418 MAANDAG 26 JULI 1920. een aanbeveling in te-dienen van mensehen, die de organisaties daartoe geschikt achtten, maar het stelde zich direct in ver binding met die personen, die het geschikt achtte. Ik meen, dat dit niet is een behoorlijke vertegenwoordiging van de organisaties. Bij de laatste benoeming hebben enkele leden van de moderne organisatie, welke persoonlijk door het Bestuur voor het lidmaatschap van het bestuur waren aangezocht, daarvoor bedankt en verwezen naar hunne organisatie. Ten aanzien van die organisatie, is aan het bezwaar tegemoet gekomen en is aan de organisatie direct door het bestuur der beurs gevraagd, wie zij meende dat voor het lidmaatschap van het bestuur in aanmerking kwamen. Dat vind ik correct, maar als de verordening blijft gelijk zij is, dan krijgen wij over 2 jaren weder precies hetzelfde, althans wanneer het bestuur op dit standpunt blijft staan, en dan zal het zich weder richten tot de personen, die het meent dat in aanmerking komen en krijgen wij ten aanzien van de moderne organisatie die quaestie weder. Als men aan dit bezwaar tegemoetkomt en de organisatie in de gelegenheid stelt hare eigen menschen aan te wijzen voor het' bestuur, dan zal dit bezwaar zijn opgeheven, want wel benoemt de Raad in laatste instantie, maar hij zal in 99 van de 100 gevallen hen benoemen, welke door de organisatie zijn aangewezen. Wat de heer van der Pot zegt, dat namelijk dat 9e lid van het bestuur in December j.l. zou zijn aangewezen, dat is niet zoo. Het is in Januari geweest en de benoeming van het geheele nieuwe bestuur, inbegrepen het nieuwste lid, is pas daarna geschied, toen door den Raad besloten was dat het bestuur met een lid zou uitgebreid worden. In de vergadering daarna heeft de nieuwe verkiezing van het bestuur der beurs plaats gehad en toen is die vertegenwoordiger van de moderne organisatie benoemd. Daarom had ik verwacht, dat het advies zou gevraagd zijn aan het nieuwe bestuur, maar het is gevraagd aan het oude. Althans, de vertegenwoordiger van de moderne organisatie weet van het verzoek van Burgemeester en Wet houders niets af. Ik meen, dat het door mij juist uiteen gezet is. Dan zegt de heer van der Pot, dat het in dit geval niet van zoo overwegend belang is, dat in het bestuur der Arbeids beurs volgens de sterkte van de organisaties de vertegenwoor diging plaats heeft, omdat dit college tenslotte toch maar zou zijo een adviseerend lichaam. Ik erken dat, maar ik maak mij sterk, dat het advies van een lichaam als het bestuur der Arbeidsbeurs door Burgemeester en Wethouders wel altijd zal gevolgd worden. Als men bijvoorbeeld ziet dit simpele praeadvies, dat niet meer of minder is dan een woordelijke overneming van het advies van het bestuur der beurs, dan blijkt toch wel, dat tenslotte het bestuur het college is, dat zorgt dat een dusdanige zaak tot stand komt en dat Burgemeester en Wethouders niet meer doen dan zich bii het advies aansluiten. Het feit, dat het slechts een commissie van advies is, mag toch geen reden zijn om de vertegenwoordiging van minder belang te doen schijnen. Ik b'ijf er bij, dat de moderne organisatie als de omvang rijkste erganisatie te Leiden recht heeft op meer dan één piaats i i het bestuur der beurs. Ik wijs in dit verband op de soms bclr.rgrijke vraagstukken, welke daar aan de orde komen. Ik noem bijvoorbeeld den bouw van een nieuwr wachtlokaal, die al lange jaren noodzakelijk geweest is doch die eerst zeer onlangs tot stand gekomen is. Dergelijke dingen zouden zeer zeker veel eerder door het bestuur der beurs ter sprake zijn gebracht, wanneer de moderne organisatie, die in den regel op die punten het meest actief is, die altijd het meeste initiatief toont, ook behoorlijk in dergelijk college een vertegenwoordiging krijgt. Ik meen dus, dat er alle aanleiding is om mijn voorstelaan te nemen. De heer van Tol. M. d. V. Toen verleden jaar door den heer van Stralen werd voorgesteld aan de moderne vakbeweging een plaats te geven in het bestuur van de Arbeidsbeurs, is aan zijn verlangen voldaan en heeft het bestuur van de Arbeidsbeurs een voordracht ter benoeming van zulk een vertegenwoordiger opgemaakt. De organisatie van den heer van Stralen nam echter met die voordracht geen genoegen en wilde liever zelve den persoon aanwijzen, aan welk verlangen eveneens is voldaan. Wij hebben aan die organisatie toen gevraagd namen te noemen van personen, welke wij zouden kunnen voordragen. Nu wordt er verzocht aan de moderne vakbeweging meerdere plaatsen in het bes'uur van de Arbeidsbeurs toe te kennen, maar, toen daarover aan het bestuur advies werd gevraagd, vonden wij dat niet gewenscht, omdat de Arbeidsbeurs een lichaam is van het algemeen en niet een eenzijdige richting mag uitgaan. Ik wil erkennen, dat de bestaande verordening een beetje verouderd is, maai' ik