632
MAANDAG 6 DECEMBER 1920.
heid breekt die partij het kapitalisme niet af; zij steunt het;
zij is inderdaad de grootste steunpilaar van het kapitalisme.
Dat is zoo en dat zal ik waar maken.
Ziet eens, wat bijvoorbeeld de leiders van uwe partij in de
Internationale doen. Troelstra, die inderdaad op dit oogenblik
van hen die thans eenigszins leiders van de S.D.A.P. mogen
heeten, de meest linksche is, heeft een manifest geteekend,
waarin hij zich uitdrukkelijk verzet tegen de dictatuur van
het proletariaat. Die partij verwerpt dat absoluut en wie dat
verwerpt, verwerpt absoluut de revolutie.
De heer Dubbeldeman. Volgens u.
De heer Knuttel. Niet volgens mij. Een revolutie zonder
de dictatuur van het proletariaat is niet mogelijk. Dat hebben
ook Marx en Engels steeds vooropgesteld.
De heer Dubbeldeman. Niet met, wapenen, niet met
kanonnen.
De heer Knuttel. Een dictatuur zonder wapenen, zonder
kanonnen is nonsens. Ieder denkend mensch zal weten dat,
als men een dictatuur heeft en zij wordt met geweld aange
tast, men haar dan met geweld moet verdedigen. Het is dan
ook weder pure huichelarij om te zeggenik wil wel een
dictatuur maar zonder wapenen.
De heer Wilmer. In Rusland kan men ook doodgeschoten
worden.
De heer Knuttel. Zeker, als 'men het er naar maakt.
In Rusland bestaat de grootste vrijheid, vergeleken bij andere
landen, dat wil,zeggen bij de Bolsjewiki, bij de Sovjets. Laat
ik een voorbeeld noemen: alle communisten, die door de
witte benden gevangen genomen werden, werden onmiddellijk
terechtgesteld, terwijl de roode legers hunne krijgsgevangenen
altijd voorbeeldig behandeld hebben en hen zeer spoedig in
vrijheid gesteld hebben.
De heer van Eck. Is daar vrijheid van drukpers?
De heer Knuttel. De vrijheid van drukpers bestaat daar,
zoodra de dictatuur weder wordt opgeheven.
De heer Dubbeldeman. Als daar de kapitalisten weer binnen
komen.
De heer Knuttel. De bezittende klasse komt daar nooit
terug, dat is een politieke onmogelijkheid. Het is het eenige
land, waar werkelijk het kapitalisme ten volle is ten val ge
bracht. De heer van Eck en de zijnen willen niet den val van
het kapitalisme.
De Voorzitter. Mag ik er een enkel woord tusschenvoegen?
Ik zou u willen verzoeken niet in deze richting voort te gaan.
Ik geef u de verzekering, dat er niemand in dezen Raad is,
die één woord van hetgeen gij zegt, gelooft.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik word door interrupties van
dien kant gedwongen verschillende dingen te bewijzen. Als
de heer van Eck beweert, dat hij het kapitalisme ten val wil
brengen, dan mag ik zeggen, dat hij dat niet werischt te doen.
Wat wij van den heer van Eck daarover hebben gehoord is
nonsens, gezien de interrupties van hem en zijn partijge-
nooten, als ik spreek over Rusland als het eenige land, waar
het kapitalisme werkelijk ten val is gebracht. In Duitschland
waar de S. D. A. P. de 'macht heeft gehad, is het kapitalisme
nog versterkt, terwijl het in Rusland geheel weg is.
De Voorzitter. Mag ik u verzoeken tot een bespreking
van de begrooting terug te keeren
De heer Mulder. M. d. V. Ik zou willen voorstellen thans
te eindigen en den heer Knuttel in de gelegenheid te stellen
in de volgende vergadering zijn rede voort te zetten en verder
propaganda te maken.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik heb nog tien minuten of
een kwartier noodig, tenzij men mij dwingt op zijwegen
te gaan.
De heer de Lange. Laten wij maar doorgaan, dan hebben
wij dat genoten!
De heer Knuttel. Ik meen op het punt, dat ik behandelde,
vrijwel alles te hebben gezegd wat ik wilde zeggen. Meerit
de heer van Eck zich tegen deze duidelijke dingen, die ook
aan de arbeiders duidelijk beginnen te worden, te kunnen
verdedigen, dan zal ik afwachten wat hij daarover zal zeggen.
