130 scholen het gymnastiekonderwijs wordt opgedragen aan een vak-onderwijzer(es), waardoor tevens bereikt wordt, dat zoowel op de 3e als op de te en 2e klasse-scholen in hetzelfde leer jaar met het gymnastiekonderwijs wordt aangevangen. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging goed te keuren, dat het aantal leerkrachten in de gymnastiek aan de openbare lagere scholen alhier met één wordt uitgebreid. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 216. Leiden, 29 Juni 1920. Bij Uwe besluiten van 31 Juli 1919 (Ingek. Stukken No. 207), van 25 September 1919 (Ingek. Stukken No. 272) .en van 23 October 1919 (Ingek. Stukken No. 309) werden res pectievelijk 12.000.25.000.en 15.000.ten be hoeve van de gestichten Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest en bij Uw besluit van 25 September 1919 (Ingek. Stukken No. 274) werd een bedrag van 1.300.000 ten behoeve van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit beschikbaar gesteld, een en ander tegen een bij deze besluiten bepaalde rentevergoeding van 57a °/o. De krachtens voormelde besluiten verstrekte gelden waren destijds nog niet in een vaste leening der gemeente opge nomen; zij werden uit de beschikbare kasgelden of uit tijdelijk opgenomen kasgeld aan de betrokken instellingen uitgekeerd. Nu echter de in deze bedoelde kapitaalsuitkeeringen deel uitmaken van het bedrag, waarvoor de 6% geldleenjng groot 2.000.000.krachtens Uw besluit van 29 Maart 1920, is aangegaan, komt het ons rationeel voor, dat de instel lingen voor de niet reeds afgeloste bedragen dezelfde rente aan de gemeente vergoeden als die, welke de gemeente zelf verschuldigd is. Wij geven U dienovereenkomstig in overweging te bepalen, dat, met wijziging in zooverre van Uwe besluiten van 31 Juli 1919, 25 September 1919, 23 October 1919 en 25 Sep tember 1919, de rente welke de bovengenoemde instellingen aan de gemeente hebben te vergoeden, van het tijdstip af waarop de rentebetaling van de geldleening groot 2.000.000.— door de gemeente zelf verschuldigd is (zijnde 19 April 1920), worde bepaald op 6 Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 217. Leiden, 29 Juni 1920. Met het oog op eene latere verbreeding van de Brande- wijnsteeg werd in Uwe Vergadering van 2 April 1914 (Ingek. Stukken No. 76) tot den aankoop van eenige 'perceelen in de Brandewijnsteeg besloten. Onder die perceelen was ook het perceel Haarlemmerstraat No. 76 hoek Brandewijnsteeg, hetwelk werd aangekocht voor 5000.terwijl de eigenaren tevens bedongen, dat de toenmaals 93 jarige bewoonster, de wed. Laman, geb. Overduin, het recht zou hebben daarin gedurende haar leven zonder betaling van huur te blijven wonen. Genoemde weduwe wil nu van haar levenslange zakelijk recht van gebruik afstand doen tegen eene uitkeering van een bedrag van 400.voor eens. En aangezien het ons niet ongewenscht voorkomt, dat de gemeente reeds thans de algeheele vrije beschikking over het pand krijgt, geven wij U in overweging op de namens de wed. Laman gedane aanbieding in te gaan en mitsdien te beslui ten het recht van gebruik, hetwelk de wed. Laman-Over- duin op het perceel Haarlemmerstraat No. 76, hoek Bran dewijnsteeg heelt, af te koopen tegen betaling door de ge meente van een bedrag van 400.voor eens. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 218. Leiden, 29 Juni 1920. Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden het 2e suppletoir Kohier der plaatselijke directe belasting naar het inkomen, belastingjaar 1919/20, met een belastbaar inkomen van 2.114,907. De proefdrukken van dit kohier zijn aan de Raadsleden toegezonden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 219. Leiden, 30 Juni 1920. De Commissie van Fabricage heeft ons een voorstel gedaan tot herziening van de tarieven, geldende voor het in gebruik geven van gedempte slooten binnen de gemeente gtlegen, waarop de verordening, regelende de heffing van eene plaatse lijke belasting voor het gebruik van openbare gemeentewerken en -bezittingen niet van toepassing is. Deze tarieven berusten op een Raadsbesluit van 30 Januari 1896 (zie Ingek. Stuk n°. 