MAANDAG 18 OCTOBER 1920. 549 komen en ik die moeilijkheid van de zijde der gemeente niet wil vergrooten. Jk meen dat, waar ons gemeentebestuur met overtuiging heeft gekozen het systeem van den woningbouw door woning- bouwvereenigingen, het ten zeerste noodig heeft een voort durend en niet verslappend initiatief van den kant van die woningbouwvereenigingen, speciaal van den kant van hen, die deze vereenigingen besturen. Het is gewenscht, dat die be sturen, bij de moeilijkheden, welke zich op hun weg voor doen, ten allen tijde gevoelen dat zij het gemeentebestuur aan hunne zijde hebben en niet tegenover zich, dat het ge meentebestuur naast hen staat om met hen te overleggen hoe die moeilijkheden uit den weg te gaan of op te ruimen, en dat in elk geval van den kant van het gemeentebestuur daar aan geene moeilijkheden worden toegevoegd. Dit is min of meer wat ik zou willen noemen het gevoels- motief voor mijne opinie tegen een dergelijk voorstel als dat van den heer de Lange. Nu zou ik waarschijnlijk hierover anders denken en met den heer de Lange althans voor een deel medegaan, ik besef natuurlijk ook, ik heb daarvan reeds vroeger blijk gegeven, dat men bij die steeds stijgende bouwkosten ook aan de huren iets moet doen, dat men de huren niet op gelijk peil kan houden, wanneer niet het Rijk, dat ook een belangrijk woordje heeft mede te spreken, van zijn kant niets deed, wanneer het Rijk in dit opzicht achterbleef. Maar het Rijk pakt in dit opzicht reeds krachtig aan. Het Rijk loopt zelfs harder dan de heer de Lange; telkens komen er veranderde eischen en telkens zijn die eisehen er op gebaseerd om den bijslag, dien het Rijk moet geven, naar beneden te krijgen, althans ten gevolge van de stijgende bouwkosten niet verder te doen verhoogen. Ook dit voorstel geeft daarvan den weerslag. Men ziet hier voor het eerst rekening gehouden met het nieuwste systeem dat het Rijk volgt, waarbij de bijslag, welken Rijk en ge meente samen geven, afhankelijk gemaakt wordt van den inhoud der woningen. Dat is het gevolg van de circulaire van 30 Juli 1.1. Daardoor wordt reeds de bijdrage, welke naar dezen opzet van Rijk en gemeente samen gevorderd wordt, op een lager bedrag gebracht dan de heer de Lange als limiet wil stellen. Nu zeggen de heeren de Lange en Mulder: er zal wel wat bij komen; maar dan is het gewenscht dat wij nu reeds een limiet stellen en dat men goed weet dat niet, zooals tot dusver, alles wat er over heen gaat maar moet komen van Rijk en gemeente. Ik herhaal, dat dit de zaak verkeerd voorstellen is. Tot nogtoe is van een latere verhooging van bouwkosten niet het gevolg geweest, dat Rijk en gemeente dat er geheel bijleggen. Dat is onjuist. Zooals ik reeds meermalen gezegd heb in antwoord op betoogen van den heer de Lange, elke verhooging tot dusver van de bouwkosten van een woningbouwplan heeft wel is waar de bijdrage van Rijk en gemeente doen stijgen, maar tevens en zelfs in den laatsten tijd in belangrijker mate het totaal bedrag dat de huren moeten opbrengen.' Aangezien het Rijk zich op het standpunt stelde, dat 60 in doorsnede moest gedekt worden door de huren, lag het voor de hand dat hij verhooging van de verdere kosten ook daarvan 60% voor rekening van de huren kwam en 40% voor rekening van het Rijk en de gemeente. Maar wat is het plan van het Rijk blijkens hetgeen ons in den allerlaatsten tijd bekend geworden is? Wij hebben eenige dagen geleden twee brieven gekregen van den Minister, waarin hij toestemming geeft tot het houden van een aan besteding van het woningbouwplan van de vereeniging »De Goede Woning" en van de vereeniging «Eensgezindheid", het andere plan dier vereeniging, nl. dat aan den Zijlsingel. Blijkens dien brief neemt de Minister het standpunt in, dat hij in de eerste plaats gekend moet worden in iedere verhooging, die de geraamde kosten ondergaan. Voor het geen er opkomt, behoudt hij zich zijn nadere goedkeuring voor, waaruit volgt, dat ook bij de aanbesteding de gunning niet kan plaats hebben dan na 's Ministers nadere goed keuring. Tevens wordt in dien brief gezegd, dat de daaruit voortvloeiende hoogere kosten door huurverhooging zullen moeten worden gedekt. Waar hierin uit den aard der zaak een zeker systeem zit en niet te verwachten is, dat de Minister bij een plan, dat hij vandaag krijgt zoo zal redeneeren en bij een plan, dat hij morgen ontvangt zus,,spreekt het van zelf, dat volgens dat systeem het bij te passen tekort zal worden beperkt tot f 166,74.zoodat een voorstel om het te beperken tot 180. volmaakt overbodig is. Er schijnt mij daarom voor het voor stel van den heer de Lange geen reden te zijn. Ik herhaal: uit beginsel ben ik er tegen en ook, wanneer wij hier te doen hadden met een geraamd tekort van f 185.f 190. of 200.zou ik mij op de gronden, zooeven genoemd, niet daarvóór verklaren, maar, bezien