356 MAANDAG 21 JUNI 1920. Tegen stemmen: de heeren Stijnman, de Lange, Leman, A. Mulder, J. P. Mulder, Huurman en Heemskerk. De Voorzitter. Ik heb een voorstel gekregen van den heer Dubbeldeman om thans te behandelen het voorstel betreffende de ontslagen brugwachters Rietkerken en van Putten. Het voorstel van den heer Dubbeldeman wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad slaging en stemming uit. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Ik moet den Raad ontraden om op het voorstel van den heer Dubbeldeman in te gaan. Er is zeer groote haast met het voorstel betreffende de reorganisatie van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes; die moet met ingang van den eerstvolgenden cursus in werking treden. In de vorige vergadering is trouwens afgesproken, dat dit voorstel voorop zou staan op de agenda, evengoed als wij het voorstel van den heer Oostveen ook vooropgesteld hebben. Ik geef dus den Raad in overweging het voorstel betreffende de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te doen voorafgaan aan het voorstel betreffende de ontslagen brugwachters, al spijt het mij ook, dat deze zaak zoo lang blijft liggen. De heer de Lange. M. d. V. Misschien kunnen wij beide voorstellen wel afdoen van avond. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik wil er nog op wijzen dat, als u de vorige maal niet met vacantie geweest waart, het voorstel betreffende de brugwachters toen behandeld zou zijn geworden. Dien indruk heb ik althans gekregen uit hetgeen door bet College gezegd is. Aangezien dit voorstel al zoovele maanden op de agenda gestaan heeft De heer van der Lip. En het voorstel betreffende den Geneeskundigen Dienst? De heer Dubbeldeman. Dat staat nog niet zoolang op de agenda. De Voorzitter. Ik moet zeggen, dat de opmerking van den heer van der Lip juist is. Het voorstel betreffende den Geneeskundigen Dienst is no. 83 van de Ingekomen Stukken, en het praeadvies inzake de ontslagen brugwachters no. 121. De heer Dubbeldeman. M. d. V. U kunt formeel gelijk hebber), maar ik wil eraan herinneren, dat wij reeds 6 of 7 maanden bezig zijn aan de kwestie van de brugwachters. Ik vind dat het tijd wordt, dat die zaak afgehandeld wordt. Dat kunt u niet tegenspreken. De Voorzitter. Absoluut niet. Als de heeren zich maar wat wilden bekorten. De heer van der Lip. M. d. V. Laten wij eerst het voor stel betreffende de Hoogere Burgerschool voor Meisjes behan delen en dan de kwestie van de brugwachters. De heer Dubbeldeman. Dat gaat niet. De heer Sijtsma. Ik zou willen zeggen: laten wij er niet over stemmen. De reorganisatie van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes is zeer urgent. Als wij die nu niet behandelen, dan is het van dit jaar niet meer noodig, en wanneer wij beginnen met de kwestie van de brugwachters, dan komen wij niet aan de behandeling van het reorganisatievoorstel. Ik zou zeggenlaat de heer Dubbeldeman zijn voorstel intrekken. De Voorzitter. Handhaaft de heer Dubbeldeman zijn voorstel De heer Dubbeldeman. Ja, mijnheer de Voorzitter. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Dubbeldeman wordt in stemming gebracht en met 21 tegen 9 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren Sijtsma, Pera, van der Lip, van der Pot, Stijnman, de Lange, Eikerbout, Kuivenhoven, Oostdam, Bots, Leman, van Tol, Wilmer, van Gruting, van Hamel, Splinter, A. Mulder, J.P.Mulder, Huurman, Bisschop, en Heemskerk. Vóór stemmen: de heeren de la Rie, van Stralen, mevrouw DubbeldemanTrago, de heer Groeneveld, mevrouw Baart Braggaar, de heeren Knuttel, Dubbeldeman, van der Zeeuw en üostveen. XXXIX. Voorstel in zake de reorganisatie van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. No. 171.) De Voorzitter. Door den heer Sijtsma is een amendement ingediend met de strekking