11 van dat jaar); zij zijn: a. voor den grond, verkregen door demping of overwulving van een gedeelte sloot of water voor rekening van de gebrui kers en onder voorwaarde, dat daarop niet mag worden ge bouwd: 0.05 per M2. per jaar; b. voor den grond, als bedoeld sub in gebruik gegeven zonder de voorwaarde, dat daarop niet mag worden gebouwd, 0.10 per M2. per jaar; c. voor bestaanden grond, niet verkregen door demping of overwulving voor rekening van de gebruikers, onder voor waarde, dat daarop niet mag worden gebouwd, 0.1272 per M2. per jaar, en d. voor den grond, bedoeld sub c, doch zonder de daar genoemde voorwaarde, 0.15 per M2. per jaar. De Commissie van Fabricage meent, dat met het oog op de gestegen huur- en koopprijzen een verdubbeling van deze tarieven alleszins gemotiveerd is, eene meening, waarbij ons College zich geheel aansluit. Verhooging van het hierboven besproken tarief brengt tevens de wenschelijkheid mede van herziening der recognities voor het gebruik van gronden langs de Haarlemmertrekvaart buiten de gemeente, geregeld bij besluit Uwer Vergadering van 14 Januari 1897 (Ingek. Stuk n°. 305 van 1896). Dit laatste besluit stelde voor de gronden langs de Haarlemmertrekvaart afzonderlijke tarieven vast, in afwijking van dat van 30 Januari 1896. De recognities voor de gronden langs de genoemde vaart zijn thans: a. voor grond, uitgegeven om tot tuin of grasland te worden aangelegd of gebezigd, 0.01 per M2. per jaar; b. voor grond, uitgegeven om te worden aangelegd als opslagplaats, 0.05 per M2. per jaar; c. voor grond, uitgegeven om te worden bebouwd, 0.05 per M2. per jaar, terwijl bovendien is bepaald, dat voor het rooien der stoven 0.05 per M2. en voor het gemis van hakhout 0.017a per M2. en per hakjaar moet worden vergoed. Met de Commissie van Fabricage, wier rapport in de Lees kamer ter inzage ligt, zouden wij ook deze bedragen met 100 verhoogd willen zien. Nog zij opgemerkt dat de vergoedingen, die berekend worden voor het gebruik van werken of bezittingen der gemeente buiten haar territoir liggend, bij gemeld raadsbesluit van 1896 gesteld zijn op dezelfde bedragen als opgenomen in de recognitieverordening, welke natuurlijk alleen van kracht is voor het gebruik van werken en bezittingen in de gemeente gelegen. Dit beginsel behoort naar onze meening te worden behou den en in het U hieronder ter vaststelling aangeboden besluit is dan ook een dergelijke bepaling opgenomen. Op grond van het bovenstaande geven Wij U thans in over weging om, met intrekking van Uwe desbetreffende besluiten van 30 Januari 1896 en 14 Januari 1897: I. in te trekken alle vergunningen, voorzoover door Uwe Vergadering verleend: a. voor het gebruik tot wederopzeggens van grond, gelegen in de gemeente en niet vallende in de termen van het tarief der verordening, regelende de heffing van eene plaatselijke belasting voor het gebruik van openbare gemeentewerken en -bezittingen, van 27 November 1906 (Gem.blad No. 24); b. voor het gebruik tot wederopzeggens van grond, gelegen buiten de gemeente; c. voor het gebruik van grond langs de Haarlemmertrek vaart, gelegen buiten de gemeente. II. de jaarlijks te betalen vergoeding ïoor het gebruik van grond, gelegen in de gemeente en niet vallende in de termen van de sub I a bedoelde verordening en van grond, gelegen buiten de gemeente, met uitzondering van dien langs de Haarlemmertrekvaart, te bepalen als volgt: a. voor den grond, verkregen door demping of overwulving van een gedeelte sloot of water voor rekening van de gebruikers, onder voorwaarde dat daarop niet mag worden gebouwd, 0.10 per M2; b. voor den grond, als bedoeld sub ain gebruik gegeven zonder de voorwaarde, dat daarop niet mag worden gebouwd, 0.20 per M2; c. voor bestaanden grond, niet verkregen door demping of overwulving voor rekening van de gebruikers, onder voor waarde, dat daarop niet mag worden gebouwd, ƒ0.25 per M2; d. voor den grond, bedoeld sub c, doch zonder de voor waarde, dat daarop niet mag worden gebouwd, ƒ0.30 per M2. III. de jaarlijks te betalen vergoeding voor het gebruik van v

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 28