MAANDAG 18 OCTOBER 1920. 547 Hij zal het toch wel met mij eens zijn, dat, als er voor die menschen tegen een behoorlijken prijs een betere woning ware te vinden geweest, de gasfabriek ze niet uit die krotten op de Langegracht had behoeven te verdrijven, want het staat vast, dat die huizen aan de Langegracht, al zijn zij slecht, althans voor een groot deel grooter zijn dan die, welke nu gebouwd worden voor hen en waarvoor zij een ex'.ra hoogen huurprijs zullen moeten betalen. Men moet niet ver geten dat de vraag, wat die menschen voor een dergelijk nieuw krotje zullen moeten betalen, ten slotte moet wegen. Nu heeft de heer van der Pot ook over de bouwkosten van de huizen van de »Eendracht" gesproken, maar wat ik daar over heb gezegd heeft hij blijkbaar niet begrepen. Men moet de twee soorten van huizen naast elkander zetten en dan zeggenzooveel kost de eene soort en zooveel de andere soort. Ik weet wel, dat de huizen van de «Eendracht" ƒ2. per M3. meer kosten, maar daarvoor krijgt men dan ook een goede woning, terwijl in het andere geval krotten worden verkregen. Nu geeft men, zoowel in den handel als in zijn particuliere zaken, aan iets, dat weliswaar 2.— meer kost, maar meer voldoet, ook gaarne de voorkeur. Ik heb reeds gezegd, de Minister kan gemakkelijk een circulaire sturen: in het vervolg wil ik dit niet meer en dat niet meer. Maar men zal het met mij eens zijn, dat wij aldus opgescheept worden met veel te kleine huisjes. De Minister zal er geen last van hebben maar wij en onze kinderen zeer zeker en daarover mogen wij wel iets zeggen. Ik kan begrijpen, dat de heer van Hamel met zeer veel genoegen voor deze voordracht zal stemmen. Was de inhoud der woniDgen nog 10 M3. minder, dan zou hij dat ook doen, want hij weet natuurlijk dat, hoe lager de arbeiders hunne eischen moeten stellen, hoe beter het is voor de klasse, welke hij hier vertegenwoordigt. De Voorzitter. Dat is geen] wijze van debatteeren. De heer Dübbeldeman. M; d. V. Ik beleedig hier niemand. Ik zeg het niet persoonlijk tot, den heer van Hamel. Zoo goed als ik hier een bepaalde klasse vertegenwoordig, en hier zit om voor die klasse te balen wat er te halen is doet de heer van Hamel dat ook voor zijn klasse. En de heer van Hamel zal altijd krachtens zijn beginsel aan de klasse, die ik hier vertegenwoordig, onthouden wat zij noodig heeft. De heeren behoeven niet van neen te schudden: wij weten dat wel. De heer van der Lip. Dat zijn alleen maar een hoop groote woorden. De heer Dübbeldeman. Dat kunt u zeggen, maar ik ben niet overtuigd en ik zal mijn motie niet terugnemen. De heer Wjlmer. Ik wil verklaren dat ik geheel juist acht de interruptie van den heer van der Lip, dat de vorige spreker een hoop groote woorden gebruikt. Het gaat eenvoudig hierom: wilt ge dat die 36 woningen gebouwd worden zooals de Regeering dat voorschrijft of niets? Wilt ge liever iets of niets? Wilt ge liever iets, dan moet ge voor dit voorstel zijn, want ge weet: als ge dit voorstel niet aanneemt en aankomt met het andere plan, dan zal daarop niet de goedkeuring der Regeering verkregen worden. Dat is duidelijk aangetoond en de heer Dübbeldeman zal het niet langer willen ontkennen. Dus als men dit plan niet aanneemt, dan krijgt men niets. Nu zegt de heer Dübbeldeman: als de Regeering dat andere plan niet goedkeurt, dan kunnen wij zelf gaan bouwen. Ander maal zeg ik: dat zijn groote woorden, waarmede men alleen indruk kan maken op zekere categorie van menschen, die niet verder nadenken. Als wij deze 36 woningen met gemeentegeld alleen zouden gaan bouwen, waarom zouden wij ons dan daartoe bepalen? Dan zou men in het vervolg herhaaldelijk als wij aan een bouwplan onze goedkeuring niet kunnen geven, kunnen zeggen wij trekken ons van de Regeering niets aanwij zullen het met gemeentegeld gaan bouwen. Er is hier geen enkel bouwplan geweest, of de heer Knuttel, die op het oogenblik niet tegenwoordig is, heeft gezegd: dat bouwplan deugt niet, dat zijn slechts krotten, wij moeten het niet ten uitvoer leggen. Dus wij moeten alleen gaan bouwen met gemeentegeld. Nu is de heer Dübbeldeman toch wel zoo verstandig om in te zien, dat het geld om van gemeentewege te gaan bouwen eenvoudig niet te vinden is. Hij zegt, dat hij in de secties heeft aangetoond dat er best nog wel eenige tonnen te vinden zouden zijn voor dit doel. Ik heb er in de secties niet van gehoord en bij de aanstaande behandeling der gemeentebegrooting zal de heer D-ubbeldeman dat onmogelijk kunnen aantoonen. Er is eenvoudig geen geld te krijgen. Volgens de bestaande wetgeving zeker niet en wij moeten ons houden aan de practijk, aan den toestand zooals die nu eenmaal is. Dus het staat onomstootelijk vast, dat er niets gebeurt als wij