.MAANDAG 18
OCTOBER 1920.
543
wil opnemen dan zal het 't beste zijn er een apart nummer
van te maken en het geval afzonderlijk te redigeereri. Dan
blijft er echter nog een ander bezwaar bestaan. Het zal toch,
dunkt mij, voor den Commissaris van Politie moeilijk zijn
uit te maken onder welke omstandigheden de openbare dronken
schap zich beeft voorgedaan, want dat zal uit het vonnis niet
blijken. De heer Oostdam zegt wel, dat dat uit het proces
verbaal zal blijken, maar het lijkt mij voor den Commissaris
van Politie uitermate bezwaarlijk die omstandigheid als vast
staande aan te netnen alleen op grond dat zij in het proces
verbaal genoemd is, dat misschien op dit punt niet geheel
juist is. De Commissaris kan zich mijns inziens alleen aan het
vonnis houden, en daarin zal van die omstandigheid die voor
de strafzaak van geen belang is, geen melding worden gemaakt.
De Voorzitter. In een proces-verbaal staat bijvoorbeeld,
dat de verbalisant A of B heeft aangetroffen, vee drijvende
en in kennelijken staat verkeerende. Nu zal de kantonrechter
dien man alleen veroordeelen wegens openbare dronkenschap,
maar daar bij niet uitmaken, dat hij vee drijvende was, omdat
dit geen element van het stralbaar feit is; dat feit is dus
niet bewezen. De Commissaris van Politie moet eerst een
vonnis ten laste van iemand hebben, wil hij hem de nummer
plaat weigeren, maar in het vonnis komt niet voor, dat de
openbare dronkenschap zich heeft voorgedaan «tijdens het
uitoefenen van het beroep van veedrijver".
De heer Oostdam wil een puzzle oplossen, welke niet op te
lossèn is, waarvoor althans zijn amendement ongeschikt is.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik ben tegen het amen
dement, maar ik zou u willen vragen of de wijziging, welke
de heer Groeneveld wenschelijk achtte, in de verordening
is aangebracht?
De Voorzitter. De Commissie voor de Strafverordeningen
had die wijziging reeds aangebracht door invoeging van de
woorden «binnen de laatste twee jaren." Ik heb gezegd: ik
kan den heer Groeneveld tevreden stellen, want de Commissie
heeft die wijziging reeds aangebracht.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Oostdam, nader in dien zin
gewijzigd dat het gelezen wordt: «openbare dronkenschap
tijdens het uitoefenen van het beroep van veedrijver" wordt
in stemming gebracht en met 18 tegen 11 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren van der Lip, Sijtsma, Meijnen,
Groeneveld, van der Pot, Eikerbout, Sanders, van Hamel,
van Stralen, Splinter, Stijnman, Huurman, Bisschop, Mulder,
Rotteveel, Heemskerk, de Lange en Pera.
Vóór stemmende heeren Bots, Dubbeldeman, de la Rie,
Wilbrink, Oostdam, Mevrouw Baart—Braggaar, de heeren
van Eek, Eerdmans, Kuivenhoveri, Wilmer en Schoneveld.
(De heeren de la Rie en Splinter waren inmiddels ook ter
vergadering gekomen).
Het door de Commissie voor de Strafverordeningen in dien
zin gewijzigde art. II, dat sub 3° wordt gelezen:
«hem die binnen de laatste twee jaren wegens enz.
wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artikelen III, IV en V worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt
vastgesteld.
XXX. Praeadvies op het verzoek van de Woningbouw ver-
eeniging «Eensgezindheid", in zake den verkoop aan die ver-
eeniging van een terrein gelegen ten noorden van den Lagen
Rijndijk voor de stichting van 36 woningen, en het verleenen
van een voorschot en een bijdrage, als bedoeld in art. 30 dei-
Woningwet, in de kosten van aankoop van den grond en de
uitvoering van het bouwplan.
(Zie Ing. St. No. 346.)
De Voorzitter. De heer de Lange heeft een amendement
voorgesteld om sub III aan het slot aan te vullen als volgt:
«met dien verstande dat die bijdrage voor het Rijk en de
Gemeente te zamen gemiddeld per woning ten hoogste zal
bedragen f 180.
De heer de Lange. M. d. V. Ik wensch een enkel woord
er toelichting te zeggen, in de eerste plaats om te verklaren
waarom ik deze hernieuwde poging waag.
Het is een herhaling van een poging, door mij gedaan
in de vergadering van 2 Augustus j.l. De toestand is
evenwel niet gelijk aan dien van toen. Vooreerst hebben wij
een nieuwe samenstelling van den Raadverder is de raming
van de bijdrage, welke door Rijk en gemeente zou moeten
worden verstrekt, beduidend lager dan zij was bij het voorstel
va'n 2 Augustus. Toen betrof het Tuinstadwijk, waarvoor
de huurbijdrage geraamd werd op 204 bij deze zaak
wordt de huurbijdrage geraamd op ƒ166.74, zoodat zich de
eenigszins merkwaardige omstandigheid voordoet, dat ik nu
hooger bied dan de raming is en dat ik geen poging wil doen
bij den Raad om te beknibbelen. Mijne bedoeling is alleen
om over te gaan tot het stellen van een limiet, wat bij dit
voorstel veel gemakkelijker gaat.
