410 MAANDAG 26 JULI 1920. der verschillende materialen zouden dalen. Als wij deze uitgaaf nu over eenige jaren verdeelen, dan zullen wij dat ook moeten doen met nog heel wat meer uitgaven voor dingen die zijn blijven liggen. Wij krijgen dan een geheelen chaos van uit gaven, over verschillende jaren verdeeld. Het eind daarvan zou weg zijn. Wij kunnen dat niet doen. De heer van Gruting. M. d. V. Ik ben er zeer tevreden mede, dat deze zaak in behandeling komt. Wel had ik liever gezien, dat er een definitieve verbetering van dien smallen weg tot stand zou komen, maar het is toch iets wat nu gedaan zal worden. Voor de verbetering van dien weg zal een massa klinkers noodig zijn. Nu heb ik van ter zijde vernomen, dat voor de levering daarvan geen inschrijving plaats gehad heeft, zoodat niet alle belanghebbenden in deze, Leidenaars zijnde, hebben kunnen mededingen om zoo goedkoop mogelijk steenen te leveren. Ik zou, als het kon, daaromtrent gaarne iets vernemen. De heer Oostdam. M. d. V. De gemeente Oegstgeest heeft uit zuinigheid altijd slechts de helft van de ruimte tusschen de tramrails bestraat, wat zeer gevaarlijk is. Ik hoop niet, dat Leiden dezelfde krenterigheid zal toonen als die rijke gemeente, doch de geheele breedte van den weg zal bestraten, hetgeen zeer in het belang van het rijverkeer zal zijn. De heer van der Pot. M. d. V. Ik moet er mijne groote verwondering over uitspreken, dat de heer van Hamel nu die opmerking maakt over de verdeeling dezer uitgaaf over meer dere jaren en dat daarvan in het advies van de Commissie van Financiën niets te vinden is. Wij hebben vanmiddag een gedrukte mededeelirig gekregen van die Commissie, waarin zij verklaart accoord te gaan met de begrootingsregeling ten aanzien van verschillende voorge stelde uitgaven en daaronder ook deze uitgaaf, zonder dat er verder iets aan toegevoegd is. Mij dunkt, wanneer er één punt is ten aanzien waarvan het op den weg dezer Commissie ligt om hare eventueel afwijkende meening te kennen te geven, dan is het toch wel de wijze van betaling van een dergelijk werk. Waarom heeft de heer van Hamel deze opmerking niet gemaakt in de Commissie van Financiën? Dan hadden wij het in het advies kunnen vinden als de meening van de Commissie of van een minderheid der Commissie. Ik ben er voor, dat deze uitgaaf in eens betaald* wordt, juist omdat het een voorloopige voorziening betreft. Wanneer het betrof de kosten van de definitieve voorziening, zooals ik hoop, dat wij in elk geval binnen de 4 jaar zuilen krijgen, dan was er misschien reden de kosten ervan over eenige jaren te verdeelen. Nu betreft het slechts een voorloopige voorziening. Ook komt cr bij, dat, zooals de heer A. Mulder ook reeds opmerkte, wij nog voor meer. van dergelijke uitgaven zullen komen te staan, voor zaken, die in de oorlogsjaren uitgesteld zijn. Er is dus alle reden om, al is het een hoog bedrag, de hiervoor benoodigde gelden uit den dienst 1920 te vinden. Hetgeen de heer Oostdam heeft gezegd, moet onder tie oogen gezien worden bij het definitief in orde maken van den weg, want, hoewel het voorloopig plan van Burgemeester en Wethouders is om de verbreeding te vinden aan den noord kant, dus aan de rechterzijde, als men Leiden verlaat, zou het kunnen zijn, dat de verdere bestudeering van de zaak tot andere opvattingen leidde en dan zou het jammer zijn, indien wij thans gelden ten koste hadden gelegd aan de bestrating tusschen het tweede paar rails. Dat zou zonde van het geld wezen. Bij de definitieve plannen kan die zaak beoordeeld worden, maar voorloopig heeft het niet in de bedoeling gelegen daaraan tegemoet te komen, want anders zouden de totale kosten veel hooger zijn geweest. De heer van Hamel. M. d. V. Ter verklaring van de door mij aangenomen houding kan dienen, dat ik van morgen te half elf kreeg een groote gele portefeuille, waarin eenige stukken voor de Commissie van Financiën. Daarin lag een papiertje, onderteekend door mevrouw DubbeldemanTrago en den heer Huurman, waarop stond: geen bezwaar. De boodschap was er bij, dat de portefeuille over een kwartier zou worden teruggehaald. Ik heb op dat papiertje de vraag gesteld: moet het uit gewoon of uit buitengewoon? Daarmede heb ik laten blijken, dat het mij voorkwam, dat het beter was die kosten over een paar jaar te verdeelen. Nu heelt de heer van der Pot gezegd, dat in de Commissie van Financiën geen aanmerking was gemaakt en van het bestaan van een minderheid in die Commissie niet was gebleken. Ik weet niet of dat gewoonte is, maar dan zou in elk geval