428 MAANDAG 26 JULI 1920. De heer de Lange. Thans nog een andere vraag. Zijn Burgemeester en Wethouders niet van oordeel, dat artikel 44 behoort te worden ingetrokken wegens strijd met de Gemeentewet? Ik grond deze vraag op den inhoud van het Koninklijk besluit van 24 November 1857 (Staatsblad No. 116), waarbij door de Kroon vernietigd is een bepaling in een reglement van orde »dat een stemming nietig zal zijn indien het getal behoorlijk ingevulde briefjes niet grooter is dan de helft der tegenwoordige leden". Uit het antwoord van den Wethouder blijkt, dat Burge meester en Wethouders uilgaan van deze stelling: zoolang artikel 44 van het reglement van orde blijft bestaan, moet het worden nageleefd. Die opvatting deel ik; ik zal haar dus niet bestrijden; maar aangezien blijkens een uitspraak welke reeds meer dan een halve eeuw oud is, zulk een bepaling in een reglement van orde in strijd met de wet is, is mijn vraag: zijn Burgemeester en Wethouders niet van oordeel, dat artikel 44 van het reglement van orde beboort te worden ingetrokken wegens strijd met de wet, en zal een zoodanig voorstel van Burgemeester en Wethouders den Raad bereiken? De heer van dek Lip. M. d. V. De heer de Lange heeft zeer juist het standpunt van Burgemeester en Wethouders begrepen, namelijk dat zij gemeend hebben artikel 44 te moeten toepassen. Dit artikel bestaat en het moet dus worden toegepast. Wij hebben ook onderling even de vraag besproken, of, gelijk de heer de Lange in de vorige vergadering gezegd heeft, dat artikel niet in strijd is met de Gemeentewet, maar wij zijn op deze kwestie niet diep ingegaan, omdat wij in elk geval meenden dat, zoolang artikel 44 bestaat, het ook moet nageleefd worden. De heer de Lange zal toegeven, dat het Koninklijk besluit van het jaar 1857 niet direct een afdoenden grond oplevert om te zeggen, dat het een uitgemaakte zaak is dat het artikel strijdt met de Gemeentewet. Maar ik zal hierop niet verder ingaan, wij kunnen daarover nu moeilijk gaan redeneeren, ik wil echter wel verklaren, dat wij gaarne bereid zijn die kwestie nog eens nader onder de oogen te zien. De heer de Lange. M. d. V. Ik dank voor het antwoord van den Weihouder en ben daardoor voor het oogenblik bevredigd. Ik heb de toezegging, dat Burgemeester en Wethouders de zaak zullen overwegen, maar mag ik dan de vrijheid nemen om bij die overweging ook de aandacht van Burgemeester en Wethouders te vragen voor de interpretatie volgens de jurisprudentie van artikel 50 der Gemeentewet, dat hierbij ook betrokken is, waar de jurisprudentie heeft uitgemaakt, dat onder «stemmende leden" alleen worden verstaan de leden, die een naam op een briefje hebben gezet, en dat blanco biljetten ter bepaling van de meerderheid niet meetellen. Als wij artikel 44 van het Reglement van Orde in verband met artikel 50 van de Gemeentewet lezen, twijfel ik niet of Burge meester en Wethouders zullen met een voorstel komen om artikel 44 van het Reglement van Orde in te trekken. De Voorzitter, Ik ga op de staatsrechtelijke kwestie niet in, maar als mijn persoonlijke meening wil ik wel te kennen geven, dat de desbetreffende bepaling van ons Reglement van Orde niet in strijd is met de wet. Bedrieg ik mij niet, dan is de heer de Lange lid van de Commissie voor de huishoudelijke verordeningen. De heer de Lange. Dat is een commissie van bijstand. De Voorzitter. Het is eene Commissie volgens art. 54 lste ]id der Gemeentewet; gij moogt zelf een voorstel doen. De heer de Lange. Als Raadslid. De Voorzitter. Neen, als lid van die Commissie kunt gij die quaestie ter sprake brengen in eene vergadering van die Commissie en dus voorstellen indienen; ik zie daar geen bezwaar in. De heor de Lange. Daarvoor behoef ik geen lid van de Commissie voor de huishoudelijke zaken te zijn. Als Raadslid heb ik daartoe het recht, maar ik neem gaarne acte van de toezegging, dat Burgemeester en Wethouders de zaak zullen onderzoeken, en ik hoop nader te hooren omtrent de resultaten van dat onderzoek. De heer van Gruting. M. d. V. De heer Braaksma heeft mij verzocht een verzoek over te brengen. Hij heeft op 25 Mei bij u een request ingestuurd en had gehoopt daarop antwoord te krijgen, maar dat is niet gebeurd. De Voorzitter. Alle zaken betreffende Braaksma zijn, meen ik, afgedaan of er komt een prae-advies over. De heer van Gruting. Indien gij het wilt nagaan, zal ik u zijn verzoek ter hand stellen. De Voorzitter. Dat