in het licht van het geen nu het standpunt van den Minister is, geloof ik dat het voorstel van den heer de Lange zelfs geen effect zou sorteeren. De heer Elkerbout. M. d. V. Naar aanleiding van het voorstel van den heer de Lange, wensch ik even op te merken, dat, hoe goed het ook bedoeld is, nl. om een verhooging te leggen op het cijfer, in de stukken aangegeven, het ons aller minst bevredigt. Al zou op iedere woning een bedrag van f 13.worden gelegd, ik geloof, dat, in verband met den tijdsduur, welke reeds is gepasseerd, de mogelijkheid blijft bestaan, dat wij er daarmede toch niet zouden komen. De heer Mulder heeft gezegd, dat men maar raak bouwt, doch, als men hier woningen bouwt, die eenigermate zullen kun nen voorzien in de behoefte van de menschen, voor wie zij bestemd zijn, is een dergelijke uitdrukking allerminst op haar plaats. Re heer Mulder had even goed kunnen zeggenik stem tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, omdat, wij op dit oogenblik reeds kunnen bemerken, dat, hoe daar de berekening ook ligt, de kosten absoluut hooger zullen worden. Dan moeten, zegt de heer Mulder, die meerdere kosten door verhooging van de huren gevonden worden. Van andere zijde wordt echter gezegd, dat de huren te hoog zijn, dat de woningen die daarvoor gegeveu worden, kippenhokken zijn, en dat men alleen huizen moet bouwen zooals men in de 3-Octoberstraat vindt, omdat uitsluitend die soort huizen voor arbeidersgezinnen geschikt zijn. Ik kan het niet helpen, maar ik geloof niet, dat de andere arbeiders zich daarvan nog bewust zijn. De heer Dubbeldeman. Dat worden zij wel. De heer Elkerbout. Dat is wel mogelijk, maar men moet rekening houden met de omstandigheden, waarin men ver keert. Hoe gaarne men ook ruime en flinke arbeiderswo ningen in den vorm van villa's zou gaan bouwen, wij zullen tevreden moeten zijn, met hetgeen wij op dit oogenblik kunnen krijgen, omdat wij anders de goedkeuring van den Minister op onze plannen niet zullen erlangen. De heeren houden het mij ten goede, maar wij hebben niet de macht in handen om den Minister er toe te dwingen ons een betere woning te geven dan op dit oogenblik te krijgen is. Als wij voor het geval komen te staan, dat de woningen gebouwd móeten worden, dan zullen wij een eenigszins ruimere bijdrage moeten toestaan en komen wij met het voorstel van den heer de Lange niet altijd uit. De bouwvereeniging zelve heeft er- niet het minste belang bij, want. als wij vanavond het voor stel van Burgemeester en Wethouders niet goedkeuren, dan treffen wij daarmede allerminst de vereeniging, want, als deze dit plan heeft ontworpen, heeft zij dat uitsluitend ge daan om de gemeente behulpzaam te zijn door woningen te bouwen, welke voor de bewoners van de Langegracht ge schikt zouden zijn. Zij .zou anders die soort woningen niet hebben gebouwd, want indertijd zijn er reeds bezwaren ge opperd, dat dergelijke woningen in het schoone Kooiplan zouden komenmen vreesde dat deze woningen het geheele plan zouden ontsieren, wat echter volgens mijn inzien lang niet het geval zal zijn. «Eensgezindheid" had waarlijk geen terrein in dat gedeelte noodig. Wij hebben ons eigen terrein het ter rein waarop wij op dit oogenblik zijn, kan nog ruimschoots uitgebouwd worden, zoodat bij ons allerminst dit. plan voorzat, ja niet de minste bedoeling was om ons zelf daar een plaats te geven waar wij eigenlijk beter niet hadden behoeven te zijn. Wanneer- wij de zaak aldus stellen, dan is het buitengesloten, dat wij deze zaak om andere redenen gedaan hebben dan alleen om ter wille van de gemeenschap de behulpzame hand te bieden. Ik zou daarom derr heer Mulder in overweging geven om niet voor het amendement van den heer de Lange te stemmen. De heer van Stralen. M. d. V. Ik hoop, dat de uitstekende bestrijding van den Wethouder tot gevolg zal hebben, dat het amendement van den heer de Lange verworpen zal worden. Inderdaad is de door hem uitgesproken vrees niet onge wettigd dat, als op die manier- wordt voortgegaan met aan de bouwvereenigingen allerlei belemmerende bepalingen in den weg te leggen, de energie bij die vereenigingen zou kunnen gaan ontbreken en dan zou de toestand nog veel ongunstiger worden, zelfs in den gedachtengang ran den heer de Lange. Hij vvenscht zooveel mogelijk te bezuinigen? Maar wat zal er moeten gebeuren wanneer verschillende bouwvereenigingen gaan zeggen: onder dergelijke bezwarende voorwaarden bouwen wij niet meer? Dan zal toch in den woningnood voorzien moeten worden; dan zal de heer de Lange er niet van afzijn en dan zal het op andere wijze moeten gebeuren. Ik spreek nu niet over «Eensgezindheid' het blijkt wel uit de woorden van de heeren Elkerbout en Wilmer, dat dergelijke vereeniging zich tenslotte alles laat welgevallen. Maar niet alle

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 27