470
MAANDAG 23 AUGUSTUS 1920.
laatstelijk zijn goedgekeurd bij K. B. van 14September 1912,
No. 60;
dat de weg van Leiden naar Oegstgeest de verbinding vormt
van Leiden met den Rijksweg van 'sGravenhage naar Haarlem
en Amsterdam en een zeer druk verkeer heeft;
dat ongeveer de helft van de breedte van de verharding
van dien weg wordt ingenomen door de baan van de elec-
trische tram;
dat genoemde tram met een groot aantal wagens, waaronder
goederenwagens, pleegt te rijden, waardoor er oogenblikken
zijn, dat de weg meer het karakter heelt van een spoorbaan,
dan van een openbaren weg;
dat de weg naast de electrische trambaan nog slechts ruimte
biedt voor één voertuig, hetgeen bij een druk belasten weg
beteekent stremming van het verkeer en voortdurend groote
kans voor ongelukken;
dat bet profiel van den weg tot aan de Poelbrug is ver
beterd door de ten Noorden daarvan gelegen sloot te dempen
en deze strook gronds als voetpad bij den weg te trekken;
dat het weggedeelte behoorende tot de gemeente Oegstgeest
ook reeds eene overeenkomstige verbetering heeft ondergaan;
dat van eene dergelijke verbetering eerst volledig nut kan
worden getrokken, wanneer zij ook wordt voortgezet over het
gedeelte van den weg vanaf de Poelbrug tot aan den War-
monderweg
dat demping van de daarlangs aan de Noordzijde gelegen
sloot ook uit een hygiënisch oogpunt zeer wenschelijk moet
worden geacht, omdat daardoor voorkomen wordt, dat deze
als opslagplaats van vuil zal worden gebruikt;
Redenen waarom adressant zich tot Uwen Raad wendt met
het beleefd verzoek te willen besluiten tot demping van de
nog bestaande sloot len Noorden van het bovengenoemde
weggedeelte LeidenOegstgeest, in beheer bij Uwe Gemeente,
en het door de demping verkregen terrein als voet- en rijwiel
pad bij genoemden weg te trekken.
't Welk doende, enz.
Het Dagelijksch Bestuur voornoemd,
De 1ste Voorzitter,
E. J Bergsma.
De Secretaris-Penningm.
L. C. Steffelaar.
■*sGravenhage 2 Augustus 1920
Parkstraat 18
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming beslo
ten Burgemeester en Wethouders te machtigen adressante te
antwoorden, dat verdere verbetering van den Rijnsburgerweg
in onderzoek is.
2°. Verzoek van de Leidsche Duinwater-Maatschappij om
toestemming tot levering van duinwater in de gemeente
Warmond.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
3°. Missive van den heer Dubbeldeman, in zake verlenging
van het verlof van het gemeentepersoneel.
Deze missive luidt als volgt:
Leiden, 6 Augustus 1920.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Dames en Heeren.
Naar aanleiding van de onverkwikkelijke geschiedenis, die
zich Maandagavond 2 Aug. j,l. op het eind der raadsver
gadering voordeed wensch ik het volgende onder Uwen
aandacht te brengen.
ten le. dat mijn voorstel; het gemeente personeel voor het
jaar 1920 in het genot te stellen van 4 dagen verlof boven
het reeds vastgestelde verlof, is aangenomen.
ten lie dat na de aanneming van dit voorstel, door den
voorzitter (niet door B en W) is medegedeeld dat mijn; door
den Raad aangenomen voorstel, niet wel uit te voeren was.
ten Ille dat door den voorzitter daarna aan den Raad op
onregelmatige wijze is voorgesteld, om het door den Raad
aangenomen voorstel Dubbeldeman zoo uit te leggen dat niet
als minimum 9 maar 10 dagen vacantie zullen worden gegeven.
ten 4e; dat dit voorstel in stemming is gebracht zonder
dat aan den Raad de gelegenheid is gegeven, daarover zijn
mening te zeggen.
ten 5e; dat bedoeld voorstel van den voorzitter in stem
ming is gebracht, zonder dat den Raad mijn voorstel, dat
veel verder gaat; had in getrokken, en ook nu nog niet
ingetrokken heeft.
ten 6e; dat de voorzitter en zeer zeker ook het late uur
mij belet hebben, mijn voorstel toe te lichten, en de uitleg,
die de voorzitter daar aan geven wilde te bestrijden.
ten 7e Dat uit die toelichting duidelijk zou zijn gebleken,
dat uitvoering van mijn voorstel zeer wel mogelijk is.
Hieronder volgen de punten, ter verdediging van mijn
voorstel, welke ik uit mijn aanteekeningen oppik.
