GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
149
INeEKOHEN STUKKEN.
N°. 226. Leiden, 12 Juli 1920.
Ter voldoening aan het bepaalde bij art. 1 der verordening
van 1 Juni 1911, houdende Reglement van de Gemeentelijke
Bank van Leening te Leiden, hebben wij de eer U, ter ver
vulling van de vacature van Commissaris dier instelling,
welke op 1 Juli a.s. zal ontstaan door de periodieke aftreding
van den heer Dr. P. J. Blok, na raadpleging van Commissa
rissen, het volgende dubbeltal aan te bieden
1°. Dr. P. J. BLOK.
2°. B. J. J. N. TROOST.
Wij verzoeken U alsnu tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 227. Leiden, 12 Juli 1920.
De Commissie, belast met het onderzoek der bezwaarschriften
enz inzake de plaatselijke directe belasting naar het inkomen,
heeft de eer U voor te stellen op de ter visie liggende be
zwaarschriften, belastingjaar 1919/20, te beschikken overeen
komstig haar mede ter visie liggend advies.
De Commissie voornoemd
Th. B. J. Wilmer, Voorzitter.
Th C. F. Stijnman j L j
T. Geoeneveld.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 228. Leiden, 12 Juli 1920.
Overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabri
cage geven wij Uwe Vergadering in overweging het bij
raadsbesluit van 3 Mei 1920 (Ingek. Stukken no. 143) aan
gekochte pakhuis aan de Langebrug no. 105 tot ultimo April
1921 te verhuren aan J. R. Bloot, (Bloot's Wollen Goederen
handel en Kousen Industrie) te Leiden, tegen een jaarlijk-
schen huurprijs van f 240.—, onder bepaling:
a dat de huur geacht wordt daarna telkens voor den tijd
van' een jaar te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden
te voren door een der partijen schriftelijk is opgezegd,
b. dat het pakhuis uitsluitend mag worden gebezigd voor
berging en sorteering van wollen goederen;
en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voor
waarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N<> 229. Leiden, 12 Juli 1920.
In aansluiting aan onze voordrachten bij Ingek. Stukken
nis 13 en 27 van 1919, hebben wip de eer U mede te deelen,
dat ook de eigenaren van de op de hierbij overgelegde teeke-
ning aangeduide perceelen aan den Hoogen Rijndijk Sectie
M nis 3483, 3485 (dit laatste voor zooveel betreft het licht
rood gearceerde gedeelte), 3486 en het groen gekleurde ge
deelte van 3764, zich bereid hebben verklaard deze stukjes
grond kosteloos aan de gemeente af te staan, waardoor de
wegverbreeding aldaar beter tot haar recht komt.
Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten, de op
de hierbij gevoegde teekening aangeduide perceeltjes grond
aan den Hoogen Rijndijk Sectie M nis3483,3485 (voorzooveel
het lichtrood gekleurde gedeelte betreft), 3486 en 3764 (voor-
zooveel het groengekleurde gedeelte aangaat), zonder eenige
kosten voor de gemeente, in eigendom en onderhoud bij de
gemeente van de daarbij betrokken eigenaren over te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 230. Leiden, 14 Juli 1920.
In aansluiting aan onze voordracht van den 15en Juni j.l.,
opgenomen onder No. 201 der Ingekomen Stukken, geven wij
Uwe Vergadering in overweging over te gaan tot de vervulling
der vacature van onderwijzeres aan de O. L. school der
3e klasse No. 3, welke vacature is ontstaan door de benoeming
door ons College, op grond van art. 126, 2e lid, der Gemeente
wet, van Mejuffrouw M. H. Saraber, tot onderwijzeres aan de
Openbare Meisjesschool der le klasse.
Wij geven Uwe Vergadering tevens in overweging bij de
benoeming te bepalen, dat deze geacht zal worden te zijn
ingegaan op 1 Juli 1920.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 231. Leiden, 14 Juli 1920.
Wij hebben de eer U de volgende voordrachten aan te
bieden voor de benoeming van een onderwijzer aan de open
bare school der 3e klasse No. 6, ter vervulling van de
vacature, welke zal ontstaan door bet met ingang van 24
Augustus 1920 verleend eervol ontslag aan den heer D. W.
Broekmeijer en van eene onderwijzeres aan de openbare
school der 3e klasse No. 9, in de plaats van mejuffrouw G.
J. J. Antony, die, in de raadszitting van den 26en April jl.,
werd benoemd tot onderwijzeres aan de openbare school der
2e klasse voor jongens en meisjes No. 3, alhier:
School 3e klasse No. 6'.
1°. F. A. SCHILTHU1ZEN, werkzaam aan de O. L. school
3e klasse No. 8 te Leiden;
2°. J. W. VAN LEEUWEN, onderwijzer aan het Observa
tiehuis te 's-Gravenhage;
3°. J. B. A. VAN DER SWAN, onderwijzer te Maassluis.
School 3e klasse No. 9.
1°. Mej. P. J. VAN KONIJNENBURG;
2°. Mej. A. A. VELLEKOOP, beide tijdelijk onderwijzeres
aan de O. L. school 3e klasse No. 9 te Leiden
3». Mej. A. VAN DER LAAKEN, tijdelijk onderwijzeres aan
de O. L. school 3e klasse No. 6 te Leiden.
Onder mededeeling dat de adviezen van den Arrondissements-
Schoolopziener en de berichten van de Hoofden der betrokken
scholen in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in
overweging tot de benoemingen over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 232. Leiden, 14 Juli 1920.
In Uwe Vergadering van den 3en Juli '1919 werd voor den
tijd van één jaar, gerekend vanaf het tijdstip der infunctie
treding, tot 2en amanuensis bij het onderwijs in de natuur-
en scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens,
tevens belast met de werkzaamheden van amanuensis bij het
onderwijs in de scheikunde aan het Gymnasium alhier, benoemd
de heer J. F. van der Henst.
Aangezien den 7en dezer maand de tijd der benoeming
verstreken was, dient in deze betrekking opnieuw te worden
voorzien.
Van der Henst heeft gedurende het jaar, dat hij in functie
is geweest, nog niet getoond voldoende geschikt te zijn voor
zijne betrekking en wij kunnen zoodoende, evenmin als de
Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, vrijheid
vinden Uwe Vergadering in overweging te geven hem thans
definitief aan te stellen.
Wij geven U mitsdien in overweging J. F. van der Heust
voornoemd wederom voor den tijd van één jaar te benoemen
tot 2en amanuensis bij het onderwijs in de natuur- en
scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, tevens
belast met de werkzaamheden van amanuensis bij het onderwijs
in de scheikunde aan het Gymnasium alhier, onder bepaling
dat deze tijdelijke aanstelling geacht zal worden te zijn ingegaan
op 7 Juli 1920.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.