578 MAANDAG 15 NOVEMBER 1920. de «Leeszaal Reuvens" in haar eigen kring otn haar inkomsten te vermeerderen en haar uitgaven te beperken In dat opzicht kan ik twee mededeelingen doen: in de eerste plaats, dat zij, om haar uitgaven te beperken, haar voornemen om reeds voor 1920 de salarissen van deze dames te verhoogen niet heeft uitgevoerd uit gebrek aan geld. Wel heeft zij besloten tot het toekennen van dien toeslag, waarvan de heer Dubbel- deman zooeven een overzicht heeft gegeven, van 25% van het salaris. Dit is derhalve een maatregel geweest, door de «Leeszaal Reuvens" in eigen kring genomen, om uit te komen met het geld, dat - zij had. Een tweede maatregel, welken zij heeft getrofïen en wel om te trachten haar inkomsten te vermeer deren, heeft bestaan in het verhoogen van de contributie der leden. Nu dus de Leeszaal in eigen kring heeft gedaan wat zij kon om deze inrichting zuinig te besturen en met haar geld uit te komen zij heeft reeds dit jaar ƒ600a ƒ700. minder van het Rijk ontvangen dan vroeger heb ik geen bezwaar vóór dit voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen, integendeel, ik zal dat gaarne doen. Om deze Leeszaal ineens te schoeien op de leest, door den heer Dubbeldeman aangegeven, daartegen zou ik bezwaar hebben, omdat de inrichting, zooals zij indertijd is totstand gekomen onder leiding van Prof. Lorentz, langs dezen parti culieren weg, gesteund door Rijk, Provincie of Gemeente, tot bloei gekomen is. De geschiedenis van dien bloei zou ik willen bestendigen en daarom zou ik niet willen probeeren maat regelen te nemen om deze Leeszaal geheel aan de Gemeente te brengen, integendeel, ik zou zeggenlaten wij, voorzoover het noodig is, de zaak alleen steunen. De Voorzitter. Door den heer Dubbeldeman is een amen dement ingediend, strekkende om in het voorstel van Burge meester en Wethouders achter het woord «verhoogen" in te voegen «onder beding dat de loonen van het personeel naar een zelfde schaal berekend worden als voor de gemeente-ambte naren, en dat de vaststelling van dat loon de goedkeuring behoeft van Burgemeester en Wethouders". Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging en stemming uit. De heer Knuttel. Ik kan niet geheel medegaan met het amendement van den heer Dubbeldeman. Ik laat daar, of het beter zou zijn de loonen van dit personeel in overeenstemming te brengen met de loonschalen voor het gemeentepersoneel dan wel met de loonschalen, welke door de bibliotheekambtenaren zelf zijn opgesteld. Ik meen, dat de eisch van den heer Dubbeldeman, om het te doen in over eenstemming met de loonschalen van het gemeentepersoneel, eigenlijk eenigszins vaag is, aangezien het hier betreft be trekkingen, welke totnogtoe onder de gemeenteambtenaren niet voorkomen. Dus het wordt vrij willekeurig, als men een directrice of assistent van de leeszaal daarmede wil gelijk stellen. De heer Dubbeldeman zou dus in dit opzicht zijn voorstel moeten verduidelijken. Dit is echter een bijzaak. Ik vind, dat niet de goede weg zou zijn dat de gemeente een geringe subsidie-verhooging toestond en daarnaast den eisch stelde, die op zich zelf zeer toe te juichen is, dat de leeszaal nu ook aan het personeel loonen zou moeten geven die aan alle eischen voldoen. Het resultaat zou zijn, dat geen boek meer gekocht zou kunnen worden. Ik vind dus, dat de gemeente wel dergelijken eisch moet stellen, doch dat zij dan tevens een veel hoogere subsidie moet geven. Ik stel daarom voor dat de gemeente een subsidie zal verleenen van 4200. gelijk ook gevraagd is, en niet een subsidie van 2500. Dit voorstel doet niets af aan het amendement van den heer Dubbeldeman. Wat dit amendement betreft, gaarne zou ik een nadere toelichting krijgen, of het werkelijk zooveel beter is de gemeentelijke loonschalen als maatstaf te nemen en niet de loonschalen, die ontworpen zijn door de vereehiging, waarvan de heer Dubbeldeman sprak. Mijn voorstel heb ik gedaan geheel onafhankelijk van het amendement van den heer Dubbeldeman. Wanneer wij een subsidie verleenen van 2500.dan kan de leeszaal absoluut niet voldoen aan wat van haar geëischt mag worden. Boeken, kranten en tijdschriften zijn zooveel duurder geworden, dat alleen reeds uit dien hoofde een aanzienlijke versterking van de middelen der leeszaal noodig is. Heb ik de toelichting goed begrepen, dan maak ik eruit op, dat volgens de opvatting van het bestuur der leeszaal het verhoogd subsidie van 2500.noodig zou zijn voor de zoo noodzakelijke loonsverhooging van het personeel, zoodat niets zou overblijven voor eenige verbetering op het gebied van aanschaffing van tijdschriften en boeken. Dus alleen de bepaald onmisbare uitgaven zullen door het verhoogd