeren van de overzijde komen altijd met Albarda
e. d. aan; nu zullen wij komen met Mr. Koch. Het is echter
heel wat anders, of men komt met citaten van iemand zonder
naam, weinig bekend, ofwel met citaten van vooraanstaande
mannen in de partij, bijvoorbeeld van hen, die Wethouder
geworden zijn en de sociaal-democratische beginselen moeten
toepassen.
Bovendien: wij kunnen een dergelijk verschil best hebben,
terwijl de sociaal-democraten dit niet kunnen hebben. Met
een zekere inrichting van de maatschappij staat of valt ons
beginsel niet. Onze beginselen gaan daar boven uit en kunnen
daardoor onaangetast blijven bestaan.