183
staat en voortreffelijk aansluit bij het onderwijs in de Plant
en Dierkunde aan de Universiteit.
Dr. Ruys moet over twee jaren aftredener zal dus over
twee jaren een geheel nieuwe regeling gemaakt moeten worden.
Gedurende deze twee jaar leek ons een tijdelijke benoeming
van Dr. de Graaf de beste oplossing.
Wij leggen hierbij over een schrijven van den Rector, be
nevens het advies van den Inspecteur der Gymnasia.
Curatoren van het Gymnasium:
D. C. Hesseling, Voorzitter.
M. B. Vos, Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
N°. 278. Leiden, 16 Augustus 1920.
De Heer H. J. Hartwijk, Leeraar in de Algebra en Meet
kunde aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijze
ressen, heeft tot ons College het verzoek gericht om hem
verlof te verleenen voor den cursus 1920—1921. Hij grondde
dit verzoek hierop, dat hij tijdelijk is benoemd tot Leeraar
aan het R. K. Lyceum te 'sGravenhage en dat hij, wanneer
hem ontslag uit zijn betrekking aan de Kweekschool verleend
werd, voor zich zelf niet meer pensioensgerechtigd zou zijn.
Het groote bezwaar dat voor dezen leeraar aan een definitief
ontslag verbonden zou zijn moetende erkennen, hebben wij
op zijn verzoek een gunstige beschikking genomen. Des te
gemakkelijker konden wij dit besluit nemen, omdat wij met
den Directeur der Kweekschool van oordeel waren, dat het
in ieder geval, dus ook al werd den Heer Hartwijk ontslag
verleend, raadzaam was, in verband met de nieuwe wette
lijke bepalingen omtrent de Kweekscholen, in zijn plaats een
tijdelijke leerkracht aan te stellen.
Wij stellen Uw College daarom voor in de door bedoeld
door ons verleend verlof ontstane vacature te voorzien door
de aanstelling van een tijdelijk leeraar voor den cursus
1920—1921.
Daartoe bieden wij U de volgende door ons in overleg met
den Directeur der Kweekschool opgemaakte voordracht aan,
met verzoek daaruit wel een keuze te willen doen
1°. J. M. KOOLHAAS, onderwijzer aan de school der
3de klasse No. 2;
2°. S. BROEKHUIZEN, onderwijzer aan de school der
2de klasse No. 2.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 279. Leiden, 16 Augustus 1920.
Voor de benoeming van een Hoofd der openbare Her
halingsschool voor Meisjes alhier, ter vervulling van de vaca
ture, welke den len September e.k. ontstaat, tengevolge van
het met ingang van dien datum verleend eervol ontslag aan
den heer G. B. Engeltjes, bieden wij U de navolgende voor
dracht aan, welke voordracht, ingevolge artikel 4 der ver
ordening van 13 October 1904 (Gemeenteblad no. 26), gewijzigd
bij verordening van 26 September 1918 (Gemeenteblad no. 35),
is opgemaakt in overleg met den Districts-Schoolopziener
1°. M. J. KROP, hoofd der O. L. School der 3e klasse no.
8, tevens hoofd der openbare Herhalingsschool voor Jongens
te Leiden;
2°. J. J. VAN BOSTELEN, onderwijzer-plaatsvervangend
hoofd der O. L. School der 3e klasse no. 2, te Leiden.
Met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage liggende
stukken, verzoeken wij U thans tot de benoeming over te
gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 280. Leiden, 16 Augustus 1920.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer
F. A. van Zimmeren, om eervol ontslag als onderwijzer aan
dé openbare lagere school der 3e klasse No. 7 alhier, bestaat
bij ons College geen bezwaar.
'Wij geven U mitsdien in overweging, aan den heer t. A.
van Zimmeren, op diens verzoek, eervol ontslag te verleenen
uit zijne betrekking van onderwijzer aan de openbare lagere
school der 3e klasse No. 7, en dat ontslag te doen ingaan op
18 September 1920.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad van Leiden.
Edelachtbare Heeren.
Ondergeteekende, verwijzende naar een mondeling onder
houd met den Wethouder van Onderwijs, dat plaats had einde
Mei j.l., vraagt, wegens vertrek naar Nederlandsch Oost-Indië
op 18 September e.k. eervol ontslag als onderwijzer aan de
O. L. S. 3e klasse No. 7, ingaande op genoemden 18 Sep
tember 1920.
Hoogachtend
de Dienstwe Dienr van
U Edelachtbare Heeren.
Franc. A. van Zimmeren.
Jan van Goyenkade 32.
Den 9den Augustus 1920.
N°. 281. Leiden, 16 Augustus 1920.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van J. F. van
der Henst bestaat noch bij ons College, noch bij de Com
missie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, bezwaar.
Wij geven U derhalve in overweging aan J. F. van der
Henst, op diens verzoek, eervol ontslag te verleenen als tijde
lijk 2e amanuensis bij het onderwijs in de natuur- en schei
kunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, tevens
belast met de werkzaamheden van amanuensis bij het onder
wijs in de scheikunde aan het Gymnasium, alhier, en dat
ontslag te doen ingaan twee maanden na den datum, waarop
de ontslagaanvrage is ingediend, alzoo op 26 September a. s.
of zooveel eerder als in de vacature zal zijn voorzien.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan de Raad der Gemeente Leiden.
Ondergeteekende verzoekt met ingang van 1 September
a. s. eervol ontslag als 2e amanuensis bij het onderwijs in
natuur- en scheikunde aan de H. B. S. voor jongens.
J. F. v. d. Henst.
Leiden 26 Juli 1920.
N°. 282. Leiden, 16 Augustus 1920.
Onder overlegging van een adres van J. W. van Hoeken,
geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressant
vergunning te verleenen het op te richten gebouwtje op het
terrein, kadastraal bekend gemeente Leiden Sectie E No. 74,
van hout te doen maken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Ondergeteekende Johannes Willem van Hoeken, wonende
te Leiden, Rijnsburgerweg 44, verzoekt bij dezen aan hem
vergunning te verleenen tot het bouwen van een houten
gebouwtje volgens bijgaande teekening in duplo op het terrein
Sectie E No. 74 alhier.
J. W. van Hoeken.
Leiden, 23 Juni 1920.
Aan den Gemeenteraad en aan Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
N°. 283. Leiden, 16 Augustus 1920.
De firma J. A. Ham en Co, eigenaresse van den dagelijk-
schen motorpakschuitdienst LeidenRotterdam, vraagt in
onderstaand adres toestemming tot uitbreiding van haar kan
toortje, staande op den wal van de Aalmarkt, schuin tegenover
de Waag, welke plaats zij reeds tal van jaren kosteloos in ge
bruik heeft. Tegen de voorgenomen vergrooting, welke uit de
overgelegde teekeningen kan blijken, bestaat noch bij de Com
missie van Fabricage noch bij ons College bezwaar. Echter
zien wij geen reden, waarom aan de firma ook in den ver
volge kosteloos het genot van den grond, die door het nieuwe
kantoor zal worden ingenomen, zou moeten worden afgestaan.
Het is niet onwaarschijnlijk, dat een dergelijke vrijgevigheid
indertijd, vóór den spoorwegaanleg, haar oorzaak heeft ge
vonden in den wensch om den handel met Rotterdam door
een geregeld scheepvaartverkeer te bevorderen, doch voor
bestendiging ontbreekt thans alle grond.
Waar in het onderhavige geval van een vermoedelijk lang
durige inbeslagneming van gemeentegrond sprake is, zal,