180
subsidie bekend is, zou zij het zeer op prijs stellen wanneer
deze aanvrage met eenigen spoed kon behandeld worden.
De Gemeente-Commissie voornoemd:
J. C. van der Lip, Voorzitter.
B. Troost, Secretaris.
Aan Edel Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
N°. 276. Leiden, 10 Augustus 1920.
In verband met de ingevolge Koninklijk Besluit van 23
Januari 1920, (Stbl. No. 37) tot stand gekomen nieuwe salaris
regeling voor directeuren van en leeraren aan Rijks Hoogere
Burgerscholen, waarvan de in werking treding is bepaald op
1 Januari 1920, zullen ook de jaarwedden van den directeur
van en de leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens
alhier en de op denzelfden leest geschoeide salarisregeling
van den rector van en de leeraren aan het Gymnasium met
ingang van denzelfden datum moeten worden herzien. Ook
door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
is er bij missive van 20 Mei j.l. op aangedrongen de salaris
regeling voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens en het
Gymnasium alhier in overeenstemming te brengen met de
nieuwe Rijksregeling.
De in de U hierbij ter vaststelling aangeboden verorde
ningen vervatte regeling is overeenkomstig dien wensch over
genomen van de regeling, vermeld in de bij genoemd Konink
lijk Besluit behoorende bijlage B en behoeft dus slechts weinig
toelichting. Van de Rijksregeling afwijkende regelingen kun
nen gewoonweg de goedkeuring van den Minister, die bij ge
subsidieerde Hoogere Burgerscholen en Gymnasia vereischt
wordt, niet verwerven.
Op een paar punten willen wij echter nog Uwe aandacht
vestigen.
Het eerste punt betreft de in artikel 11 der verordening
voor de Hoogere Burgerschool en in artikel 12 der verorde
ning voor het Gymnasium opgenomen tijdelijke kindertoelage,
niettegenstaande zoowel Uwe Vergadering ais ons College zich
meermalen heeft uitgesproken tegen het toekennen van eene
dergelijke toelage. In casu is die opneming echter noodig, nu
de Rijksregeling die toelage kent (artikel 20 van het Konink
lijk Besluit) en bij het niet naschrijven van die regeling, de
vereischte Ministeriëele goedkeuring niet wordt verkregen.
Bovendien zouden, bij niet-opneming, de leeraren alhier in
slechter conditie komen, dan hunne collega's aan de Rijks
Hoogere Burgerscholen, waardoor Leiden bij de vervulling
van vacatures moeilijkheden zou kunnen ondervinden.
Een tweede punt heeft betrekking op het aantal uren, dat
een z. g. vol leeraar voor zijn traktement moet geven. Vroeger
was hierin verschil, omdat een lesuur aan de Hoogere Bur
gerschool voor Jongens slechts 50 minuten duurde, terwijl
men daarentegen bij het Gymnasium lesuren van 60 minuten
had. Nu echter voortaan ook aan het Gymnasium een lesuur,
volgens de tabel behoorende bij het Koninklijk Besluit van '1 Mei
1920, (Stbl. No. 227a), niet meer dan 50 minuten zal duren, is de
regeling voor het Gymnasium geheel in overeenstemming ge
bracht met die voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens.
In de derde plaats is de aftrek voor de ambtswoning van
den leeraar in de gymnastiek in artikel 4 der verordening
voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens van 300.
op 400.gebracht, in verband met de hoogere bezoldi
ging van dien leeraar.
Naar den toestand op 1 Januari j.l. zullen de hoogere
kosten der nieuwe regeling voor de Hoogere Burgerschool
voor Jongens 20.000.en voor het Gymnasium ruim
12.000.— per jaar bedragen. Van laatstgenoemd bedrag
wordt echter 50% van het Rijk terug ontvangen. Overigens
zullen de meerdere kosten door verhooging van den hoofde-
lijken omslag, dienst 1920—1921, moeten worden gevonden.
Onder mededeeling, dat wij binnenkort ook eene salaris
herziening voor het onderwijzend personeel aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes en aan de Gemeentelijke Kweek
school bij U aanhangig hopen te maken, geven wij Uwe Ver
gadering alsnu in overweging tot vaststelling van de navol
gende verordeningen over te gaan
I. VERORDENING, houdende regeling van de Jaarwedden der
leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens
te Leiden.
Art. 1.
De jaarwedde van den directeur bedraagt ƒ5500.Zij
wordt, wanneer de directeur, hetzij te Leiden, hetzij elders
als zoodanig aan eene hoogere burgerschool of aan eene daar
mede door Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen
inrichting van middelbaar of voorbereidend hooger onderwijs
2, 4, 6 en 8 jaren is werkzaam geweest, telkens met ƒ250.—
verhoogd, zoodat het maximum zijner wedde 6500.bedraagt.