Ik wensch er nog even dit aan toe te voegen, dat een andere
klap door hem aan zijn partij is toegebracht door te zeggen,
dat hier op sociaal gebied niet minder gebeurt dan elders.
Ik beaam dat, maar daarin ligt een bewijs hoe treurig de
houding van zijn partij is, waar zij wat te zeggen heeft.
De heer van Eck heeft gezegd, dat, als het kapitalisme ten
onder gaat, hij niet mede ten onder wil gaan. Hij spreekt
alleen voor zijn eigen persoonlijkheidje en ziet niet verder dan
Nederland, maar internationaal is zijn partij bezig om, evenals
het kapitalisme, failliet te gaan. Weet hij niet, dat Petjloera
en Pilsoedski tot de tweede Internationale behooren?
Over de arbeiderscommissies zal ik niet veel zeggen, omdat
die zaak aan de orde komt, wanneer Burgemeester en Wet
houders praeadvies hebben uitgebracht. Voorloopig wil ik
wel zeggen, dat ik tegen het instellen van die commissies ben,
omdat zij beteekenen een herleving van het stelsel van zoo
genaamde model-fabrieken, waarover de heeren de geschriften
van hun partijgenoot van der Goes maar eens moeten nalezen,
waar, zooals aan de fabrieken van Stork en van Marken, de
arbeiders in theorie medezeggenschap hebben, maar practisch
niet. De werkelijkheid is, dat de arbeiders gecommandeerd
worden en dat hun belangstelling wordt gewekt voor kapita
listische bedrijven, waardoor zij zich nog erger laten uitbuiten.
Dan wil ik nog enkele dingen zeggen tot den heer Wilmer.
.Deze heeft weder zoo'n fraaie tirade gegeven: hij zou met
mij zeer goed kunnen debatteeren en dan aantoonen dat mijn
beginsel verderfelijk is. Dat is van den heer Wilmer een
groot woord, want inderdaad durft hij een debat met mij niet
aan. Wanneer wij een vergadering houden in de Gehoorzaal,
dan bemerk ik nooit dat de heer Wilmer of een van zijn
geestverwanten daar komt debatteeren. Daarom meen ik dat
de heer Wilmer niet met mij zoo'n debat wenscht.
Tenslotte iets over den kindertoeslag, dien de heer Wilmer
weder aan de orde gesteld heeft.
Ik vind dat een verderfelijk iets, omdat het niet anders is
dan dit: men gaat niet over de geheele linie de loonen ver-
hoogen maar men gaat een aantal personen uitzoeken, aan
wie men een hooger loon geeft. De kindertoeslag is slechts
in schijn een kindertoeslag, in werkelijkheid komt het neder
op een onthouden van loon aan hen, die niet zooveel kinderen
hebben.
Bovendien wil ik erop wijzen, dat er ook een groote inconse
quentie in gelegen is. Wanneer men voor het systeem van
kindertoeslagen is, wanneer men het principieel juist acht,
dan moet men het niet bij een inkomen van f 30U0.doen
ophouden, want daardoor krijgt het een karakter van een
aalmoes.
Maar ik kan dit systeem ook niet toejuichen, omdat het
niet in het belang van onze maatschappij is dat er zulke
groote gezinnen zijn. Ik meen niet, dat er direct verband is
tusschen den welstand der arbeidersklasse en de toeneming
der bevolking, maar voor een land als het onze, ja voor elk
land komt toch op een gegeven oogenblik een stadium, dat
verdere bevolkingstoeneming zeer bedenkelijk geacht moet
worden. Voor ons land is dat stadium aangebroken en ook
dit is een reden waarom ik mij niet voor dit systeem kan
verklaren.
Mede tengevolge van de vele tot mij gerichte interrup
ties heb ik mijne beschouwingen niet kunnen houden in
dien afgeronden vorm, welken ik daaraan had willen geven,
maar ik meen toch voldoende duidelijk te hebben aangegeven
wat ik wil. Ik stel mij op het standpunt, dat ik, zoowel om
hetgeen er in staat als om hetgeen er niet in staat, tegen
deze begrooting zal stemmen.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot Dinsdag
7 December des avonds te 81/* uur.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.