416
MAANDAG 26 JULI 1920.
is, met nieuwe voorstellen bij den Raad te komen, opdat wij
voldoenden tijd tot onze beschikking hebben om de zaak te
overzien, alvorens een definitieve regeling wordt getrolïen.
De heer van Gruting. M. d. V. Ik ga geheel mee met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals het thans
geredigeerd is, en ik geloot, dat hetgeen de heer de Lange
bedoelt eigenlijk daarop berust ik hoop, dat hij het mij
niet kwalijk zal nemen, dat ik datwoord bezig dat hij
verwart de toegepaste natuurkennis en de natuurkennis als
zoodanig. Er staat in het voorstel, dat speciaal op het gebied
van de aardrijkskunde en op dat van de natuurkennis films
zullen worden vertoond. Ik zou weieens willen weten hoe
men op het gebied van de aardrijkskunde en de natuurkennis
films van verschillend standpunt, van confessioneel, van
Katholiek en van vrijzinnig standpunt, zou kunnen verklaren.
Wel is dat het geval op het gebied van de toegepaste natuur
kennis, maar daarvan wordt niet gesproken. Dan komt men
op het gebied van het monisme en het dualisme en derge
lijke meer, maar op het gebied van de toegepaste zullen geen
films worden vertoond.
Ik geloof dan ook, dat de heer de Lange ook van zijn
standpunt gerust met het voorstel van Burgemeester en
Wethouders kan meegaan.
De heer Elkerbout. M. d. V. Ik zou een vraag willen
stellen.
Als deze regeling tot stand komt, zullen dan de bioscoop
voorstellingen door alle leerlingen bijgewoond moeten worden,
of kan daarvan ontheffing verleend worden wanneer daartegen
soms bij de ouders principieel bezwaar bestaat?
De heer Groeneveld. Ik geloof niet, dat het in de praktijk
mogelijk is om telkens een anderen onderwijzer voor de
explicatie te nemen. Zoo iemand moet toch iets weten van
de techniek van de bioscoop, bijvoorbeeld van het doen stil
staan van de film en dergelijke. Er komt bij, dat de expli
cateur ook studie moet maken van het onderwerp, dat de
film behandelt. Wij hebben in de bioscoop gezien »Het leven
der bijen", en daarbij is ons gebleken dat die mijnheer van
Staveren een speciale studie van die zaak had gemaakt. De
meeste onderwijzers zullen, zonder afzonderlijke voorbereiding,
wel niet zooveel van het leven der bijen weten als die
mijnheer.
Het ligt voor de hand, dat men niet kan verlangen, dat
een 25-tal onderwijzers dergelijke studie zullen gaan maken
voor elke film afzonderlijk.
Als ik wel ingelicht ben, dan is in den Haag dit de prac-
tijk. Nadat een film vertoond is, wordt op de verschillende
scholen nog eens een afzonderlijke les gegeven over het
onderwerp, dat vertoond is, en dan is iedere onderwijzer in
staat om de zaak op zijne wijze te behandelen.
De heer Knuttel. Ik wil iets zeggen, waartegen de heer
Wilmer wel bezwaar zal hebben.
Ik meen dat men, wanneer men van een objectieve beschou
wing van de dingen, welke op een film voorgesteld worden,
afwijkt, dan tot niets anders komt dan tot een verdraaiing
van de waarheid. En hoewel ik weet, dat in het algemeen
ons onderwijs steeds meer en meer die richting opgaat, dat
dergelijke confessioneele beschouwing schering en inslag wordt,
zoo meen ik toch, dat ik niet zonder een woord van protest
mag laten passeeren het voorstel, waarbij dat hier ook in
zekeren zin door een achterdeur zou worden ingevoerd.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik geloof niet, dat het
mogelijk zal zijn om verschillende explicateurs te hebben.
Dit werk moet in één hand zijn. Het expliceeren van een
film kost studie en het gaat niet als bij een gewone les, waarbij
dan de een dan de ander voor de klasse staat.
Als de heeren consequent zijn, dan moeten zij voorstellen dat
afzonderlijke voorstellingen gegeven zullen worden voor de leer
lingen van de bijzondere scholen en voor die van de openbare
scholen, maar die oplossing zou natuurlijk te kostbaar zijn. Ik
acht dit trouwens ook niet noodig. De mogelijkheid bestaat
mijns inziens, dat een explicateur met ieders gevoelens rekening
houdt en objectief, neutraal een film uitlegt.
De ervaring heeft dat in den Haag geleerd.
In den Haag bezoeken leerlingen van 37 bijzondere scholen
de schoolbioscoop. Aanvankelijk bestond er bij de bésturen
der bijzondere scholen eenig wantrouwen tegen de schoolbioscoop,
maar het schijnt dat dit verdwijnt, immers het aantal leerlingen
van bijzondere scholen, dat de schoolbioscoop daar bezoekt,
neemt steeds toe. En de directeur, de heer van Staveren, is
daar de eenige explicateur. En, voorzoover mij bekend, zijn
nooit klachten ingekomen van besturen of hoofden van bijzondere
scholen, dat door hem dingen geleerd worden die met hunne
gevoelens in strijd zijn. De ervaring leert dus dat iemand
onpartijdig, zonder iemands gevoelens te kwetsen, de films
kan expliceeren.
