MAANDAG 26 JULI 1920.
407
Ik heb dezer dagen in het socialisatie-rapport van de heeren
sociaal-democraten dezen kostelijken zin gelezen: »Het is op
den duur niet mogelijk het toeslagstelsel te handhaven." Dat
heb ik volkomen beaamd. Nu is alleen het verschil, dat ik
misschien een weinig harder wil loopen dan de heeren sociaal
democraten, maar wij gaan beiden in dezelfde richting. Dus
mevrouw Dubbeldeman is geen vijandin van mij, als zij althans
aan de uitspraak van hare voormannen waarde hecht.
De gemeente moet geen toeslag geven op de gemeentelijke
wasscherij. Zij moet hoe eerder hoe beter eindigen met het
toeslagstelsel en liefst geheel eindigen met het waschbedrijf.
Dat heeft met hygiëne niets te maken. De gemeente wascht
niet beter dan anderende huismoeder kan het in den regel
veel beter dan do gemeente. De heer Knuttel heeft terecht
opgemerkt, dat de gemeente 7 centen per K.G. voor admini
stratiekosten rekent; daarvoor kan een huismoeder al heel
wat doen.
De heer Heemskerk. M.d. V. Er is gevraagd, of de patroons
die cent verhooging inderdaad noodig hebben en of zij anders
niet in staat zouden zijn het werk voor de gemeente te blijven
doen. Wij moeten niet vergeten dat, wanneer zoo'n patroon
van de gemeente krijgt 100 wasschen van in doorsnede 6 K.G.,
de verhooging voor hem zou beteekenen ƒ6.Dat is op zich
zelf geen overgroot verschil, maar het kan toch van zeer
grooten invloed zijn op het bedrijf.
Ik meen, dat deze verhooging aan de bleekerspatroons
toekomt.
Iets anders is het met de opmerking, welke ik heden
gehoord heb, dat wij, wat betreft het tarief dat wij den klanten
in rekening brengen, aan den voordeeligen kant zijn, omdat
te Amsterdam het tarief gebracht is op 38 cent.
Ik geloof niet, dat het in de loonsverhooging zit. Wij
moeten rekening houden met het feit, dat hier vele bleekers
patroons gevestigd zijn en te Amsterdam niet, wat natuurlijk
op de kosten van invloed is. Te Amsterdam heeft men zich
ook te richten naar de tarieven van de particuliere bleekers
patroons en die zijn daar hooger dan 38 cent. Te Leiden zijn
de tarieven van de particuliere patroons 30, 32 cent per K.G.
Hier moeten wij in elk geval daar beneden blijven.
Ik ben het met den Wethouder eeris, dat, als wij het tarief
brengen op 26 cent, er met Amsterdam een groot verschil
bestaat, maar dat neemt niet weg, dat wij de zaak zelf goed
in het oog moeten houden.
Waarom is deze inrichting in het leven geroepen Om de
menschen zooveel mogelijk eraan te gewennen de wasch uit
huis te doen, uit een hygiënisch oogpunt, de menschen af te
leeren de wasch in huis te doen, waardoor zooveel van de kracht
vooral van de arbeidersvrouw gevraagd wordt. Gaat men,
zooals mevrouw Dubbeldeman wenscht, een weistandsgrens
van f 2500.inkomen per jaar stellen, dan zouden wij daarmede
natuurlijk dit bereiken, dat wij alle arbeiders, die er gebruik
van maken, werkelijk vrij stelden, want arbeiders, die een
inkomen hebben boven de f 2500.zijn betrekkelijk schaarsch.
Ik moet met mevrouw Dubbeldeman van gevoelen verschillen,
als zij zegt, dat de meeste arbeiders meer dan 2500 verdienen.
Er zijn er wel, bijvoorbeeld in de bouwvakkken, maar dat
zijn enkelingen. Nu zou het niet aangaan om die verhooging
niet door de arbeiders te laten betalen en de verhoogde
administratie-kosten voor rekening te brengen van anderen,
voor wie het waschbedrijf niet bestemd is.
De eenige juiste weg lijkt mij toe, dat wij meegaan met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan de bleekers
19 cent uit te betalen, maar dat wij afstemmen het voorstel
om den prijs voor de klanten te bepalen op 26 cent, opdat
Burgemeester en Wethouders de zaak nog eens zullen kunnen
nagaan, onder anderen onderzoeken of niet op de administratie
kosten kan bezuinigd worden en dan eventueel bij den Raad
kunnen komen met een ander tarief, dat niet zoover afwijkt
van de 20 cent.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Als de heer de Lange
zich met dergelijke onderwerpen gaat bemoeien, ontpopt hij
zich altijd als het mannetje van het behoud. Hing het van
hem af, dan gingen wij met het nemen van allerlei maatregelen
naar de middeleeuwen terug. Ik vind het onbenullig om met
voorbeelden uit Amsterdam te komen aandragen, als men die
voorbeelden niet behoorlijk heeft gecontroleerd, want, als de heer
de Lange dat wel had gedaan, zou hij weten, dat de vergelijking,
welke hij maakt tusschen de 38 cent, welke de gemeente
Amsterdam laat betalen, en de 26 cent, welke men hier wil
eischen, geen goede vergelijking is. Terecht is door den heer
Knuttel en anderen gezegd, dat men hier voor 30 en 31 cent
per K.G. bij particuliere bleekers kan laten wasschen, maar
in Amsterdam is dat geheel anders, want daar komt meri bij
particulieren niet beneden de 42 cent klaar. Men kan over
de oorzaken daarvan een grooten boom opzetten, maar dat
acht ik onnoodig; ik wil er slechts één noemen, namelijk de
duurte van het transport, welke een gevolg is van het feit,
dat die bleekers grootendeels buiten Amsterdam wonen. Ik
kan mij voorstellen, dat te Amsterdam de 38 cent, welke
men door het gemeentelijk bureau laat betalen, voordeeliger
is dan 26 cent, ja zelfs 23 cent hier. Het is altijd gevaarlijk
zich op een andere stad te beroepen, als men de toestanden
daar niet geheel kent. De loonen, welke het gemeentebureau
in Amsterdam betaalt, zijn veel hooger dan die bij particulieren
hier, zeker dubbel zoo hoog, en daarom moet het tarief te
Amsterdam ook hooger zijn dan hier.
