MAANDAG 18 OCTOBER 1920.
525
De heer van Eek. M. d. V. Met het voorstel van Burge
meester en Wethouders kan ik mij volkomen vereenigen;
alleen zou ik er op willen aandringen om, als het eenigszins
mogelijk is, de zaak in de volgende vergadering te behandelen.
Men was van plan die cursussen met October te beginnen,
maar dat kan niet meer,' zoodat het wel November zal worden.
De schuld daarvan is de late indiening van het adres, maar
in elk geval zou ik, waar de winter de meest geschikte tijd
is voor het houden van dergelijke cursussen, gaarne zien, dat
Burgemeester en Wethouders spoedig praeadvies uitbrachten.
De Voorzitter. Wij zullen alle moeite doen de zaak in de
volgende Raadsvergadering te behandelen, maar het lijkt mij
goed toe, dat óók de heer van Eek aan Burgemeester en Wet
houders eenige toelichting verstrekt, hoe hij zich dat subsidie
voorstelt, o. a. of een jaarlijksch subsidie van ƒ50.dan wel
een subsidie van ƒ50.per jaarlijkschen cursus zal worden
gegeven. Burgemeester en Wethouders zullen dan beter be
slagen ten ijs komen. Als Burgemeester en Wethouders de
noodige nadere inlichtingen zullen hebben verkregen, zal te
zijner tijd, doch zoo spoedig mogelijk, een praeadvies den
Raad bereiken.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem
ming overeenkomstig het voorstel van. Burgemeester en Wet
houders besloten.
17°. Advies van de Gezondheidscommissie op de ontwerp
verordening tot wijziging van die op de Straatpolitie.
Dit advies luidt als volgt:
Leiden, den 14 October 1920.
De Gezondheidscommissie heeft de eer U mede te deelen
dat nevensgaand «voorstel betreffende eene wijziging der
verordening op de straatpolitie" haar geen aanleiding geeft
tot het maken van eenige opmerking.
D. A. de Jong. Voorzitter.
M. D. Horst. Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders te Leiden.
Zal worden behandeld bij punt 29 der agenda.
18°. Amendement van den heer de Lange op het voorstel
in zake het verleenen van een woningvoorschot aan de ver-
eeniging «Eensgezindheid".
Zal worden behandeld bij punt 30 der agenda.
19°. Verzoek van thet Bestuur van de Leidsche Vakschool
voor Meisjes, uitgaande van de Zita-vereeniging, om de subsidie
over 1920 ad f 7899.90 alsnog toe te kennen.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
20°. Verzoek van de Vereeniging «Schoolkindervoeding''om
toekenning van een subsidie over 1920 van ƒ7885.45.
21°. Idem alsvoren om een subsidie over 1921 ad 24341.—.
Omtrent de wijze van behandeling dezer verzoeken zal in
de volgende vergadering worden beslist, aangezien zij na den
gestelden termijn zijn ingekomen.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
1°. dat aan H. Hazelhorst, eervol ontslagen Waag- en
Ijkmeester, met ingang van 1 Augustus 1920, een suppletie
pensioen is toegekend van 293.—, zoolang het hem bij
Koninklijk Besluit verleend pensioen bepaald blijft op 596.—
2°. dat op 28 September heeft plaats gehad de opneming
van de boeken en kas van den Gemeenteontvanger, waarvan
proces-verbaal is opgemaakt, dat in de Leeskamer is neder-
gelegd en aan Gedeputeerde Staten medegedeeld;
3°. dat in de Commissie bedoeld in artikel 22 van het
Werkliedenreglement zijn benoemd:
door Burgemeester en Wethouders:
tot leden: A. M. Touw en J. Bots,
tot plaatsvervangende leden: Ed. Ydo en P. Boot;
bij de op 24 September jX. gehouden verkiezing:
tot leden: A. Segaar en J. J. Limburg,
tot plaatsvervangende leden: S. P. de Haan en J. van der
Hoeven.
Aan de orde is:
1. Benoeming van een Directeur van den Gemeentelijken
Geneeskundigen Dienst.
(Zie ïng. St. No. 334.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik zou gaarne, om deze belangrijke
keuze met kennis van zaken te kunnen doen, eenige nadere infor
maties van Burgemeester en Wethouders ontvangen betreffende
deze voordracht. En, waar het hier over een tweetal personen
gaat, schijnt het mij gewenscht, deze zaak in besloten zitting
te bespreken.