In de derde plaats zou ik er nog op willen wijzen, dat ik
in die vergadering van 2 Augustus van Wethouder van der Pot
de verklaring ontvangen heb, dat Rijk en gemeente niet moeten
voortgaan op den weg van steunverleening aan den woningbouw
volgens het tegenwoordig systeem.
Het gaat bij mij juist om het systeem. Wat is nu het
systeem te Leiden? Wij krijgen eerst de raming; volgens deze
raming zal de huurbijdrage moeten bedragen ƒ166.ruim.
Na de raming krijgen wij de aanbesteding.
De geschiedenis van den laatsten tijd leert, dat de besteding
altijd tegenvalt. Daarna krijgen we de derde fase, de eind
afrekening, en ook de geschiedenis leert dat die eindrekening
opnieuw tegenvalt. Zoodoende staan wij altijd voor het feit
als wij een huurbijdrage toezeggen, dat wij bij de toezegging
niet weten hoe groot de bijdrage zal zijn. Dit acht ik voor
de gemeente een veel te gevaarlijk standpunt.
Ik sta daarbij niet alleen. Ik heb mij in een vorige vergadering
beroepen op Rotterdam, ik zou zeggen een illuster voorbeeld.
Die gemeente heelt geoordeeld dat het een glad verkeerd
standpunt is voor een goed beheer van de gemeentefinanciën
dat men voor woningbouw geeft een ongelimiteerde bijdrage.
Als men een su'osidie-besluit neemt, dan moet men weten waar
men mede af is. Rotterdam heeft die bijdrage gelimiteerd
tot ƒ200.—. Ik heb toen reeds gezegd waarom ik meende,
dat voor Leiden een bijdrage van ƒ180.— voldoende zou zijn,
en, ofschoon nu de bijdrage geraamd is op ƒ166.74, heb ik
toch vastgehouden aan dat bedrag van ƒ180Ik heb dat
gedaan, omdat ik er rekening mede gehouden heb, dat hoogst
waarschijnlijk dezelfde gang van zaken zich zou voordoen,
welken wij den laatsten tijd bij eiken woningbouw hebben
gehad, namelijk dat, als het werk klaar is, dit blijkt veel
meer te kosten dan de raming bedroeg. De bouwvereeniging
moet speling hebben voor een vei hooging van het bedrag
der kosten, boven de raming. Die speling is hier vrij beduidend.
Als wij thans tot een maximum-huurbijdrage besluiten,
vertrouw ik, dat de Raad zich in het vervolg aan dien weg
zal houden en wij ook bij volgende aanvragen van woning-
bouwvereenigingen een dergelijke limiet zullen handhaven.
Voor de veiligstelling van onze gemeentefinanciën beveel
ik opnieuw mijn voorstel bij den Raad aan.
Het amendement vanden heer de Lange wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik heb uit de stukken
gezien, dat het eerste plan van «Eensgezindheid" bij Burge
meester en Wethouders is ingekomen op 16 April 1920, dat
er een advies is gekomen van den Directeur van Gemeente
werken op 12 Mei, van Bouw- en Woningtoezicht op 22 Mei,
van de Commissie van Fabricage op 25 Juni en van de Ge
zondheidscommissie op 5 Juli. Het is misschien mogelijk,
dat men aanvankelijk heeft gedacht dit voorstel met een
sneltrein bij ons te brengen, maar ik geloof toch, dat het een
boemel is geworden en die boemel tenslotte met, heel veel
vertraging is binnengekomen. Men is altijd al zeer onge
lukkig geweest in de voorziening in de behoefte aan behoor
lijke woningen, maar nu treft het al buitengewoon ongelukkig,
want die vertraging heeft tengevolge gehad, dat men niet in
de gelegenheid is geweest om, alvorens de nieuwe circulaire
van den Minister kwam, dit voorstel bij den Minister aan
hangig te maken. De oorzaak daarvan is ook al weer, dat
alles bij de gemeente zoo vreeselijk lang werk heeft om klaar
gemaakt te worden, om in den Raad aan ons te worden
voorgelegd.
Het eerste plan was geraamd op f 219.627.75 en het
tweede plan wordt geraamd op f 210.553.25. Het verschil
is niet zoo groot en ik kan dan ook niet zeggen, dat de
houding van het Bestuur van die bouwvereeniging «Eensge
zindheid" mijn sympathie heeft, waar zij zich zoo spoedig
schikt naar den wil van den Minister. Dat vind ik zeer onge
lukkig en waar men vanmiddag hier gesproken heeft van
ruggegraat, had ik wel gewenscht, dat de ruggegraat van
deze bouwvereeniging wat sterker was geweest.
De circulaire van den Minister bepaalt, dat woningen met
minder dan 226 M3. inhoud ten minste 50 van de explo-
tatiekosten moeten opbrengen uit de huur, woningen met
een inhoud van 226 M8. tot 275 M3. 60 en woningen met