402 MAANDAG 26 JULI 1920. XVII. Voorstel in zake de toekenning van vergoedingen krachtens' art. 59 decies der Wet op het Lager Onderwijs, ten behoeve van eenige bijzondere scholen. (Zie Ing. St. No. 238.) Wordt zonder beraadslaging ot hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIII. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 3 December 1896 (Gem. Blad No. 15), houdende voor waarden van opneming en verpleging van lijders in het Krankzinnigengesticht »Endegeest" en de afdeeling voor Jeugdige Idioten »Voorgeest" te Oegstgeest. (Zie Ing. St. No. 244.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1, 2 en 3 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XIX. Verordening, regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis te Leiden. (Zie Ing. St. No. 245). De Voorzitter. Hierbij komt in behandeling het adres van de verschillende slagersvereenigingen. De algemeene beraadslaging wordt geopend. De heer Heemskerk. M. d. V. Ik wensch geen algemeene beschouwingen te voeren, maar wil naar aanleiding van het ingekomen adres een en ander zeggen. Enkelen van die adressanten hebben mij over de zaak ge sproken en het is waar, dat, eerst nadat dit voorstel in de pers was verschenen, dus eerst na Woensdagavond, bij de slagers de bekendheid was, dat deze verordening op het punt stond, en wel in deze vergadering, gewijzigd te worden. Ik kan mij indenken de bezwaren, welke de menschen tegen de voorgestelde wijzigingen hebben, en ofschoon ik over de al dan niet juistheid van die bezwaren niet direct kan oor- deelen, lijkt het mij toch goed de behandeling van dit voorstel tot de volgende vergadering aan te houden en zal ik een daartoe strekkend voorstel doen. De Voorzitter. Door den heer Heemskerk is het volgende voorstel ingediend »Ondergeteekende stelt voor punt 19 der agenda tot de volgende vergadering aan te houden." Dit voorstel gaat voor en ik stel dit aan de orde, alvorens wij de algemeene beschouwingen verder voeren. Het voorstel van den heer Heemskerk wordt voldoende onder steund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Pera. Noodig acht ik het uitstel van de behandeling van deze zaak niet. Pas heb ik er nog over gesproken met den Directeur van het Slachthuis en hem gevraagd of het werkelijk waar was, dat de slagersvereenigingen met deze wijziging van de tarieven onbekend waren. De Directeur heeft mij medegedeeld, dat hij.reeds twee maanden geleden de slagers had voorbereid op een aanmerkelijke verhooging en hen, nadat hij een plan had vastgesteld, veertien dagen geleden had in kennis gesteld met de hoofdbedragen, waardoor zij bekend waren met de verhooging, welke zou plaats hebben. Wanneer de slagers zeggen, dat zij pas een paar dagen er mede bekend zijn, is dat wel wat bezijden de waarheid. Ik heb ook den voorzitter van de slagersvereeniging bij mij gehad en toen heb ik hem gevraagd op te geven in een adres, welke de bezwaren waren die de slagers tegen de directe behandeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders hadden. Wij hebben het adres gekregen, maar als men nagaat wat er eigenlijk in staat dan blijkt dat de inhoud zakelijk al zeer weinig of niets te beteekenen heeft. De voorzitter van die vereeniging heeft toen hij bij mij was, verschillende opmerkingen gemaakt over de mogelijkheid om op deze of gene manier tot bezuiniging te komen en op dit ot dat terrein veranderingen ten gunste van het Slachthuis aan te brengen, maar dat alles stond geheel buiten hetgeen voorgesteld wordt door Burgemeester en Wethouders ten aanzien van de bedragen, welke betaald zouden moeten worden. üp zich zelf genomen zou er niet zooveel tegen zijn om de behandeling van deze zaak uit te stellen, maar daartegenover staat dat ook de Commissie voor het Slachthuis er wel zeer zeker prijs op stelt om zoo spoedig mogelijk het verhoogde tarief te kunnen invoeren, want hoe langer wij daarmede wachten hoe meer het Slachthuis een schadepost oplevert. Tegenwoordig komt men algemeen meer tot de erkenning, dat dergelijk bedrijf toch eigenlijk ook moet opbrengen wat het kost en dat de gemeente daaraan geen schadepost moet hebben. Uit de stukken blijkt voldoende, dat, zooals de zaak op het oogenblik geregeld is, het Slachthuis voor de gemeente een tamelijk groote schadepost oplevert en wij achten ook als commissie ons verplicht om zoo spoedig als het eenigszins kan in dien toestand verbetering te brengen, ten einde aldus ook den