MAANDAG 18
OCTOBER 1920.
527
namelijk dat wij sinds 1914, in tegenstelling met hetgeen na
vroegere oorlogen is voorgekomen, voor besmettelijke ziekten
gespaard zijn gebleven, dan moet, waar de toekomst allerminst
helder is, dit argument wegen, dat wij gewapend moeten zijn
tegen aanvallen van besmettelijke ziekten, die ons kunnen
overkomen. Dat is een reden waarom wij een directeur van den
geneeskundigen dienst moeten benoemen; niet om dien direc
teur zelf, maar om te zorgen, dat wij opgewassen zijn even
tueel tegen besmettelijke ziekten, die zich tengevolge van de
omstandigheden kunnen voordoen.
De heer van Hamel. M. d. V. Ofschoon ik toejuich het
pogen en streven van den heer Eerdmans om zoo zuinig
mogelijk te zijn en er in theorie misschien iets te zeggen zou
zijn voor hetgeen hij beoogt, kan ik toch niet met zijn voor
stel meegaan.
Ik meen, dat wij in deze niet moeten terugkomen op het
besluit van 5 Juli. De toen aangenomen plannen hebben nog
geen bepaalden vorm aangenomen, maar om daaraan vorm
te kunnen geven, om dat te kunnen uitvoeren is noodig een
behoorlijke voorbereiding en die voorbereiding kan onmogelijk
plaats hebben wanneer zij niet geschiedt door den Directeur,
die plannen moet ontwerpen, die Burgemeester en Wet
houders moet voorlichten, enz.
Dit alles geelt mij aanleiding om te willen medewerken op
dit oogenblik aan de benoeming van den Directeur van den
Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst.
De heer Knuttel. M. d. V. Hoewel blijkt, dat er niet de
minste kans is dat hot voorstel van den heer Eerdmans wordt
aangenomen, acht ik mij toch verplicht even op twee dingen
te wijzen.
Vooreerst wil ik ook van mijn kant een scherp protest
laten hooren tegen de houding van den heer Eerdmans, die
hier, als vertegenwoordiger in ons midden onder andere van
hen, die zich gaarne beschouwen als het meest verlichte deel
der natie, komt met een politiek zonder eenig uitzicht; hij
wil zich eenvoudig er toe bepalen om de dingen gaande te
houden welke er op het oogenblik zijn en voor de rest de
koorden van de beurs te sluiten. Ik vind dit zoo'n treurige
politiek, dat ik die even uitdrukkelijk aan de kaak wil stellen.
In de tweede plaats wil ik wijzen op wat wel een gevaar
zou kunnen zijn, en wel naar aanleiding van de woorden van
den heer de Lange, die meent dat, als een Directeur aangesteld
is, met dingen als het aanvullingsziekenhuis wel wat getraineerd
zou kunnen worden.
Ik moet verklaren, dat mij noodzakelijk lijkt, dat dit niet
geschiedt. Ik weet niet, of er eenige plannen zijn in de richting
van wat de heer de Lange in het midden gebracht heeft,
maar het is goed om bij voorbaat reeds zich uitdrukkelijk
tegen zoo iets te verzetten.
Juist het hulpziekenhuis ik heb het bij de behandeling
der zaak zelf bepleit is hier zeer noodzakelijk:
De heer van der Lip. M. d. V. Ik kan mij aansluiten bij
die sprekers, die het voorstel van den heer Eerdmans bestreden
hebben.
Ik moet eerlijk verklaren, dat ik met eenige verwondering
van zijn voorstel heb kennis genomen. De Geneeskundige
Dienst te Leiden is niet in orde; dat weten wij allen; en er
is heel wat te doen gew-eest om op dit punt tot een beteren
toestand te geraken. Er is een commissie benoemd, deze heeft
heel wat werk te doen gehad; zij heeft een rapport uit
gebracht; de Gemeenteraad heeft zich met hare conclusies
eenparig vereenigd en in dien tijd ook een terrein aangekocht
voor de inrichting van den Ontsmettingsdienst. En nu wil de
heer Eerdmans, terwijl wij nu zoover zijn gekomen dat aan
het Raadsbesluit, dat op 5 Juli eindelijk genomen is, uit
voering gegeven kan worden, plotseling de heele zaak stop
zetten
De heer Eerdmans kan nu wel zeggenlaten wij wachten
tot gunstiger omstandighedenvoor mij komt dat echter neer
op een uitstel ad ealendas graecas. Als wij gaan wachten
op gunstiger omstandigheden dan kunnen wij nog een heelen
tijd wachten. De geheele zaak zou dus op losse schroeven
worden gezet.
De heer de Lange heeft er reeds terecht aan herinnerd
hoe gebrekkig de Ontsmettingsdienst is en hoe dit ten gevolge
gehad heelt dat wij in de laatste jaren van het Rijk geen
subsidie meer hebben kunnen krijgen.
In dit verband herinner ik er ook nog aan dat de verorde
ning op de heffing van rechten voor werkzaamheden door
den Ontsmettingsdienst, die eenigen tijd geleden door den
Raad is vastgesteld, geene goedkeuring heeft kunnen verkrijgen
omdat wij hier geen goeden Ontsmettingsdienst hebben. Wel
een bewijs, dat van hoogerhand tie inrichting van dezen dienst
in de verste verte niet goedgekeurd kan worden.
Wanneer wij nu geen Directeur benoemen, dan kan de
verbetering van den Ontsmettingsdienst ook geen voortgang
hebben, want, zooals men weet, moet de Directeur als adviseur
van den Ontsmettingsdienst optreden.