mijn aan- teekening op dat papiertje daarvoor kunnen subintreeren. Wij hebben hier gevonden het gedrukte rapport der Commissie van Financiën, waaruit blijkt, dat wij ons met dit voorstel geheel hebben vereenigd. Men zou daaruit kunnen afleiden, dat ik mij zonder eenig voorbehoud bij dit voorstel zou kunnen aansluiten, maar het tegendeel is het geval. Ik vind het beter om deze betrekkelijk groote uitgave over verschillende jaren te verdeelen. Waar gaan wij heen, als wij alles maar op de loopende begrooting brengen Ik zou echter ook niet het stand punt willen innemen, dat wij in een tegenovergestelde richting moeten drijven, maar ik meen, dat bij een verdeeling over vier jaren de begrooting niet te zwaar zou worden gedrukt. Het is een post, welke zeer goed over vier jaren kan worden verdeeld. Het is een groote uitgave en de aard ervan brengt mede haar over meerdere jaren te verdeelen. Dit gebeurt toch meermalen met dit soort uitgaven; we bewandelen dan den gepasten middenweg. De heer de Lange. M. d. V. Het verheugt mij, dat de financieele aangelegenheden van de gemeente meer de aan dacht in den Raad gaan trekken, en daarom zou ik uit sympathie daarvoor gaarne steun verleenen aan het idee van den heer van Hamel, maar tot mijn spijt zal ik dat in dit geval niet kunnen doen. Ik hoop echter, dat de heer van Hamel het niet bij deze eerste poging zal laten, en dan kan hij verzekerd zijn, dat ik meermalen aan zijn zijde zal staan, als hij belangstelling toont in de financieele aangelegenheden van de gemeente. De heer Huurman. M. d. V. Door het te steunen heb ik medegewerkt het amendement van den heer van Hamel be handeld te krijgen, maar ik wil even verklaren, dat ik bij de stemming tegen zal stemmen. Deze post is niet het eenige erfenisje, dat wij van verwaarloosd Oegstgeest en Zoeterwoucfe krijgen. Het is mijns inziens niet wenschelijk uitgaven voor het verbeteren van wegen en dergelijken op de begrootingen van volgende jaren te brengen. Een en ander loopt dan veel te lang. Ik acht het beter, dat dit postje uit de begrooting van het loopende jaar wordt bestreden. De heer Bots. M. d. V. In de eerste plaats wensch ik even te antwoorden op de vraag van den heer van Gruting be treffende de levering van straatklinkers door één firma. Door Gemeentewerken wordt die levering niet per se aan één firma gegund, maar, als er een voordeelige aanbieding komt, wordt er niet altijd een inschrijving gehouden, vooral niet in dezen abnormalen tijd. Het is meermalen gebeurd onder andere voor de bestrating van het »Kooiterrein" dat wij dringend verlegen zaten om straatklinkers en dan maakten' wij van een dergelijk aanbod gebruik. Een enkele keer is het ook gebeurd, dat elders door de gemeente straatklinkers waren gekocht, dat het moeilijk was die hier te krijgen en dat dan een firma zich aanbood om als tusschenpersoon op te treden. Daardoor zou de indruk kunnen worden gevestigd, maar ten onrechte, dat één firma werd bevoordeeld. De heer van der Pot. Ik moet nog even aan het adres van den heer van Hamel zeggen, dat de Raad zich niet kan inlaten met de werkwijze van de Commissie van Financiën. Wij moeten afgaan op hetgeen wij schriftelijk van de Com missie krijgen, en als in haar advies verder geen bemerking staat, dan kunnen wij niet weten dat het in strijd is met den uitgedrukten wil van den heer van Hamel. Ik heb hem trouwens zooeven persoonlijk het advies zien onderteekenen. En wanneer de heer van Hamel niet genoeg tijd gehad heeft het te bestudeeren, laat hij dan voorstellen de zaak aan te houden. Ik kan na hetgeen nader door den heer Huurman over deze zaak gezegd is, het hierbij laten; ik ontraad de aan neming van het amendement van den heer van Hamel. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer van Hamel wordt in stemming gebracht en met 23 tegen 3 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Kuivenhoveri, Bisschop, Heems kerk, van Tol, Eikerbout, Oostveen, Pera, Bots, van der Lip, J. P. Mulder, de Lange, Oostdam, Splinter, van der Pot, van Stralen, Groeneveld, van Gruting, A. Mulder, de la Rie, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren Knuttel, Huurman en van der Zeeuw. Vóór stemmen: de heeren Wilmer, van Hamel en Leman. (De heer van Weeren had de vergadering inmiddels ver laten, terwijl de heer Dubbeldeman tijdelijk afwezig was.) Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXV. Voorstel in zake de opheffing der betrekking van Waagmeester. (Zie lng. St. No. 253).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 14