druk op de gemeente te verlichten. Dus elk uitstel van behandeling hier loopt in zoover uit op een nadeel voor de gemeente, omdat de invoering van het verhoogd tarief daardoor wordt uitgesteld. Wanneer er nu maar in dit opzicht eenige aanwijzingen waren in het ingekomen adres, welke betrekking hadden op de voorgestelde regeling, dan zou er reden zijn voor uitstel en dan zou ik het ook niet willen ontraden; maar gezien het adres dat ingekomen is, kan ik niet anders doen dan den Raad aanbevelen de zaak thans te behandelen. Zooals de financiëele toestand thans is wat betreft het Slachthuis, kan het niet blij vende opbrengst moet grooter worden, zoodat beter in de kosten van deze inrichting wordt voorzien. Wij kunnen dus niet medegaan met het voorstel om de behandeling van dit voorstel uit te stellen. De heer de Lange. Ik meen, dat de Wethouder het gevaar van uitstel van de behandeling van dit voorstel in wel wat schriller kleuren teekent dan noodig was. Als Burgemeester en Wethouders kunnen verzekeren, dat uitstel van behandeling tengevolge zou hebben, dat de ver ordening niet, zooals de bedoeling is overeenkomstig artikel 3, in werking kan treden op 1 October 1920, dat is dus over ruim 2 maanden, dau zou ik er voor zijn het voorstel direct in behandeling te nemen, maar ik heb hooren verluiden dat wij vermoedelijk heden over een week weder een Raads vergadering zullen hebben en nu vermoed ik, dat een week uitstel artikel 3 niet in gevaar zal brengen. ïk acht het wenschelijk, dat de ingezetenen, die rechtstreeks belanghebbenden zijn, deze week gelegenheid krijgen om hunne opmerkingen en bezwaren inzake het voorstel te berde te brengen. In den regel lijden wij aan een overmaat van haast wat betreft de behandeling van voorstellen van Burgemeester en Wethouders, en als wij nu zonder gevaar voor schade voor de gemeentekas de zaak een week kunnen uitstellen, dan ben ik zeer voor de behandeling tot de volgende vergadering op te schorten. De heer Heemskerk. M. d. V. Oogenschijnlijk is er in hetgeen de Wethouder aanvoert waarheid gelegen. Inderdaad waren reeds 2 maanden geleden de slagers ermede bekend, dat belangrijke wijzigingen in deze verordening ge bracht zouden worden, maar zij wisten niet precies welke wijzigingen dat zouden zijn. Nu zal de Wethouder mij moeten toegeven, dat er voor hen na Woensdagavond, toen zij pas van dit voorstel kennis hebben kunnen nemen, geen tijd en gelegenheid meer was om alsnog vóór deze Raadsvergadering een uitgebreid principieel adres aan den Raad toe te zendeu en de Raadsleden bovendien op de hoogte te stellen van de wijzigingen, welke zij in het voorstel van Burgemeester en Wethouders wenschten aangebracht te zien. Ik wil niet zeg gen, dat wij niet de financiën van het Slachthuis en daardoor indirect die van de gemeente in het oog moeten houden, maar na het laatste argument, dat de heer de Lange heeft aangevoerd, namelijk dat deze verordening pas met 1 October in werking zal treden mij was dat ontgaan is er dunkt mij alle reden de behandeling van dit voorstel tot de volgende vergadering aan te houden. l)e heer Pera. M. d. Y. ï)e heer de Lange zegt, dat er nog al veel tijd is voor deze verordening in werking zal treden, maar dat hangt er van af met welke vlugheid de verdere behandeling zal plaats hebben, ook wat betreft de goedkeuring door Gedeputeerde Staten. Het is voorzichtig wat ruimte van tijd te nemen en zulk een verordening klaar te maken, omdat men nooit weet, wanneer Gedeputeerde Staten over de al dan niet goedkeuring zullen beslissen. Hoe meer ruimte van tijd hoe beter! Ik zal mij er echter niet bijzonder druk over makende Raad mag beslissen. Wat betreft de kennis, welke de slagers hebben gehad van de verhooging, welke zou plaats hebben, zoo pas heb ik reeds gezegd, dat de hoofdtarieven reeds veertien dagen geleden aan hen zijn medegedeeld. Zij kenden dus de tarieven, die gewicht in de schaal legden. Dat niet die geheele lijst is voorgelezen, is daaraan toe, maar die kleinere bedragen hadden niet zoo veel beteekenis. Ik moet dus tegenspreken, dat voor de slagers de tijd tot het nemen van maatregelen tot slechts twee of drie dagen beperkt is geweest. Als het er om te doen was geweest zich op een en ander te prepareeren, dan hadden de slagers zeer goed maatregelen kunnen nemen, opdat zij wat meer gereed waren en de Raadsleden in de gelegenheid hadden kunnen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 6