534 MAANDAG 18 OCTOBER 1920. scholen al zeer lange zomervacanties, bijna dubbel zoo lang als de vacantie aan de lagere scholen, derde klasse. Ik zie dus niet in, waarom ook aan de Hoogere Burger scholen en het Gymnasium de herfstvacantie zou moeten worden ingevoerd. Uit het voorstel blijkt, dat men, alles bijeen genomen, aan het Gymnasium vacanties krijgt van 3 maanden per jaar, dat lijkt mij buitensporig lang. In elk geval zijn die vacanties veel langer dan de vacanties van de lagere school. De heer Sijtsma vraagt, of ik aan de lagere school ook 3 maanden vacantie wil geven. Neen, ik wil mij alleen verzetten tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar mijne bedoeling is niet aan andere scholen langere vacanties te geven. De heer Knuttel. M. d. V. Ik meen, dat, zoolang ons onderwijs geschoeid is op de algemeene leest, waarop het thans geschoeid is, werkelijk die herfstvacantie tot de nood zakelijkheden behoort, en ik geloof, dat iedereen, die bij het onderwijs werkzaam is of geweest is, dat zal beamen, want het is waar, dat in het laatst van den tijd tusschen de groote vacantie en de Kerstvacantie de leerlingen veel minder toe gankelijk zijn en een algemeene matheid en sufheid gevoelen. Ik stel er prijs op mijn oordeel te zeggen, omdat ik niet behoor tot hen, die zich zoo warm maken over de ovet lading bij het onderwijs, maar ik geloof, dat een rationeeler ver deeling van de vacanties wenschelijk is. Daartegenover kan worden gesteld, als de herfstvacantie wordt ingevoerd, dat een andere vacantie kan worden verkort. De heer de Lange. M. d. V. Ik ben het volkomen eens met den heer Sijtsma. Ik begrijp niet, dat Burgemeester en Wet houders in deze zaak den Districtsschoolopziener zoo op den voet hebben gevolgd ten opzichte van het leer plan der lagere school. Indien Burgemeester en Wethouders zich hadden ver zet, dan zou de Districtsschoolopziener zich wel naar hen hebben geschikt en zou bij het lager onderwijs de vacantie niet zijn verlengd, terwijl Burgemeester en Wethouders dan ook niet zouden zijn gekomen met dit voorstel om eveneens voor de Hoogere Burgerschool en het Gymnasium een herfst vacantie in te voeren. De opinie van den Districtsschoolop ziener begrijp ik niet. Hij heeft duidelijk matheid geconsta teerd bij beide «roepen, de leerlingen en de onderwijzers. Nu heb ik veel eerbied voor knappe mannen, maar de knapheid van dezen Districtsschoolopziener begrijp ik niet. Deze Districts schoolopziener zit jaar in jaar uit, in de vacantiën, examens af te nemen met onderwijzers, die nog meer vacantie zouden moeten hebben, omdat zij vermoeid en mat worden van het. onderwijs geven. Hoe kan deze Districtsschoolopziener dit aan Burgemeester en Wethouders schrijven en tevens aan den Minister het advies onthouden: benoem geen onderwijzers meer in examencommissies, want zij zijn reeds door het on derwijs geven moe en mat? Omdat hij dat advies niet aan den Minister geeft, hecht ik aan zijn waarneming over «mat heid" nieis. Ik vrees dat die waarneming beïnvloed wordt door de mentaliteit van dezen tijd, welke mentaliteit deze is, dat ambtenaren in gemeentedienst zoo zuinig mogelijk moeten zijn op hun lichaam en op hun geest, zich vooral ook niette veel moeten vermoeien, ook de werklieden niet, opdat zij in hun viijen tijd dien tijd zoo productiet mogelijk kunnen maken. Die mentaliteit zouden wij hier in de hand werken. Er wordt aan den vader en de moeder, die hun kinderen thuis krijgen, absoluut niet gevraagd of het hun al dan niet bevalt. Ik heb het zelf bij ervaring gehad, dat een onder wijzer een functie werd aangeboden, die hij in zijn vacantie- tijd kon vervullen. Ik werd mede geroepen om te oordeelen over de vraag of die onderwijzer de bevoegdheid zou krijgen die functie te aanvaarden of niet. Ik heb tot den man gezegd ik zou het niet doen, want een vacantie dient in de eerste plaats om uit te rusten. De man was echter verontwaardigd over mijn opmerking. Ziedier de practijk! Nu zegt deze Districtsschoolopziener tot Burgemeester en Wethouders, dat de onderwijzers zoo moe en mat worden van hun gewonen arbeid. Weten Burgemeester en Wethouders niet dat in Rot terdam de onderwijzers worden aangemoedigd om in de Kerstvacantie dienst te doen als volksteller? Ik vermoed dat tal van onderwijzers zich daarvoor zullen leenen. Strijdt dat niet met de waarneming van den Districts schoolopziener, dat die heeren zoo vermoeid en mat worden als zij 24 uren in de week les geven? Ik betreur het ten hoogste, dat Burgemeester en Wet houders niet wat meer ruggegraat gehad hebben en zich niet gesteld hebben tegen de opinie van den Districtsschoolopziener en ik zal dan ook mijn stem uitbrengen tegen alle voorstellen tot invoering eener herfstvacantie. De heer Meijnen. M. d. V. Ik ben het gedeeltelijk met den Districtsschoolopziener eens, niet zoozeer wat betreft het on derwijzend personeel als wel wat de leerlingen aangaat. Wat betreft