Indien de schooi 10 of meer klassen heelt, wordt de jaar
wedde met 500.verhoogd.
Art. 2.
De leeraren worden verdeeld in:
a. leeraren, die 19 of meer lesuren 's weeks hebben;
b. leeraren, die 10 of meer, doch minder dan 19 lesuren
's weeks hebben;
c. leeraren, die minder dan 10 lesuren 's weeks hebben.
Een leeraar, die door les te geven in parallelklassen gedu
rende drie achtereenvolgende jaren eene bepaalde bezoldiging
geniet, kan door opheffing der parallelklassen niet in salaris
achteruitgaan.
Art. 3.
De jaarwedde van de leeraren, behalve die in gymnastiek
en schoonschrijven, wordt geregeld als volgt:
De leeraren, in art 2 sub a bedoeld, genieten, indien zij
19 tot en met 24 lesuren's weeks hebben, eene aanvangswedde
van ƒ3500.'sjaars, na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 10,
12, 14 en 16 dienstjaren telkens te verhoogen met ƒ250.
zoodat het maximum der jaarwedde ƒ5500.bedraagt.
Aan doctoren, gepromoveerd aan eene Nederlandsche Uni
versiteit of hoogeschool, wordt na 18 en 20 dienstjaren nog
eene verhooging telkens van ƒ250.toegekend, zoodat het
maximum der jaarwedde voor hen ƒ6000.— bedraagt.
Voor elk wekelijksch lesuur boven 24 uur per week, geniet
de leeraar eene bezoldiging van ƒ140.per jaar.
Buiten toestemming van den leeraar kunnen hem niet meer
dan 28 lesuren per week worden opgedragen.
De leeraren, in art. 2 sub b bedoeld, genieten, behalve
eene vaste wedde van 850.140.— 'sjaars per wekelijksch
lesuur, na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14 en
16 dienstjaren telkens te verhoogen met 10.per wekelijksch
lesuur, zoodat de maximum bezoldiging ƒ850.plus ƒ220.
'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt.
De leeraren, in art. 2 sub c bedoeld, genieten ƒ140.—
'sjaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4.
6, 8, 10, 12, 14 en 16 dienstjaren telkens te verhoogen met
10.— per wekelijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldi
ging/220.— 'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt.
Art. 4.
De leeraren in gymnastiek en schoonschrijven genieten:
a. indien zij 19 tot en met 24 lesuren 's weeks hebben, eene
aanvangswedde van ƒ3000.'sjaars, na het volbrengen van
2, 4, 6, 8, 10, 12 en 14 dienstjaren telkens te verhoogen met
ƒ200.en na 16 dienstjaren met ƒ100.zoodat het maxi
mum der jaarwedde ƒ4500.bedraagt;
b. indien zij 10 of'meer, doch minder dan 19 lesuren's weeks
hebben, behalve eene vaste wedde van ƒ700.—, ƒ120.
'sjaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4,
6, 8, 10, 12, 14 en 16 dienstjaren telkens te verhoogen met
ƒ10.per wekelijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldiging
ƒ700.plus ƒ200.'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt;
c. indien zij minder dan 10 lesuren 's weeks hebben^ 120.
'sjaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4,
6, 8, 10, 12, 14 en 16 dienstjaren telkens te verhoogen met
ƒ10.per wekelijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldiging
200 'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt.
Voor elk wekelijksch lesuur boven 24 uur per week, geniet
de leeraar eene bezoldiging van ƒ120.per jaar.
Buiten toestemming van den leeraar kunnen hem niet meer
dan 30 lesuren per week worden opgedragen.
Indien aan een leeraar in de gymnastiek het perceel Pieters
kerkgracht no. 5 als ambtswoning wordt aangewezen met
genot van verlichting en duinwater, zal van zijn wedde een
bedrag van ƒ400.worden ingehouden.
Art. 5.
Als diensttijd telt ten volle mede de tijd als leeraar door
gebracht aan gymnasia, hoogere burgerscholen, lycea, middel
bare of hoogere handelsscholen, zeevaartscholen, middelbare
scholen voor nijverheidsonderwijs, middelbare landbouw
scholen, middelbare scholen voor meisjes, kweekscholen voor
onderwijzers en onderwijzeressen, als onderwijzer op jaarwedde
aan Rijksnormaallessen, alsmede de diensttijd als leeraar in
een of meer der vakken, genoemd in de wet op het Middel
baar Onderwijs, doorgebracht aan de Koninklijke Militaire
Academie, het Koninklijk Instituut voor de Marine, de cadetten
school en den hoofdcursus.
Diensttijd aan lagere scholen en aan scholen voor lager
nijverheids-, handels- en landbouwonderwijs telt voor de helft
mede tot een maximum van zes jaren.
Voor een doctor, gepromoveerd aan een Nederlandsche
Universiteit of hoogeschool, wordt twee jaar meer dan de
werkelijke diensttijd vergolden.