MAANDAG 18
OCTOBER 1920.
537
den prijs tot 6 cent, ik moet mij ernstig verzetten tegen het
voorstel om thans reeds te besluiten tot opheffing der warm
watervoorziening.
De heer van Stralen. Ook ik meen, dat dit voorstel op
een zeer ongelegen tijdstip komt.
Men moge zeggen, dat hier niet aanwezig is een streven
om van deze voorziening van gemeentewege af te komen, het
maakt niettemin op ons den indruk dat het Burgemeester
en Wethouders er om te doen is er een eind aan te maken.
Men moet niet vergeten, het betreft hier niet een maat
regel die mislukt behoeft genoemd te worden. Bij vorige
gelegenheden hebben Burgemeester en Wethouders zelf toe
gegeven, dat dit een van de maatregelen was waarvan zij
overtuigd waren dat zij door de bevolking op prijs gesteld
worden. Des ondanks doen Burgemeester en Wethouders toch
het voorstel om deze warmwatervoorziening te beëindigen,
en ik moet dan ook als mijne meeniug te kennen geven, dat
er hier wel iets achter zit.
Ik zie deze zaak zoo. Wij hebben den laatsten tijd veel
propaganda zien maken voor meer gasverbruik; eiken avond
treffen wij in de couranten de noodige advertenties aan van
de zijde der Lichtfabrieken om meer gas te gaan gebruiken;
nu kan ik mij voorstellen dat dit een van de middelen is
welke men wil toepassen om tot meer gasverbruik te komen.
Vandaar ook, zooals ik de zaak zie, de mededeeling in de
stukken, dat het koken van een emmer water op gas onge
veer 6 cent zou kosten. Deze mededeeling is bovendien niet
juist; als de Commissie van Fabricage dat in de stukken
heeft beweerd, dan is zij daarbij waarschijnlijk niet uitge
gaan van de practijk. Ik heb althans gisteren de proef op
de som genomen en ben tot de conclusie gekomen, dat ten
minste 7^2 cent moet besteed worden om op gas een emmer
heet water te krijgen. Ik meen dus, dat hier werkelijk een
streven aanwezig is om op die manier van de warmwater
voorziening af te komen en daardoor het gasverbruik te doen
stijgen. Ik kan alles voelen voor de zakelijke wijze, waarop
de Directeur van de gasfabriek tracht het debiet van de fabriek
uit te breiden, maar dat mag niet gaan ten koste van een
maatregel, die is gebleken zoozeer in het belang van de inge
zetenen te zijn. Daarom hebben wij ernstig bezwaar tegen
het stopzetten van deze warmwatervoorziening en doet het
ons genoegen, dat nu eens van de overzijde door onze mede
arbeidersafgevaardigden wordt verklaard, dat ook zij op de
voortzetting van dezen maatregel prijs stellen.
Ik hoop dan ook, dat deze warmwatervoorziening met zal
worden beëindigd, ook niet op het door Burgemeester en
Wethouders voorgestelde tijdstip. Ik wil er op wijzen, dat,
indien tot opheffing van den maatregel zou moeten worden
overgegaan, het beste tijdstip daarvoor is de wintertijd, omdat
dan de arbeiders in het algemeen door andere middelen dan
door het gebruik van duur gas het water warm kunnen
krijgen, hetzij op een fornuis, hetzij op een kachel. Nu stellen
Burgemeester en Wethouders voor dezen maatregel te doen
beëindigen in het volgende voorjaar, waarin ik niets anders
kan zien dan deze bedoeling om door een overgang den tegen
stand tegen de opheffing te verzwakken. Wij kunnen ons
daarbij niet aansluiten en spreken den wensch uit, dat de
Raad zal besluiten om, zooals de heer Eikerbout het zoojuist
uitdrukte, deze voorziening permanent te doen voortbestaan.
Mevrouw Baart wees er reeds op, dat het warmwaterver-
bruik toeneemt in plaals van afneemt. De cijfers, aange
vende het verbruik, zijn voor dit jaar hooger dan die van
verleden jaar. Bovendien zou aan die cijfers nooit een motief
kunnen worden ontleend, want, al werden de cijfers van het
verbruik lager, dan nog zou dit op zichzelf niet opheffing
van den maatregel wettigen. Immers, indien het aantal emmers,
dat afgenomen wordt, gering is, dan ligt dat aan de wijze
van distribueeren. Indien de distributie beter was, in dien
zin, dat meerdere wagens in meerdere gedeelten van de stad
dat warm water verstrekten, dan zou de practijk bewijzen,
dat het verbruik toenam.
De warmwatervoorziening geschiedt op dit oogenblik
misschien ben ik daarin onjuist door twee sproeiwagens
en nu zag ik vanmorgen een van die twee wagens dus
op Maandagmorgen buiten dienst staan op hel terrein
van de gemeentelijke reiniging aan de Noorderstraat, zoodat
dus van de twee in gebruik zijnde wagens op een van de
drukste dagen der week er een buiten dienst is. Ik kan niet
zeggen, dat er ernst voorzit bij de voorziening van de inge
zetenen van een dergelijk nuttig artikel als warm water.