Verder wil ik zeggen, dat ik het niet eens ben met mijn
partijgenooten te Amsterdam, voorzoover dezen van oordeel
zijn, dat een gemeentebedrijf zich zelf per se moet dekken.
Ik stem toe, dat, als de gemeente brood ging verkoopen, wij
dien eisch zouden moeten stellen, maar het bewerken van de
wasch is geheel iets anders. Men weet blijkbaar niet wat het
voor de arbeidersvrouw en voor de vrouw, die een tikje hooger
is, beteekent de wasch zelve te moeten doen. Ik weet niet of
het den heeren bekend is, dat door dezen crisismaatregel vele
menschen, die vroeger de wasch aan huis deden, deze thans
buitenshuis laten wasschen. Dat moeten wij aanwakkeren en,
wanneer wij daarvoor uit de algemeene kas eens 10.000.—
of 12.000.moeten uitgeven, dan vind ik dat niet erg. Ik
hoor tot mijn genoegen, dat het aantal deelnemers met de
week grooter wordt, maar dat moet nog sneller gaan; over
drie maanden moeten wij hooren, dat het aantal deelnemers
aan het waschbureau met 100% is gestegen, want het is voor
honderden en duizenden gezinnen noodig, dat men er eens
flink wascht en plast. Dat weet de heer de Lange ook en
daarin moeten wij de menschen steunen.
Het zou verstandiger geweest zijn, indien wij, wat het
tarief betreft, de deelnemers niet in twee, maar in drie of
vier klassen hadden verdeeld. Men moet niet zeggen, dat het
zoo moeilijk zou wezen een progressief tarief toe te passen,
want, als men den eisch stelt, dat de menschen.hun belasting
biljet meebrengen, kan de eenvoudigste ambtenaar van het
waschbureau uitmaken welk tarief door elk der deelnemers
moet worden betaald. Ik zie er dan ook geen enkel bezwaar
tegen.
De heer Pera. M. d. V. In de eerste plaats nog een enkel
woord naar aanleiding van iets wat mevrouw Dubbeldeman
in het midden gebracht had, doch waarop ik geen antwoord
gegeven heb.
Mevrouw Dubbeldeman klaagde erover, dat de tariefsver-
hooging reeds in werking is, terwijl de Raad daartoe nog
niet besloten had.
Ik vond dat een zaak van zoo ondergeschikt belang op dit
oogenblik voor hen die ook rekening houden met het belang
van de gemeente, dat ik daaraan weinig aandacht ge
schonken heb.
Ik kan verklaren, dat de klanten geruimen tijd te voren
op de tariefsverhooging voorbereid geworden zijndus toen
eenmaal de vastgestelde tijd aangebroken was, wist iedereen
het al lang en was men bereid de verhooging te betalen.
Nu heb ik alle moeite gedaan om vóór dien tijd de zaak
hier behandeld te krijgen, maar tot tweemalen toe heeft de
zaak tegenslag ondervonden, tengevolge waarvan wij nu
achteraan komen. Ik zou mijne verontschuldigingen daarvoor
kunnen aanbieden; dat wil ik ook wel doen, als men dat
van mij verlangt; maar ik meen te mogen zeggen dat, waar
het hier een financieel belang van de gemeente geldt en er
toch geen kwaad mede gedaan is, mijne zonde niet al te
groot is.
Ik meen dat het standpunt van den heer van Gruting wel
zoo onlogisch mogelijk is. Hij had hier moeten komen met
het voorstel om alle betaling af te schaffen. Waarom? Degenen,
die het misschien het allermeest noodig hebben, zullen er
nog geen gebruik van maken doordat zij het niet kunnen of
niet willen betalen.
De heer Dubbeldeman. Dat moet u hen leeren.
De heer Pera. Daarmede zijn wij bezig. Daarom zijn wij
begonnen met een tarief van 20 cent en komen wij nu met
een verhooging tot 26 cent. Als het zooveel beter is in de
samenleving, dan kan het tarief van 20 cent best gebracht
worden op 26 cent, misschien wel op 30 cent. Wij houden
dan een zeer fatsoenlijke opklimming.
Dan wil ik nog wijzen op de reden, waarom deze inrichting
tot stand gekomen is.
Als wij vergelijken de tegenwoordige omstandigheden met
den toestand, die er was toen besloten werd tot oprichting
van dit bedrijf, dan blijkt dat het verschil in den maat-
schappelijken toestand zoo groot is, dat wij veilig kunnen
zeggen, dat nu al die dingen gerust kunnen opgeruimd worden.
Destijds was hulp noodig. Niet alleen had men toen in huis
weinig gelegenheid, door gebrek aan ruimte, om de wasch
te doen, maar ook en dat was de hoofdzaak kon men
niet de noodige waschmiddelen bekomen. Particulieren konden