om de conclusie van het voorstel van Burgemeester en Wethouders als volgt te lezen: »Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering alshu in overweging ons College te machtigen het noodige te verrichten, om tot eene reorganisatie van de Hoogere Bur gerschool voor Meisjes te geraken in den door ons geschetsten zin, met ingang van den cursus 1920/1921. Vóór den aan vang van den cursus 1922/23 zullen wij U dan met het resul taat van deze reorganisatie in kennis stellen, teneinde U in de gelegenheid te stellen omtrent die reorganisatie, zoo noodig, eene nadere beslissing te nemen." Het amendement van den heer Sijtsma wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad slaging en stemming uit. De beraadslaging wordt geopend. De heer Sijtsma. M. d. V. Er is straks reeds opgemerkt, dat wij van de visch naar de bakvischjes zouden overgaan, dat wil zeggen naar de leerlingen van de Hoogere Burger school voor Meisjes. Ik zelf zal die aardigheid niet hebben gebezigd, waar ik een enkel woord wil zeggen ter toelichting van het voorstel, dat ik ook reeds schriftelijk heb toegelicht. Ik ben het volkomen eens met Burgemeester en Wethouders, dat wij dezen weg op moeten, maar, als wij dat doen en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes moeten maken tot een opleidingsschool met een vijfjarigen cursus, dan moeten wij die school ook een eerlijke kans geven en dat bereiken wij het best op de wijze als ik het voorstel. Wij moeten er niet een proef van maken, welke de ouders der kinderen zal ver hinderen hun meisjes naar de school te sturen uit vrees, dat zij over twee jaren die meisjes weer moeten terugnemen en naar een andere school sturen, waardoor zij in haar studie zouden worden belemmerd. Ik had gehoopt, dat Burgemeester en Wethouders zouden hebben ingezien, dat hun voorstel en het mijne precies ge lijk waren, alleen met dit verschil, dat men door mijn voor stel een betere kans had te komen tot het doel, dat ook zij wenschten te bereiken. Ik zou willen, dat Burgemeester en Wethouders konden besluiten mijn amendement over te nemen, dan had ik voorloopig niets meer te zeggen. Ik zal nu afwachten wat de Wethouder van Onderwijs ervan zal zeggen. Ik wensch alleen nog op te merken, dat het denk beeld, dat ik opper, niet een denkbeeld van mij alleen is, maar dat enkele ouders van meisjes, met wie ik er over ge sproken heb, mij hebben verklaard: wij zullen onze meisjes sturen, maar dan moet de reorganisatie gebeuren zooals gij die voorstelt. Bovendien hebben ook de directrice van deze school en de directeur van de Hoogere Burgerschool voor Jongens verzekerd, dat zij het beter zouden vinden, indien het, iri den geest als door mij voorgesteld, geschiedde, omdat de meisjes dan veel veiliger het toelatingsexamen zouden kunnen doen. Ik beveel dan ook in het belang van de school de aanneming van mijn voorstel aan. De heer de Lange. M. d. V. Ik kan mij zeer goed ver eenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, omdat het naar mijn overtuiging deze aanbeveling heeft, dat daardoor het doel even goed bereikt wordt, maar op een voorzichtiger wijze, terwijl daarbij ook behouden blijft de meer letterkundige opleiding, welke op dit oogenblik bestaat, zonder het streven naar een diploma Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus. Ik heb het voorstel van den heer Sijtsma aldus opgevat, dat de reorganisatie zou betreffen de geheele school, de opleiding van alle leerlingen. De heer Sijtsma. Ik behoud ook twee afdeelingen, maar ik wil geen proef nemen. De heer de Lange. Dan heb ik blijkbaar nog eenige nadere toelichting noodig omtrent het onderscheid tusschen het voor stel van Burgemeester en Wethouders en dat van den heer Sijtsma. De Voorzitter. Ik ook.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 22