De heer Eerdmans. M. d. V. Toen op 5 Juli van dit jaar
werd besloten over te gaan tot instelling van de betrekking
van Directeur van een Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst,
had ik niet de eer lid van dit College te zijn. Dat geeft mij
aanleiding om, nu deze voordracht van Burgemeester en
Wethouders bij den Raad is ingediend, een voorstel aan u
te doen.
Op 5 Juli was de Raad nog niet in het bezit van de be
scheiden, welke thans voor ons liggen. Wij hebben sedert
gekregen een suppletoire begrooting voor 1920, waaruit blijkt
dat de post hoofdelijke omslag over dit jaar zal moeten worden
verhoogd met 6^ ton. Verder hebben wij gezien, dat de ontwerp-
begrooting voor 1921 er rekening mede houdt, dat de hoofde
lijke omslag ruim 1 millioen gulden meer zal moeten
opbrengen dan dit jaar in de stukken is aangegeven.
Dit doordringt ons van het feit, dat de gemeentelijke uit
gaven een zeer hoog peil bereikt hebben.
Nu is het een onaangename ervaring dat, als men nagaat
welke posten belangrijk verminderd zouden kunnen worden,
het blijkt dat de meeste van die uitgaven voortvloeien uit
den eenmaal bestaanden toestand.
Waar nu de financieele lasten, welke op de ingezetenen
gelegd zullen worden, de uiterste grens zullen bereiken, daar
dringt zich de vraag aan ons op 'of wel zal moeten worden
overgegaan tot uitvoering van Raadsbesluiten, die genomen
zijn doch waaraan nog geen uitvoering gegeven is.
Mijne overtuiging is, dat de instelling van de betrekking
van Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst
een goede zijde heeft, maar tevens dat het wellicht een van
die zaken is welke zouden kunnen worden verschoven tot
de toekomst
De heer Knuttel. Tot na de revolutie!
De heer Eerdmanstotdat de geldelijke toestand minder
zwaar drukt dan op het oogenblik.
Het spreekt vanzelf dat, wanneer dergelijke Directeur op
treedt, dit met zich zal medebrengen dat hij op behoorlijke
wijze moet kunnen werken. Daartoe zal hij binnen niet al te
langen tijd een laboratorium noodig hebben. Het is zeer de
vraag of het mogelijk zal zijn het bij een van de bestaande
laboratoria onder te brengen: daarmede zijn persoonlijke
verhoudingen gemoeid. En als iemand een laboratórium heeft,
dan heeft hij noodig 1 of meer assistenten. Het laat zich dus
voorzien, dat op die manier een Gemeentelijke Geneeskundige
Dienst door het instellen van deze betrekking van Directeur
als het ware van zelf wordt eene zaak, die meer uitgaven zal
vragen, dan het salaris, dat wij op dit oogenblik zullen toe
kennen.
Waar bezuinigd moet worden, waar wij op de uitgaven
moeten passen, daar is de vraag gewettigd, of het niet juister
is met de uitvoering van het Raadsbesluit van 5 Juli te
wachten. Mijn bedoeling is niet om dat besluit ongedaan te
maken maar om te wachten tot gunstiger omstandigheden.
Totnogtoe zijn wij er met de bestaande regeling nog goed
doorheen gekomen wat onze gezondheid betreft. Het zal
misschien gewenscht zijn dat er op het gebied van de hygiëne
dingen gebeuren welke op het oogenblik nog niet geschied
zijn: maar daartegenover staat, dat er nog andere vragen in
onze stad zijn welke zich aan ons opdringen, dingen die ook
geld kosten maar die weder op den achtergrond geschoven
zullen worden als aan het Raadsbesluit van 5 Juli uitvoering
gegeven wordt op dit oogenblik.
Op grond van een en ander heb ik de eer de volgende
motie voor te stellen
«De Raad, overwegende, dat de tegenwoordige financieele
toestand van de gemeente tot beperking der uitgaven dringt,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit de uitvoering van
het Raadsbesluit van 5 Juli 1920 tot instelling van de be
trekking van Directeur van den geneeskundigen dienst op
te schorten tot gunstiger omstandigheden zijn ontstaan."
De V oorzitter. De heer Eerdmans stelt voor de volgende
motie