wil ik met genoegen doen. De heer van Gruting. Het is een oude man en ik zou gaarne willen, dat hij iets hoorde. Dan heb ik nog een andere zaak. Bij mij heeft iemand, die niet tevreden is over de Brandstoffencommissie, een klacht ingebracht en nu zou ik willen vragen of ik die aan u mag mededeelen De Voorzitter. Dat kan ik niet doen. Ik kan niet elke persoonlijke klacht in ontvangst nemen en behandelen; ik geef u in overweging u te wenden tot de Brandstoffen- commissie in het district Leiden en daar de belangen van uw cliënt voor te dragen. De heer van Gruting. Ik heb het gedaan, omdat u de vorige maal zoo welwillend waart over enkele klachten uw meening te zeggen. De Voorzitter. Indien ik als Voorzitter van het dagelijksch bestuur al die persoonlijke klachten moest behandelen, hield ik geen minuut meer over om de gemeenschappelijke belangen te behartigen. Gij kunt u tot de Brandstoffencommissie wenden deze zaak behoort niet in den Raad thuis. Wordt uw cliënt niet door de Brandstoffencommissie bevredigd, dan kan hij zich wenden tot de Rijks Kolen Distributie. De heer van Gruting. M. d. V. Omdat u de vorige maal zoo welwillend waart op dergelijke klachten te antwoorden en ik het in het publiek belang acht, dat die dingen hier besprokèn worden, heb ik vrijheid gevonden het te vragen, maar als gij het weigert, kan ik er niets aan doen. De heer van Stralen. M. d. V. In de voorlaatste ver gadering heeft Mr. van der Pot medegedeeld, dat wij in deze vergadering een praeadvies zouden krijgen in zake verhooging van de pensioenen van de gepensionneerde gemeente-ambte naren. Het is voor die menschen een noodtoestand en ik wil er nogmaals op aandringen, dat door Burgemeester en Wet houders met den meesten spoed een voorstel bij den Raad zal worden ingediend. Als dat niet wordt toegezegd, zal ik hoogst waarschijnlijk zelf een voorstel moeten doen om door het geven van een voorschot in den oogenblikkelijken toestand te voorzien, want ook nadat de. Raad een besluit heeft genomen verloopt er nog geruimen tijd, alvorens Gedeputeerde Staten daaraan hun goedkeuring zullen hebben gehecht, zooveel tijd, dat ik er met den meesten klem op aandring bij Burge meester en Wethouders om in de volgende Raadsvergadering met een voorstel te komen. Verder zou ik willen vragen of het mogelijk is, dat in de volgende vergadering ook aan de orde wordt gesteld het verzoek, dat iq handen van Burgemeester en Wethouders is gesteld om praeadvies, van den Leidschen Bestuurdersbond in zake de ondersteuning van de uitgetrokken werklooze t ransportarbeiders. Als het lang mocht worden uitgesteld, dan is het voor die menschen zeer nadeelig. Misschien kunnen Burgemeester en Wethouders in den loop van deze week nagaan in hoever het gewenscht en nuttig kan zijn. De heer van der Pot. Ik moet erkennen dat ik, toen ik in de voorlaatste vergadering zeide, dat hoogstwaarschijnlijk in deze vergadering die zaak aar. de orde zou komen, inder daad den tijd iets te kort geschat heb. De bedoeling is, dat het praeadvies binnen eenige dagen in handen van den Raad zal zijn en dat over een week de zaak behandeld zal worden. Het heeft iets langer geduurd; de zaak is ingewikkelder dan zij oppervlakkig lijkt, omdat er zoovele verschillende soorten van pensioenen zijn. Vergis ik mij niet, dan is er dan ook van de grootere gemeenten, welke indertijd gebruik gemaakt hebben van artikel 68 van de wet (het amendement- de Geer), geen een, die al deze zaken in het reine gebracht heeft, met uitzondering van Nijmegen, waar eigenlijk de zaak geheel overgelaten is aan Burgemeester en Wethouders. Overigens, nadeel zullen de betrokkenen er niet van hebben dat het nog een week uitgesteld is, want het voorstel zal zijn om er terugwerkende kracht aan te geven zoover de wet toestaat. De heer Bots. Wat betreft de werklooze transportarbeiders, waarnaar de heer van Stralen geïnformeerd heeft, kan ik mede deelen dat door verschillende commissiën dienaangaande ad vies moet uitgebracht worden, waarna het pas bij Burgemeester en Wethouders komt. Ik durf niet te beloven, dat het over een week in orde is. Het is nu reeds Maandag en de zaken, welke a.s. Maandag- in den Raad moeten komen, moeten Woensdagavond ge reed zijn. De Voorzitter. Ik kan zeggen, dat het niet ligt aan Burge meester en Wethouders. De zaak is dat, als iemand iets aan den Raad te kennen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 32