530
MAANDAG 18 OCTOBER 1920.
Als ik mij niet vergis, dan wordt door het verhuren van
dit pand aan den heer Woestenburg weder een huis aan de
bewoning onttrokken.
De Voorzitter ontkent het. Maar er werd toch een deel van
het huis bewoond?
De Voorzitter. Niet dat ik weet.
De heer Dübbeldeman. Het huis kan op het oogenblik
misschien leeg staan, maar dat zegt nog niet veel. Daarmede
is nog niet gezegd, dat het huis niet te bewonen zou zijn.
De Voorzitter. Het huis staat leeg; zooals in de stukken is
medegedeeld is het levenslange gebruik van het huis aan de
vorige bewoonster afgekocht. Het huis is niet voor bewoning
geschikt; het is een cavalje en slechts met groote kosten zou
het weder voor woonhuis in orde te maken zijn; dat hebben
wij nagegaan.
De zaak is nu om van dat perceel, zoolang het niet afge
broken wordt ten behoeve van de verbreeding van de Bran-
dewijnsteeg, nog iets te trekken.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
XVI. Praeadvies op het verzoek van de Zuid-Hollandsche
Propaganda-Commissie van de Nederl. Onderwijzers Propaganda
Club om het kosteloos gebruik van een lokaal der school aan
de Duivenbodestraat en een subsidie, gelijk aan de kosten van
schoonhouden, verlichting en verwarming van dat lokaal.
(Zie Ing. St. No. 33fk)
Wordt zonder beraadslaging ol hoofdelijke stemming besloten
afwijzend op het verzoek te beschikken.
XVII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve
van de bijstorting op de 5 certificaten van aandeel in de N.V.
Centrale Bouwmaterialen Voorziening (C.B.V.).
(Zie Ing. St. No. 330.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Sanders. M. d. V. Ik wensch naar aanleiding van
dit voorstel een vraag te stellen.
Tegen het voorstel als zoodanig heb ik geen bezwaar, maar
mijn vraag betreft de volgende uitlating in den brief van de
Vereeniging van Nederlandsche gemeenten
»In verband met den gestegen rentestand is door de alge-
meene vergadering van aandeelhouders besloten de bepaling
in artikel 23 der Statuten, volgens welke een minimum divi
dend van 5 wordt uitgekeerd, te wijzigen in dien zin dat
telken jare aan de hand van de omstandigheden de rente zal
worden bepaald."
Een van beiden: of men wil de mogelijkheid openen om
een hooger dividend uit te keeren, en dan lijkt mij een
Statutenwijziging absoluut onnoodig, omdat bij de Statuten
is bepaald, dat een minimum dividend van 5% moet worden
uitgekeerd, of de mogelijkheid moet worden geopend voor het
uitkeeren van een lager dividend, maar dan is de motiveering
van dien hoogeren rentestandaard niet noodig. Ik heb getracht
mijn licht op te steken in de Statuten, maar deze konden
mij ter Secretarie niet verstrekt worden.
De Voorzitter. Ik kan den heer Sanders antwoorden, dat
de inhoud van dien brief ook mij had getroffen; wij hebben
daarom geïnformeerd en toen is gebleken, dat er een fout in
dien brief was geslopen. Dat woord «minimum" moet zijn
«maximum."
De heer de Lange. M. d. V. Er moet voor deze zaak weer
f 22.500 uit de gemeentekas en ik kan niet voorstellen ze
niet te storten, omdat het tot de verplichtingen van de ge
meente behoort ze te storten, maar daarover wil ik hier toch
even mijn teleurstelling te kennen geven. De Centrale Bouw
materialen Voorziening is een crisis-product, dat even slecht
functionneert als al de andere crisis-producten hebben gefunc-
tionneerd, en, waar dat het geval is, zou ik veel liever zien,
dat van het gemeentebestuur een aandrang uitging tot die
Naamlooze Vennootschap als zoodanig om die vennootschap
te liquideeren dan dat het kapitaal door de volstorting van
de aaudeelen werd vergroot, zooals het voorstel luidt. Natuur
lijk kunnen beide dingen ook samengaan; de volstorting kan
geschieden en toch kan van het gemeentebestuur aandrang
uitgaan om tot liquidatie te besluiten.
Ik zou dan ook aan Burgemeester en Wethouders willen
vragen of zij niet ernstig willen overwegen of het niet op
hun weg ligt om bij de vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten aandrang uit te oefenen, opdat wij komen tot
liquidatie van dit slechte crisis-product, de Centrale Bouw
materialen Voorziening. Ik noem het «slecht" en ik wil met
een enkel woord motiveeren waarom ik meen het recht te
hebben het slecht te noemen. De Centrale Bouwmaterialen
Voorziening is een deloyale concurrent van den particulieren
bouwmaterialenhandel, een concurrent, die, omdat het min
of meer een staatscreatuur is, zijn macht misbruikt om
sommige materialen tegen lageren dan den geldenden prijs
aan de fabrikanten te ontnemen. Dat doet zij eenvoudig
op deze wijze. Er is op dit oogenblik bijvoorbeeld een Rijks
bureau voor de baksteen-distributie en nu werkt zij met dat
bureau samen, omdat beide stadtscreaturen zijn. Dat baksteen
distributie-bureau zegt nu tot de steenfabrikanten: gij krijgt
van mij alleen dan vergunning tot het verzenden van steen,
als gij zooveel procent van uw product aan de Centrale
Bouwmaterialen Voorziening afstaat tegen minder dan den
gewonen prijs. Dat noem ik deloyale concurrentie.