De tegenwoordige vacantieregeling stelt vast voor de Amb
tenaren een minimum verlof van zes dagen, een maximum
wordt niet gesteld. Zie art. 24 Verordening regelende den
rechtstoestand voor de Ambtenaren der gemeente Leiden enz.
De werklieden krijgen slechts zes dagen als maximum.
Feitelijk zou dus binnen hef raam der bestaande verordening
voor de ambtenaren aan mijn voorstel tegemoet gekomen
kunnen worden. Echter is dat eene regeling die voor het
overgroote deel der ambtenaren neer komt op slechts 12 dagen,
en voor velen op nog minder.
Voor enkele bevoorrechte personen komen er een paar dagen
bij. De zaken staan dus zoo, dat wij met onze regeling ver ten
achter staan bij een conservatief bestuurslichaam als de Pos
terijen, De bestellers en kantoorknechts bij de Post krijgen
14 werkdagen, assistenten 14 zomer of 21 winter vacantie-
dagen, terwijl dit naar gelang van het aantal dienstjaren
opklimt tot 21 zomer of 28 winterdagen. Voor de commiezen
enz. geldt nog een langer verlof. In het midden latend, of
het afhankelijk stellen van het verlof aan het aantal dienst
jaren al dan niet gewenscht is, kunnen wij hieruit toch con
cluderen, dat gemiddeld een aantal vacantiedagen gegeven
wordt van 17 a 18 dagen bij de Post.
Het geen de Ambtenaarsbond in haar adres vraagt voor
het personeel in gemeentedienst, en wat neer komt voor de
meeste ambtenaren op 16 en voor de werklieden op 10 dagen,
is naar ik meen zeer bescheiden. Waar vooral van de bedrijf
ambtenaren en werklieden, naar ik verneem, tegenwoordig
een tamelijk intensieve arbeid verlangd wordt, meen ik dat
voor onze menschen de gelegenheid om zich te ontspannen,
eenigzins verruimd moet worden.
De Raad van Ai'beid te Rdam bv. geeft aan de Ambtenaren
beneden den rang van adjCommies 14 dagen, aan adj. com
miezen 21 en aan commiezen en Hoofdcomm zelfs 28 dagen.
Ook dus weer eene regeling, waarbij wij ver in de scha
duw staan.
Ik kan natuurlijk niet weten hoe bet in alle gemeenten
van ons Land gesteld is, maar uit het adres van de Federa
tieve Bond van Personeel in Openbaren dienst blijkt, dat
Leeuwarden, Arnhem, Haarlem, Hilversum, en Almelo 14
dagen vacantieverlof geven.
Voor de werklieden zal mijn voorstel zeer gemakkelijk zijn
uit te voeren aan de hand der verordening zelf, door 6 in
10 dagen te veranderen, en voor de ambtenaren kan men
de gebruikelijke regeling volgen. De Hoofden van takken van
dienst toch pasten, onder goedkeuring van B. en W. de
verordening toe althans zoo is mij bekend van de licht
fabrieken groepsgewijs, d. w. z. zij hebben een regeling
gemaakt waarbij bepaalt is dat atd.-chefs 16 dagen, dienst-
chefs 14 dagen, subalterne ambtenaren 12 dagen en hulpklerken
6 dagen, en voor ieder halfjaar in dienst der gemeente door
gebracht nog één dag. Nu is de strekking van mijn voorstel,
dat hun daarop bovendien nog 4 dagen extra zal worden
gegeven, een regeling dus die zeer wel uitvoerbaar is.
Ik vraag thans de mening van den Raad, of het juist
gezien is van den Voorzitter dat mijn, door den Raad aan
genomen voorstel onuitvoerbaar is.
Uw medelid
M. Dubbeldeman.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming voor
kennisgeving aangenomen.
4°. Verzoek van L. W. Ruijter om vergoeding voorgeleden
schade bij den bouw van de centiale werkplaatsen op «En
degeest".
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
5°. Missive van Mr. W. A. A. Boekhoudt, in zake het
brandstofïenrantsoen voor kamerbewoners en dat voor stu
deer- en werkkamers.
De Voorzitter. Ik stel U voor, dit adres als ongezegeld ter
zijde te leggen. Ik wensch ei' echter in het openbaar aan toe te
voegen dit ook ter leering van mr. Boekhoudt, anders zou
hij misschien nog voor niets een zegel gaan gebruiken
dat de in het adres behandelde qufestie geenszins bij den
Raa'd thuis behoort, omdat zij een regeling betreft, welke ge
maakt is door de Rijkskolendistiibutie.
Wordt als ongezegeld ter zijde gelegd.
6°. Verzoek van A. Metz om eervol ontslag als gymnastiek-
onderwijzer aan de openbare lagere scholen.
7°. Verzoek van J. F. van Strien om 4 boomen, staande