MAANDAG 15 NOVEMBER 1920.
583
is de toestand van die commissie te Velsen. ik zal niet alle
plaatsen nagaan, welke genoemd worden in verband met het
bestaan van zulk een commissie, maar, wat Velsen aangaat
het volgende. Toen indertijd in den Gemeenteraad aldaar de
vraag ter sprake kwam of er georganiseerd overleg zou
worden ingevoerd, ontstond er een groote strijd. De socialistische
Wethouder Drees vei klaarde, dat hij er weinig lust in had
en er geen tijd voor had, en zoo is men er toe gekomen
een commissie in te stellen. De stemming voor leden van die
Commissie heeft veel voeten in de aarde gehad, want
ofschoon de sociaal-democraten vrij sterk in dien Gemeente
raad vertegenwoordigd zijn, werd er geen enkele in die
commissie benoemd, hetgeen tengevolge heeft gehad, dat-
anderen bedankt hebben. Die commissie treedt daar eenvoudig
op namens het gemeentebestuur, gelijk hier de Wethouder
doet. Dat is een aparte toestand.
Het resultaat van alles is, dat Burgemeester en Wethouders
adviseeren zulk een commissie niet te benoemen, omdat door
het instellen van zulk een commissie de -belangen van de
organisaties als zoodanig niet zouden worden bevorderd.
De heer Elkerbout. M. d. V. Het kan veranderen! Dat
heb ik vanmiddag ontdekt, want onder de rede van den heer
Pera kwam in mijn geheugen terug een onderhoud, dat ik
indertijd met hem over deze aangelegenheid heb gehad en
waarin hij de gedachte uilte, dat hij voor het instellen van
zulk een commissie voor personeelszaken iets gevoelde. Ik
geloof, dat het alleszins aanbeveling zou verdienen zulk een
commissie van bijstand in het leven te roepenik zou dat in
het belang van de arbeiders achten en daarom zal ik tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik zal het heel kort zeggen,
omdat daarop van verschillende zijden wordt aangedrongen,
maar toch ben ik genoodzaakt met een enkel woord te be
strijden hetgeen de Wethouder heeft gezegd, speciaal waar
hij beweerde, dat de heer Drees in den Haag had verklaard
geen tijd te hebben en eigenlijk geen voorstander van mijn
denkbeeld te zijn. Ik heb zooeven reeds gezegd, dat ik van
het gemeentebestuur van den Haag een schrijven had ont
vangen, dat buitengewoon sterk vóór mijn motie pleitte. Nu
de heer Pera het tegendeel heeft beweerd, wensch ik een
paar regels letterlijk voor te lezen uit het schrijven van het
gemeentebestuur van den Haag. Ik heb van den heer Drees
onder andere dit schrijven ontvangen:
»Hier ter- stede is de Commissie van Bijstand voor Arbeids
zaken, die de algemeene personeelszaken behandelt, ingesteld
een jaar geleden, nadat het georganiseerd overleg reeds vrij
geruimen tijd werkte. De Commissie is hier dus niet, zooals
Burgemeester en Wethouders van Leiden veronderstellen »maar
gehandhaafd." Zij is door den Raad onder andere op voor
stel van het Christelijk Historisch Raadslid van As en
door Burgemeester en Wethouders nuttig geacht, hoewel
overleg bestond. Ik zou de Commissie ook niet gaarne missen.
Ik acht het van groot belang, dat advies kan worden inge
wonnen van een Commissie, waarinde verschillende partijen uiter
aard vertegenwoordigd zijn door die leden, die zich in den Raad
meer speciaal voor de personeelszaken plegen te interesseeren."
De heer Pera. M. d. V. Mag ik den heer van Stralen even
interrumpeeren Ik heb mij in den naam vergist, want het
is niet Wethouder Drees uit den Haag, maar wethouder
Landeweert te Velsen. Ik wensch die vergissing te her
stellen.
De heer van Stralen. M. d. V. De heer de Lange heeft in
uitzicht gesteld, dat hij voor het praeadvies van Burgemeester
en Wethouders zal stemmen omdat het toch niets geeft, omdat
zij tdch geen uitvoering zouden geven aan mijne motie, maar
ik wil erop wijzen de heer de Lange kan het niet ontkennen
dat in de aanneming van de motie een vingerwijzing voor
Burgemeester en Wethouders gelegen zou zijn welke toch
misschien iets goeds uitwerkt.
Burgemeester en Wethouders staan er niet zoo principieel
tegenover, dat zij het in elk geval niet willen. Ik stel mij
voor dat als de Raad bij meerderheid van stemmen een
uitspraak doet in den geest van de motie, Burgemeester en
Wethouders niet zoo zullen zijn of zij zullen met deze nieuwigheid
een proef willen nemen. Dus ik geloof werkelijk dat, als de
heer de Lange over zich kan krijgen om mijne motie te
steunen, er inderdaad kans bestaat dat deze zaak voor
elkaar komt.