Ik hoop, dat de heer Oostdam gelijk heeft als hij zegt, dat
wij voor het voorgesteld honorarium een massa liefhebbers
zullen krijgen. Dan is de kans des te grooter om een alleszins
geschikten leider te krijgen, iemand die natuurlijk ook rekening
zal houden met de verschillende stroomingen onder de leerlingen
en van de scholen, waarvan zij komen, en die naar ik hoop
en veronderstel geen aanleiding zal geven tot klachten over
de wijze waarop hij de films uitlegt.
Den heer Wilmer kan ik antwoorden, dat het hier geldt
een proef van één jaar. Wij zijn gaarne bereid vóór het
eindigen van dien proeftijd bij den Raad te komen met een
nieuw voorstel, en daarbij rapport uit te brengen omtrent
de opgedane ervaring.
De heer Eikerbout heeft gevraagd of voor de kinderen van
alle scholen het bezoeken van de schoolbioscoop verplichtend
is. Zooals wij in ons praeadvies hebben medegedeeld, zal die
verplichting voor de kinderen van de openbare school wel
bestaan, maar voor de kinderen van de bijzondere scholen
geldt dat niet. Die kunnen er al dan niet gebruik van maken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXVIII. Praeadvies op het voorstel van den heer van
Stralen in zake de samenstelling van het Bestuur der Gemeente
lijke Arbeidsbeurs.
(Zie Ing. St. No. 251.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Stralen. M. d. V. Het zal Burgemeester en
Wethouders niet vreemd vallen, dat ik enkele bedenkingen
tegen dit praeadvies heb. Ik had na de discussies, welke zijn
gevoerd, toen bij Raadsbesluit het bestuur van de Arbeids
beurs is uitgebreid, verwacht, dat een ander praeadvies zou
zijn uitgebracht.. Ik had toen namelijk uit datgene wat dooi
den Voorzitter en door enkele anderen was gezegd, opgemaakt,
dat mijn voorstel eenige kans van slagen had, maar dit praead
vies is vrijwel vernietigend.
Ik wil op enkele dingen wijzen, welke mij in het bijzonder
hebben getroffen. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat
het bestuur van de Arbeidsbeurs unaniem tot de meening is
gekomen en die heeft medegedeeld, dat het niet gewenscht
is tot een andere wijze van vertegenwoordiging te komen.
Het bevreemdt mij, dat een dergelijk verzoek om advies
door Burgemeester en Wethouders is gedaan, niet aan het
bestuur van de Arbeidsbeurs, dat thans zitting beeft, maar
aan het oude bestuur van de Arbeidsbeurs. Toen indertijd
tot uitbreiding van het aantal bestuursleden was besloten,
heeft in de vergadering daarop de benoeming van de leden
van het bestuur der Arbeidsbeurs plaats gehad en ik had dus
mogen verwachten, dat Burgemeester en Wethouders een
dergelijk verzoek om advies aan het nieuwe bestuur zouden
hebben gezonden. Dan had althans degene, die namens de
moderne arbeidersbeweging zitting heeft gekregen in het be
stuur, zijn meening in deze kunnen te kennen geven. Dat is
niet gebeurd en ik acht dat zeer verkeerd.
Verder wijs ik er op, dat Burgemeester en Wethouders
afkeerig staan tegenover hetgeen ik heb voorgesteld, hetgeen ik
niet in het belang acht van een goede werking van de Arbeids
beurs. Burgemeester en Wethouders staan blijkbaar nog op
het vroegere standpunt, dat in de Arbeidsbeurs een gelijke
vertegenwoordiging moet zijn en dan nog niet eens van alle
richtingen in de vakbeweging, maar van de voornaamste. Als
wij eenige beteekenis mogen hechten aan de wijze, waarop
het tenslotte is gekomen tot opname van een vertegenwoordiger
van de moderne vakbeweging, kan ik in hetgeen de toekomst
in deze zal brengen niet bijster veel vertrouwen stellen, want
ofschoon sedert 1914 elk jaar van moderne zijde verzoeken
zijn gedaan om de altijd sterkste organisatie vertegenwoordiging
in het bestuur van de Arbeidsbeurs te geven, is het toch
nog December 1920 moeten worden, voordat het bestuur van
de Arbeidsbeurs en Burgemeester en Wethouders tot de
billijkheid daarvan zijn bekeerd.
Wij hebben er bezwaar tegen, dat wij maar zullen moeten
afwachten of en zoo ja welke organisaties Burgemeester en
Wethouders en het bestuur van de Arbeidsbeurs in dat be
stuur zullen opnemen. Ik heb een klein bewijs, dat het niet
gewenscht is dat aan het bestuur van de Arbeidsbeurs over
te laten. Bij een der laatste benoemingen van een plaatsver
vangend lid van de Arbeidsbeurs had ik mogen verwachten,
dat, waar een van de oudere leden uittrad, het bestuur in
elk geval bij het doen van een aanbeveling zou hebben gedacht
aan en iemand zou hebben genomen uit de nog niet vertegen
woordigde, en van de meeste leden tellende organisatie, namelijk
de onafhankelijke Federatie. Dat heeft het bestuur echter niet
gedaan en het heeft een vertegenwoordiger van de neutrale
organisatie genomen, die slechts 300 leden telt, terwijl van