Ik ben het verder geheel eens met degenen, die betoogd
hebben, dat wij allerminst moeten gaan bezuinigen op het
stuk van de hygiëne.
Het is gemakkelijk om te zeggen: laat ons het traktement
van den Directeur en misschien nog veel meer uitsparen;
maar is die berekening wel zuiver? Wie kan ons zeggen,
welke gevolgen, ook van financieelen aard het voor Leiden
kan hebben, wanneer wij niet hebben een behoorlijken gezond
heidsdienst?
Er kunnen zich bijvoorbeeld allerlei ziekten voordoen en
dan zouden wij waarschijnlijk financieel veel meer achteruit
raken dan wanneer wij een behoorlijk georganiseerden gezond
heidsdienst hadden ingericht. Het lijkt mij, dat op dit stuk
allerminst en het allerlaatst mag worden bezuinigd.
Ik ben het met den heer Knuttel eens, dat wij niet moeten
gaan traineeren. Er zijn in Leiden nog verschillende zaken op
het gebied van den geneeskundigen dienst in orde te maken en
daarbij zou ik den noodigen spoed willen betrachten. Als wij
eenmaal een Directeur hebben, zou ik de bestaande plannen zoo
spoedig mogelijk ten uitvoer willen brengen. Ook naar mijn
oordeel zal bijvoorbeeld het hulpziekenhuis in een dringende
behoefte voorzien.
Wat betreft het laboratorium, waarover de heer de Lange
heeft gesproken, tot de stichting daarvan is nog niet besloten.
De heeren zullen zich herinneren, dat wij hebben gezegd: wij
zullen op de Langegracht een plaats voor dat laboratorium
reserveeren, maar nog niet tot stichting daarvan besluiten;
dat moet dus later nog beslist worden.
Er is dunkt mij voor het Voorstel van den heer Eerdmans
niets te zeggen. Het zou mij spijten, indien deze zaak, welke
met moeite is tot stand gekomen, weer op losse schroeven
werd gezet.
De heer Eerdmans. M. d. V. De loop, welken de discussie
heeft genomen, verwondert mij niet het minst. Ik heb be
grepen, toen ik dit voorstel deed ik heb dat gedaan omdat
ik indertijd niet in den Raad zat niet om het Raads
besluit in kwestie in te trekken, maar om de uitvoering op
te schorten, dat ik, aangezien de Raad vrij wel uit dezelfde
leden bestaat als op 5 Juli het geval was, de heeren als het
ware wel noodzaakte om het standpunt, door hen op 5 Juli
ingenomen, te verdedigen.
Ik hoor met groote belangstelling, dat dit nu een van de
punten is, die eigenlijk niet lang meer kunnen Wachten en
zoo hoogst belangrijk en noodzakelijk zijn, maar ik verwonder
mij er over, dat men desniettegenstaande zoo lang gewacht
heeft. Het schijnt mogelijk te zijn geweest, daar men in den
tijd, die achter ons ligt, de hygiënische belangen van de
bevolking nog niet heeft zien schaden. Sommige leden hebben
gesproken alsof wij hier leefden in een afgelegen gedeelte
van Nederland, waar wij ons gansch en al op ons zeiven
moesten inrichten, omdat wij anders niet in het bezit van
de noodige medische beveiliging zouden zijn. Nota bene, wij
in deze universiteitsstad met het academisch ziekenhuis zitten
midden in de menschen, die dit gebied bestudeeren en bezien
wij zitten niet op een plaats, welke, als zich ernstige om
standigheden voordeden, gevaar zou loopen door het niet
aanwezig zijn van een dienst,' zooals men dien op dit oogen
blik ontwerpt. Wat men zich daarvan eigenlijk voorstelt,
weet men zelf niet. Dat is voor mij het bedenkelijke. Men
komt met de benoeming van een Directeur, maar de heer
van Hamel heeft gezegd, dat dit een voorloopige vorm is en
wij later moeten zien wat er verder van komt. Een ander lid
heeft gezegdwij hebben een plaats open gehouden voor een
laboratorium en dat komt er natuurlijk. De assistenten komen
er dan van zelf ook. In den loop der tijden zal dat veel
geld kosten en dan zijn wij prachtig ingericht. Het is met
de vuilverbranding op dezelfde wijze gegaan, die kost thans
tonnen. Zij is prachtig ingericht en menschen uit vreemde
plaatsen komen zien hoe wij in dit opzicht geïnstalleerd zijn.
Zoo zal men ook naar onzen geneeskundigen dienst komen
kijken en zich verheugen over den ijver van den Directeur,
de schoonheid van de gebbuwen en dergelijke dingen meer,
die ook duizenden zullen kosten.
Ik wensch het Raadsbesluit in kwestie niet in te trekken,
maar wil de uitvoering daarvan opschorten. Sommige van de
heeren hebben de vrees uitgesproken, dat het uitstel van de
uitvoering voor langen tijd zou zijn, en de heeren van links
hebben geroepen: tot na de revolutie! Die heeren denken
dus blijkbaar, dat de revolutie nog lang zal uitblijven. Ik
neem acte van die verklaring, zooals die heeren acte hebben
genomen van mijn verklaring. De heer de Lange heeft in
dit voorstel gezien het stelsel van niets te willen doen, maar
het principieele onderscheid tusschen hem en mij bestaat
hierin, dat de gang van zaken door mij slechts wordt beoor
deeld van het standpunt, dat inderdaad de draagkracht van
de bevolking niet meer in staat is op te brengen wat opge-