Wij moeten niet vergeten, er wordt van weerskanten zeer
breedvoerig en wijsgeerig over die zaak gesproken. De heer
Pera heeft zich erover uitgelaten, alsof hij in die aangelegenheid
op en top thuis is. Het is een nieuwe aangelegenheid en als
wij van verschillende gemeentebesturen, die toch wel iets
weten op dit gebied, inlichtingen krijgen welke er op wijzen
dat het buitengewoon nuttig werkt, wat hebben wij dan aan
de meening van den heer Pera, die zoo iets nooit heeft
medegemaakt?
Ik blijf erbij, dat het van belang kan zijn dat de verschillende
politieke richtingen uit den Raad ook bij de besprekingen
van loonsaangelegenheden in de commissie voor georganiseerd
overleg hare meening kunnen zeggen en in elk geval zich op
de hoogte kunnen stellen van den gang der besprekingen
aldaar.
De heer de Lange. Ik wil den heer van Stralen eraan
herinneren, dat Burgemeester en Wethouders in hun praeadvies,
onder verwijzing naar artikel 54,2e lid der Gemeentewet, zeggen:
»Na rijpe overweging komt het ons voor, dat het in het
leven roepen van een commissie van bijstand voor personeels
zaken hier ter stede geen aanbeveling verdient."
Mij dunkt, dat is goed Hollandsch. Daar staat, dat Burge
meester en Wethouders die commissie niet begeeren en ik
heb niet de minste reden om aan iemand op te dringen wat
hij niet begeert.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer van Stralen, luidende: »De Raad
van oordeel dat het bestaan van een permanente Raadscom
missie voor personeelszaken gewenscht is, noodigt Burgemeester
en Wethouders uit daartoe strekkende voorstellen te doen",
wordt in stemming gebracht met 15 tegeri 13 stemmen ver
worpen.
Tegen stemmende heeren de Lange, van der Pot, Oostdam,
Wilmer, Stijnman, Knuttel, Splinter, Rotteveel, Mulder, Eerd-
mans, Sanders, van Hamel, Pera, Bots en van der Lip.
Vóór stemmende heeren Heemskerk, Schoneveld, van
Stralen, Groeneveld, mevrouw. BaartBraggaar, de' heeren
Eikerbout, Bisschop, Sijtsma, van Eek, Kuivenhoven, Wilbrink,
Dubbeldeman en Meijnen.
(De heer Sijtsma was inmiddels weder in de vergadering
teruggekeerd.)
XX. Praeadvies op de motie van de heeren van Stralen en
Dubbeldeman, inzake verhooging van de loonen der lantaarn
opstekers en van de loonen der losse en los-vaste werklieden.
(Zie Ing. St. No. 369.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik wil in zekeren zin mijne
erkentelijkheid uitspreken, dat Burgemeester en Wethouders
althans gegaan zijn in de richting welke wij in de motie als
wenschelijk aangegeven hebben.
Het principe, dat wij in onze motie hebben neergelegd, is
door Burgemeester en Wethouders niet aanvaard, want het
hield in, dat de salarissen van alle personen in gemeentedienst
door den Gemeenteraad moesten worden vastgesteld, maar
door hun voorstel om te besluiten, dat »het minimumloon der
algemeene salarisverordening in het algemeen als limiet zal
gelden voor het loon der losse werklieden", z(jn zij nu in die
richting gegaan, doch niet geheel zooals wij dat wenschen.
Onder andere hebben wij in de motie gevraagd om de loonen
voor de betrekking van lantaarnopsteker en voor andere
nevenbetrekkingen door den Gemeenteraad te doen vaststellen,
maar Burgemeester en Wethouders hebben geadviseerd daarop
niet in te gaan. Toch heeft onze motie in dit opzicht eenig
gunstig gevolg, omdat de bespreking ervan in de Commissie
voor de Lichtfabrieken tenslotte heeft geleid tot een loons-
verhooging voor de lantaarnopstekers van f 16.tot f 18.
Dat succes hebben wij althans bereikt en daarin kan ik 'mij'
verheugen, al had ik liever gezien, dat Burgemeester en
Wethouders geheel wat en meegegaan met hetgeen wij in
onze motie hebben gevraagd.
Ik heb in het antwoord van Burgemeester en Wethouders
ook gelezen, dat in de Commissie van beheer voor de Licht
fabrieken een van de leden dier Commissie, die dezelfde
politieke richting is toegedaan als de voorstellers der motie,
verder wilde gaan dan door Burgemeester en Wethouders
wordt voorgesteld en wenschte bepaald te zien, dat, wanneer
in de overeenkomstige vrije bedrijven collectieve contracten
bestonden, deze als grondslag zouden worden genomen voor
de bepaling van de loonen der losse werklieden. Het komt
mij gewerischt voor die bepaling alsnog in het voorstel van
Burgemeester en Wethouders op te nemen. Mochten Burge
meester en Wethouders daartoe geneigd zijn, dan zou ik
bereid zijn mijn motie in te trekken, omdat dan voor een
groot deel zou zijn voldaan aan hetgeen daarin voorkomt. Ik
acht het treffen van een dergelyke regeling van groot belang,
want verleden jaar is herhaaldelijk gebleken* dat het gemis
daarvan leidt tot verstoring van den goeden gang van zaken.
Als wij nagaan, dat op dit oogenblik het loon, dat door
Burgemeester en Wethouders zal worden toegekend aan, laat