subsidie bestreden kunnen worden. Nu geloof ik, dat het bedrag, dat voor aanschaffing van lectuur beschikbaar is, zeer veel te wenschen overlaat. Een openbare leeszaal behoort iets anders te zijn dan een soort van instelling van weldadigheid, al wil ik daarmede niet zeggen dat het goed is dat bij instellingen van weldadigheid de toestand zooveel te wenschen moet overlaten. De toestand aan de openbare leeszaal hier is zoodanig, dat herhaaldelijk in de tweede helft van de maand nog tijdschriften liggen van de vorige maand omdat de leeszaal de tijdschriften pas krijgt als enkele welwillende menschen, die geabonneerd zijn daarop, ze na lezing bij de leeszaal deponeeren. Ook de aan schaffing van boeken is uiterst beperkt. Met het oog op een en ander acht ik het ten volle gerechtvaar digd om de volle gevraagde subsidie ad ƒ4200.— toe te staan. De Voorzitter. Bij mij is ingekomen een amendement van den heer Knuttel luidende: «Ondergeteekende stelt voor aan de leeszaal «Reuvens" met ingang van 1921 een subsidie te verleenen van ƒ4200. Het amendement van den heer Knuttel wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad slaging en stemming uit. De heer Oostdam. M. d. V. Ik had tegen het amendement van den heer Dubbeldeman hetzelfde bezwaar wdlen maken als de heer Knuttel. Dat amendement strekt namelijk om aan de leeszaal voor te schrijven het personeel op dezelfde wijze te bezoldigen als dit bij de gemeente gebeurt; maar er is tusschen de gemeente en de leeszaal in dat opzicht geen enkel aanknoopingspunt. Het zou een willekeurige classifi catie worden; het bestuur van de leeszaal kan wel vinden, dat het personeel als een klerk bij de gemeente bezoldigd moet worden. Het amendement is dunkt mij niet voor aanneming vatbaar en ik beveel den voorsteller aan, öf een anderen maatstaf voor de salarieering aan te leggen öf een anderen vorm voor zijn amendement te kiezen, zoodat een dergelijk dubium niet wordt geschapen. Wat het voorstel van den heer Knuttel betreft, ter ver dediging daarvan is door hem aangevoerd, dat men in de leeszaal tijdschritten van de vorige maand vindt. Dat is, dunkt mij, zoo almachtig erg niet; de menschen, die niet de leeszaal bezoeken maar op een portefeuille geabonneerd zijn, krijgen soms tijdschriften van drie maanden geleden en zijn daarmede content, hoewel zij er voor betalen. Dat men nu in een leeszaal, waar men voor niets kan komen, tijd schriften van een maand geleden vindt, is, zooals ik zeide, heusch niet erg; tijdschriften zijn trouwens over 't algemeen niet bestemd om zoo heet van den naald te worden gelezen en genoten. Bovendien kan mijns inziens de leeszaal bezuinigen door bijvoorbeeld de courantenleeszaal af te schaffen, ledereen leest thuis tegenwoordig een courant en het is dus niet noodig een leeszaal beschikbaar te stellen, waar men bij de warme kachel couranten kan doorsnuffelen. Ik heb zelf meermalen tot de bezoekers van de leeszaal behoord en krachtens mijn ervaring kan ik zeggen, dat daar als regel precies dezelfde menschen komen. Naar gelang ik te 7, te 8 of te 9 uur kwam, kon ik zeggen: nu.zal die er wel zitten, nu zal die er wel zijn enz. Het is zeker geen afwisselend publiek, wat toch een noodzakelijke voorwaarde is voor het bestaan van een dergelijke leeszaal. Als Jan en alleman zich verdrongen om daar couranten te lezen, zou aan zulk een zaal behoefte bestaan, maar, zooals ik zeide, er kwamen als regel dezelfde menschen, onder wie er waren, die het daar warm vonden en bij de kachel een lekker dutje zaten te doen. Ik vind het dus niet noodzakelijk om, gelijk de heer Knuttel voorstelt, dit subsidie hooger op te drijven dan Burgemeester en Wethouders voorstellen. De leeszaal kan beginnen met op een of andere wijze te bezuinigen; als zij dan aangetoond heeft, dat het niet verder kan, kan zij met, nieuwe verzoeken komen, maar voorloopig zou ik mij willen bepalen tot hetgeen Burgemeester en Wethouders voorstellen. Ik vind dat genoeg. De heer de Lange. M. d. V. Als er kans op was, zou ik gaarne stemmen tegen dit voorstel van Burgemeester en Wethouders, want ik ben het volkomen met den heer Meijnen eens, dat het gemeentebestuur zoo weinig mogelijk concurrentie moet aandoen aan het particulier initiatief, maar wij staan hier voor het ongelukkige geval, dat het Rijk, al zoo gewoon zijnde, dat de inrichtingen niet kunnen bestaan door hetgeen het particulier initiatief doet, de leeszaal dwingt om bij de gemeente om een hooger subsidie aan te kloppen, omdat zij anders niet de uoodige subsidie van het Rijk kan verwerven. Dit standpunt van het Rijk, dat ik betreur, zal den Gemeente raad wel nopen dit voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 8