dit voorstel niet aannemen. De groote practische vraag is dus: wilt ge hebben dat er iets gebeurt, dan wel niets? Alleen wanneer men wil dat er niets gebeurt, moet men het voorstel van Burgemeester en Wethouders afstemmen. De beer Huurman. M. d. V. Ik weet werkelijk niet hoe het den heeren naar den zin te maken. Zeg ik wat, dan deugt het niet en houd ik mij buiten het debat, dan deugt het ook niet. De heer Dübbeldeman dwingt mij mijn meening te zeggen; nu. ik ben het met zijn beschouwing absoluut niet eens. Ik heb wel eens bezwaar gemaakt tegen een type woningen waarvan men naar mijn. oordeel de slaapkamers te klein ont worpen had; bij die gelegenheid heb ik gesproken van slaap hokken. Maar dit project is absoluut niet te vergelijken met de woningen waarover wij het toen hadden. Deze woningen mogen iets kleiner zijn dan de heer Dübbeldeman gaarne zou willen, zij zullen evenwel in het gebruik best meevallen. Ik heb de kamers nog eens opgemeten en meen, dat de huizen best te bewonen zullen zijn; alleen de keuken is wat klein, maar het zijn geen woningen, die men mag bestem pelen met den naam «krot" of »hok". De heer Mulder. M. d. V. Ik geloof, dat wij den heer Dübbeldeman niet zoo hard moeten vallen over zijn rede neering, want hij blijft zich volkomen gelijk. Hij heeft inder tijd gezegd, dat hij hier zat om propaganda te maken, en dat is dunkt mij in deze zaak weer glashelder gebleken. Het is duidelijk geworden, dat hij woord houdt en dat hij die redeneering er voor propaganda op nahoudt. Ik ben over tuigd, dat, als wij dit voorstel afstemden, het hem eigenlijk wel leed zou doen, want dan zou een stuk van zijn propa ganda mislukt zijn. Alleen, als die groote woningen er kwamen, zou de propaganda heel goed gelukt zijn. Wij moeten mijns inziens de bespreking, welke de heer Dübbeldeman over deze zaak heeft gehouden, niet al te serieus opnemen. Het is te betreuren, dat het gezegd moet worden, maar het staat voor mij als een paal boven water, dat hij van het begin tot het einde propaganda gemaakt heeft. De heer van der Pot. M. d. V. Ik kan niet anders doen dan herhalen hetgeen ik in eersten termijn heb gezegd. De heer Dübbeldeman kent slechts één type van woningen, welke naar zijn oordeel behoorlijke woningen zijn, namelijk de woningen van de vereeniging de «Eendracht". Als er voorstellen komen om steun te verleenen aan den bouw van woningen, welke boven die schreef gaan, dan heeten dat paleizen, waarvoor volgens den heer Dübbeldeman de gemeente geen geld mag over hebbengaat men er onder, dan zijn het hokken of krotten of welken anderen lieflijken naam hij er voor kan vinden. Deze woningen zijn volstrekt geen woningen, waar over 25 jaren niemand meer in wil. Zij hebben alle voordeelen van modern gebouwde woningen, al zijn zij wat kleiner dan die van de «Eendracht". Er zullen ten allen tijde wel het vraagstuk van den woningbouw is dunkt mij wel wat veel zijdige!' te bekijken verschillende behoeften zijn. Later zullen er ook mannen en vrouwen zijn, die alleen wonen; zullen die een even groote woning behoeven als gezinnen met veel kinderen? Als deze woningen niet meer voor groote gezinnen in aanmerking komen, zullen er toch menschen zijn, die ze nog prefereeren boven oudere woningen. Ik meen dan ook, dat de heer Dübbeldeman verkeerd doet door zich te keeren tegen alles wat niet past in het eenige door hem goed geachte type van woningen. Hij zeide, dat ik zijn ver gelijking niet had begrepen, maar ik herhaal, dat zijn rede neering onjuist is. Als hij niet de prijzen per M3. had verge leken, maar aldus had kunnen redeneeren: de woningen van «Eensgezindheid" kosten per stuk bijvoorbeeld 4400.— en die van de «Eendracht" 4800.—, maar voor die ƒ400.— hebben wij zooveel meer. dan had hij gelijk. Hij vergeleek echter de prijzen per M3. en dan is de eenheidsprijs van «Eensgezindheid" gunstiger dan die van «de Eendracht". Dat doet zijn redeneering omvervallen. De heeren Dübbeldeman en van Stralen hebben een middel aan de hand gedaan, dat het voorstel tot uitstel van deze zaak zou kunnen steunen. De heer Dübbeldeman zeide: als het Rijk het niet wil doen, kan de gemeente het doen, en hij heett daarbij hieraan gedacht, dat van den kant van de gemeente die meerdere bijdrage dan zou kunnen komen. Ik kan hem zeggen, dat het Rijk niet alleen niet die meerdere bijdrage wil geven, maar zelfs het geheele voorschot niet verstrekt, indien aan de gestelde eischen niet wordt voldaan, zoodat die woningen dan geheel met het geld van de ge meente zouden moeten worden gebouwd. Hij zegt een middel te weten om aan Ia ton voor den woningbouw te komen, maar, waar dit onnoozele plan al 2 ton kost, zouden wij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 25