De prijs moet m.j. niet worden opgevoerd. Een prijs van
5 cent per emmer is voldoende en ik kan niet onderschrijven,
dat van gemeentewege zou moeten worden bijgepast, als de
prijs niet werd verhoogd, want het warm water wordt met
kosten van geringen omvang verkregenhet is in hoofdzaak
water, dat anders toch zou wegloopen. Er zijn althans voor
de verwarming geen buitengewone kosten noodig, zoodat ik
niet kan inzien, dat de prijs met 1 cent per emmer behoort
te worden verhoogd. Ik hoop dan ook, dat de Raad zal be
sluiten den prijs onveranderd te laten.
De heer Bots. M. d. V. In de eerste plaats moet ik zeggen,
dat het uitgesloten is, dat Burgemeester en Wethouders niet
genegen zouden zijn om die warm watervoorziening voort te
zetten, indien de toestanden het toelieten. Wij zijn er echter
niet op uitgerust om met dien maatregel voort te gaan, want
de distributie van het warm water moet geschieden door de
sproeiwagens. Twee sproeiwagens zijn ingericht voor de
warm watervoorziening en zijn vanmorgen in dienst geweest
en met dengene, welken de heer van Stralen heeft gezien is
zulks niet het geval en stond op zijri plaats. Ik heb deze
zaak steeds met genoegen behandeld. Zij is ingedeeld bij de
gemeentereiniging en deze heeft wel sproeiwagens, maar be
schikt niet over middelen om het water te heeten en dat moet
aan de gasfabriek geschieden.
De gasfabriek heeft den prijs van de verwarming van het
water opgeslagen en dientengevolge moesten wij ook opslaan.
Er komt nog dit bij. Aan de gasfabriek hebben wij een
verkoop van het water ter plaatse, maar aangezien de gas
fabriek het daarvoor benoodigd reservoir zelf moet gaan ge
bruiken, zal de verkoop aldaar stop gezet worden en daardoor
wordt het water, door den verminderden omzet, weer duurder.
Toen dit stuk al bij den Raad was, bereikte Burgemeester
en Wethouders een kennisgeving van den Directeur der
Gemeentereiniging, waarin hij ons te kennen gaf dat de ptijs
door die stopzetting op Gi cent kwam te staan. Wij hebben
echter gezegd: laten wij dien hal ven cent nu maar verwaar-
loozen.
De omstandigheden zijn sterker dan onze wil. Als de warm
watervoorziening in stand gehouden wordt, dan moet er
ander materiaal aangeschaft worden en moeten andere maat-:
regelen getroffen worden. Dat moet de Raad weten. Het zal
niet medevallen.
De heer de Lange. M. d. V. In de eerste plaats wijs ik er
op, dat het onjuist is te meenen dat de verwarming van het
water aan de Lichtfabrieken niets zou kosten. De indiening
van dit voorstel is juist een gevolg van de vermeerdering der
kosten van het verkrijgen van het warmwater aan de fabrieken.
Dan heeft de Commissie van Fabricage niet uitgerekend,
dat de verwarming van een emmer water op gas 6 cent zou
kosten. Dit gegeven is afkomstig van den Directeur der
Gasfabriek.
De heer van Stralen heeft de moeite genomen het zelf te
controleeren en hij is tot de conclusie gekomen, dat het niet
6 cent kost maar 7| cent. Nu weten wij wel, dat de ver-
warmingsprijs beïnvloed kan worden door de wijze waarop
men verwarmt, en ik acht het volstrekt niet onmogelijk, dat
èn de waarneming van den heer van Stralen èn die van den
Directeur juist zijn, omdat zij beiden niet op dezelfde wijze
het water verwarmd hebben.
Maar wanneer de waarneming van den heer van Stralen al
juist ware, dan zou dat nog geen reden zijn om met de warm
waterlevering te blijven doorgaan. Dan zou de toestand wor
den, dat het water 1-| cent meer zou kosten, doch dat men
het daarentegen direct had ter plaatse waar men het gebruikt.
Nu moeten de menschen soms een afstand van 100, 200 of
300 Meter loopen om het water. Dan echter zou men het
water onmiddellijk bij de hand hebben en dat is wel een
kleine opoffering waard.
Mevrouw BaartBraggaar, De opmerking van den heer
de Lange is niet juist.
Als men 2 gastoestellen heeft, dan heeft men daarvan één
noodig om eten te koken en op het andere kan men dan het
water gaan heeten voor de wasch maar het wordt dan middag
eer men dat water klaar heeft en men moet dus des avonds
gaan wasschen.
De Voorzitter. Den heer van Stralen, die er, evenals
mevrouw Baart meer achter zoekt, antwoord ik dat, als het
noodzakelijk is te eindigen met de warmwatervoorziening, dit
natuurlijk met Mei aanstaande en niet met het najaar moet
gebeuren, omdat, zooals alle leden zullen begrijpen, de sproei
wagens veelal tegen den zomer in gebruik worden gesteld.
Ziedaar de doodeenvoudige reden, men behoeft er niets
achter te zoeken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om den
prijs van het warm water te bepalen op G cent per emmer
wordt in stemming gebracht en met 20 tegen G stemmen
aangenomen.
Vóór stemmende heeren Bots, van der Lip, Wilbrink,
Meijnen, van der Pot, Oostdam, Eikerbout, Sanders, van Hamel,