de leerlingen de ondervinding heeft mij dit geleerd is in December zekere matheid niet te ontkennen. Dus in zoover kan ik medegaan met het idee van herfst vacantie. Voor de lagere school ligt de beslissing aan Burgemeester en Wethouders. Als de Raad er over te zeggen had, dan zou ik de vrijheid genomen hebben, eenige bezwaren in te brengen, wat betreft haren duur. In verband daarmede wijs ik er op, dat de kinderen 31 Augustus vrij hebben, ook 3 October, en verder dit jaar op 21 October, wanneer arrondissements vergadering plaats heeft. Pas enkele jaren geleden is de Kerst vacantie van 10 tot 14 dagen uitgebreid. Dat alles doet bij mij de vraag rijzen, of het wel goed is om er nog een geheele week vacantie bij te geven. Het gevaar bestaat, dat de rustige uitvoering van het leer plan erg in het gedrang zal komen. Een ander bezwaar is, dat het voor zeer vele ouders bij zonder moeilijk zal zijn, als zij hun kinderen een week thuis krijgen, terwijl het weder in den herfst niet erg geschikt is voor de kinderen om buitenshuis te vertoeven. Intusschen, wat de lagere school betreft, is de herfstvacantie een fait accompli en daarover behoeven wij dus niet meer te praten. Burgemeester en Wethouders vinden het rationeel dat, nu de herfstvacantie op de lagere school wordt ingevoerd, zij ook komt op de hoogere burgerscholen, bet gymnasium en de kweekschool. Ik durf niet ontkennen, dat er ook daar reden is de herfst vacantie in te voeren, maar wel zou ik er tegen zijn om die herfstvacantie te beschouwen als een verlenging van den duur der vacanties. Terecht is er in deze discussie op gewezen, dat er al heel wat vacantie gegeven wordt. Op het gymnasium bijvoorbeeld is dit jaar de zomervacantie begonnen op 9 Juli en geëindigd 8 September. Verder heeft men ruim 2 weken Kerstvacantie, 2 weken Paaschvacantie en 4 dagen Pinkster- vacantiekomt er nu nog een herfstvacantie van een week bij, dan komt men dit jaar voor het gymnasium op een totaal van 14 weken vacantie. Ik ben er dus niet tegen om de herfstvacantie in te voeren op die andere scholen, aangezien zij nu eenmaal bij het lager onderwijs is ingevoerd, maar ik wil Burgemeester en Wet houders toch vragen, of zij niet bereid zijn te komen met een voorstel tot wijziging van de verordening, zoodat niet de totale duur van de vacanties verlengd wordt, doch de vacanties van deuzelfden omvang blijven maar doeltreffender verdeeld worden. Ik bedoel dus dat de vacantie, welke nu gegeven zou worden, in mindering komt van de vacanties, die er nu al zijn, met name de zomervacantie. De heer van der Lip. M. d. V. De Districtsschool opziener heeft ons in overweging gegeven om op de lagere scholen de herfstvacantie in te voeren en wij zijn daarin meegegaan, omdat het ook ons voorkwam, dat de rek van begin September tot de Kerstvacantie wel wat groot was, niet zoozeer voor de onderwijzers als wel voor de kinderen. Ook wij meenden, dat voor kinderen, die dagelijks naar school moeten, een kleine onderbreking halverwege tusschen de groote vacantie en de Kerstvacantie wenschelijk was. Ik kan mij heel goed begrijpen, dat de heer de Lange van een andere opinie is en zegt, daar voel ik niet veel voor, ik geloof niet aan die matheid, maar de heer de Lange heeft mij een weinig gehinderd door de uitdrukking, dat «Burgemeester en Wet houders wat meer ruggegraat hadden moeten hebben". Wat beteekent dat? Als Burgemeester en Wethouders meenen, dat de Districtsschoolopziener gelijk heeft, dat het gewenscht is aan die kinderen in die vier maanden een kleine onderbreking van den leertijd te geven, waarom hebben Burgemeester en Wethouders dan niet genoeg ruggegraat? Men kan toch niet zeggen, dat Burgemeester en Wethouders, als zij in hun opinie afwijken van die van den heer de Lange, er geen ruggegraat op nahouden? Dus niet zoozeer voor de onderwijzers als voor de kinderen achten wij het gewenscht om die groote tijdruimte tusschen de groote vacantie en de Kerstvacantie te onderbreken door een kleine vacantie, welke elders ook reeds is ingevoerd. En nu meenden wij, dat het consequente gevolg moest zijn, dat die herfstvacantie ook op de andei e scholen werd ingevoerd. De heer Groeneveld zeide, dat dit naar zijn meening niet noodig is, omdat|de leerlingen van de Hoogere Burgerschool en het Gym nasium ouder zijn dan die van de lagere school en daardoor meer weerstandsvermogen hebben. Men zou echter daartegenover kunnen stellen, dat op de Hoogere Burgerschool en op het Gym nasium de leerlingen, vooral die van de hoogere klassen, denk aan hen die zich voor het eindexamen voorbereiden, meer intens moeten werken. Misschien hebben zij wat meer weerstands vermogen en zijn zij dus niet zoo spoedig moe, maar daar tegenover staat, dat zij met meer inspanning moeten werken. Nu hebben enkele heeren, wahronder de heer Meijnen verklaard, dat zij vóór de herfstvacantie zijn het doet mij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 12