kan den heer van Stralen geruststellen, want ik kan hem mededeelen, dat een herziening van de verordening op de Arbeidsbeurs en dergelijke inrichtingen in voorbereiding is. De heer van der Pot. M. d. V. De mededeeling van den heer van Tol, dat het bestuur van de Arbeidsbeurs bij Burge meester en Wethouders zal komen met voorstellen tot wijziging van de desbetreffende verordening, kan voor den Raad te meer aanleiding zijn dit voorstel van den heer van Stralen, dat toch niet onmiddellijk uitwerking kan hebben, niet aan te nemen. Ik wil nog twee opmerkingen maken naar aanleiding van hetgeen de heer van Stralen heeft gezegd. Hij had het over de wijze, waarop het bestuur van de Arbeidsbeurs aanbevelingen opmaakt, maar dat is een zaak, welke buiten zijn motie en buiten onze competentie ligt, want, al breidt men het bestuur van de Arbeidsbeurs uit, dan wordt daarmede niet beslist omtrent de wijze, waarop dat bestuur aanbevelingen samen stelt. Het gaat niet aan, dat de Raad aan dat bestuur daar omtrent eenig voorschrift zou geven. Desnoods zou men de verordening in dien zin kunnen wijzigen, dat de aanbevelingen werden afgeschaft, maar, zoolang aan het bestuur van de Arbeidsbeurs aanbevelingen worden gevraagd, moet dat bestuur zelf weten hoe het tot die aanbevelingen komt. In de tweede plaats heeft de heer van Stralen willen weer leggen hetgeen ik zeide, namelijk dat ik de beteekenis van de functie van lid van het bestuur van de Arbeidsbeurs niet van dien aard achtte om een samenstelling van dat college op de basis van evenredige vertegenwoordiging te kunnen eischen, door er op te wijzen, dat Burgemeester, en Wethouders hier het advies van het bestuur van de Arbeidsbeurs vrijwel geheel en zonder bijvoeging hebben overgenomen. Dat komt echter, omdat Burgemeester en Wethouders het er mede eens waren. Aangezien in dat advies de zaak zeer duidelijk was geformuleerd, hadden wij daaraan niet veel toe te voegen. Dit neemt echter niet weg, dat Burgemeester en Wethouders de zaken steeds omstandig en zelf bekijken en eventueel van dergelijke adviezen wel zouden afwijken, als hunne meening een andere was. De heer van Stralen. M. d. V. Nog slechts één opmerking naar aanleiding van hetgeen de heer van der Pot heeft ge zegd, die meent, dat in het karakter van de aanbevelingen, dat ik zou willen wijzigen, bij aanneming van mijn voorstel toch geen verandering zou worden gebracht, maar wel in de zaak zelve. Ik heb bij de samenstelling van mijn voorstel daarmede wel rekening gehouden, want ik heb daarin ge sproken van een evenredige vertegenwoordiging van de stroo- mingen in de vakbeweging, en, indien men het bewuste artikel in de verordening nagaat, zal men zien, dat daartusschen en tusschen hetgeen ik voorstel een hemelsbreed verschil is en in dat artikel van de verordening staat alleen, dat tot het be stuur van de Arbeidsbeurs bebooren drie leden-w:erk nemers zonder dat er hoegenaamd ook bij staat, dat die moeten voortkomen uit de verschillende richtingen van de vakbe weging. Daaruit blijkt, dat het geheel iets anders is, en nu komt het mij voor, dat, als een dergelijk voorstel als het mijne wordt aangenomen, niet «personen" zonder meer, maar vertegenwoordigers van de organisaties in het bestuur van de Arbeidsbeurs zitting zullen hebben, en dat het bestuur, als het oogenblik voor het opmaken van een aanbeveling is aan gebroken, aan de organisaties opgave zal vragen van personen, wier benoeming zij wenschelijk achten. Er zal dan volledig' zijn voldaan aan het bezwaar, dat ik heb. De heer van der Pot. M. d. V. Naar aanleiding van wat de heer van Stralen heeft gezegd, wil ik doen opmerken, dat hij heel wat beter gedaan zou hebben met, in plaats deze motie in te dienen, voor te stellen een wijziging van de verordening - precies op de w ijze als hij het nu toegelicht heeft. Daartoe heeft hij volkomen de capaciteit. Dan hadden wij beter geweten, wat hij beoogt dan met deze motie, waar van ik nu pas hoor wat eigenlijk de bedoeling is. Ik herhaalwij hebben vernomen, dat er waarschijnlijk zal komen een voorstel tot wijziging der betreffende verordening: met het oog daarop lijkt het mij beter, dat bij die gelegen heid de heer van Stralen een definitief voorstel doet, waarbij de Raad precies kan nagaan wat hij bedoelt. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer van Stralen wordt in stemming gebracht en met 18 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Kuivenhoven, Bisschop, Heems kerk. van Tol, Eikerbout, Pera, Bots, van der Lip, de Lange, Oostdam, Splinter, van der Pot, Wilmer, van Gruting, A. Mulder, vari Hamel, Leman en Huurman. Voor stemmen: de heeren Oostveen, Dubbeldeman, van Stralen, Groeneveld, de la Rie, mevrouw Dubbeldeman Traao, de heeren Knuttel en van der Zeeuw.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 22