Er komt nog dit bij. De Centrale Bouwmaterialen Voor
ziening is een zoo onhandzaam en onhandelbaar lichaam, dat
het eenvoudig tegenover zijn afnemers decreteert wat het wil.
Als de gemeente Leiden met de Centrale Bouwmaterialen
Voorziening een contract heeft gesloten voor de levering van
straatsteenen voor bestrating van het Kooiterrein, en het komt
aan de Centrale Bouwmaterialen Voorziening niet gelegen
die steenen te leveren, dan laat zij de bewoners van het Kooi
terrein door het zand marcheeren en zegt zij tot de gemeente
Leiden: het past mij niet om die steenen te leveren, want
zij zijn wat duurder geworden door de overstrooming, en nu
moet gij maar zien, dat gij bij anderen terecht komt. Als
dat aan de gemeente Leiden overkwam van de zijde van een
particulieren leverancier, zou zij zeggengij hebt aangenomen
die steenen te leveren, gij moet zelf dat risico dragen, ik moet
ze van u hebben. Maar de gemeente Leiden is lijdzaam tegen
over de Centrale Bouwmaterialen Voorziening en, waar zij
zelve aandeelhouder is, accepteert zij eenvoudig een weigering
om te leveren van de Centrale Bouwmaterialen Voorziening.
Zij stuurt haar hoofdopzichter van de Gemeentewerken den
Rijn en de Waal langs om, nu de Centrale Bouwmaterialen
Voorziening weigert te leveren, bij anderen steenen te gaan
koopen, natuurlijk tegen hoogere prijzen. Die hoofdopzichter
slaagt daarin en de steenen komen toch, maar de Centrale
Bouwmaterialen Voorziening laat Leiden in het moeras zitten.
Daar hebt ge nu dat voortreffelijke lichaam, waarvan wij
aandeelhouder zijn.
Diezelfde Centrale Bouwmaterialen Voorziening zegt tot hare
afnemers: ik lever u, maar natuurlijk niet op de gewone wijze.
De gewone wijze is, dat een leverancier levert franco aan het
werk op keur van de directie.
Ik heb met gewoonten van den handel niets te maken, zegt
de Centrale Bouwmaterialen Voorziening: ik lever niet franco
aan het werk. (Vandaar misschien die tegenvaller van ƒ19000.
aan vracht bij den woningbouw van de Vereeniging ter Be
vordering van den bouw van werkmanswoningen.)
De Centrale Bouwmaterialen Voorziening zegt: ik lever u
franco aan de fabriek en ik lever u wel op keur, als ge
maar naar de iabriek gaat om te keurenanders lever ik
niet op keur. Een gewoon leverancier heeft de risico van den
aankoop en van het vervoer; en dan wordt het' materiaal
gekeurd op de plaats waar het gebruikt moet worden. Neen,
zegt de Centrale Bouwmaterialen Voorziening, aan de fabriek
kunt ge het materiaal laten keuren en wat er dan verder
mede gebeurt is niet voor mijn rekening doch voor uw
rekening.
Men weet niet, wat er onderwijl gebeurt, als het materiaal
heden gekeurd is en het wordt een maand later verscheept.
Als die steenen dan naar Leiden komen, dan accepteert
natuurlijk de gemeente Leiden die steenen en dan gebruikt
zij bijvoorbeeld aan de Langebrug langs het Hópital Wallon
straatsteenen, welke zij niet van een particulier geaccepteerd
zou hebben zoo slecht zijn ze van qualiteit en zij
betaalt die met goed geld.
Ziedaar de handelwijze van deze vennootschap. Het is een
deloyale concurrentie en het doet mij leed, dat wij bij die
vennootschap aandeelhouder zijn. Dergelijk lichaam, dat zoo
slecht werkt, moet zoo spoedig mogelijk verdwijnen.
Ik spreek de hoop uit, dat Burgemeester en Wethouders
de zaak nog eens goed zullen bekijken en zullen overwegen,
of het niet noodig is ter plaatse waar dat behoort een ver
zoek in te dienen om tot liquidatie van de vennootschap
over te gaan.
De heer Dübbeldeman. M. d. V. Ik verwonder my er
natuurlijk in het geheel niet over dat wij van den heer de
Lange gehoord hebben wat zoo even door hem in het midden
gebracht is. Alles wat komt van de gemeenschap deugt volgens
hem niet.
Ik geef toe, het zal af en toe wel eens voorkomen dat er
eenige gebreken zijn, maar is dat alleen bij deze instelling?
Komt het bij particulieren ook niet voor?
Ik wil er den heer de Lange op wijzen, dat die steenen