352 MAANDAG 21 JUNI 1920. leveren dan de winkeliers kunnen doen, tengevolge waarvan het aldus geleden verlies uit de gemeentekas moet bijgepast worden, dus uit de belastingen, waarin ook de vischwinkeliers bijdragen. Dus ik zou gaarne hebben een overzicht van de exploitatie rekening van de gemeentelijke vischwinkels; ik wil gaarne weten of er ook gemeentegeld bij moet, wat mijns inziens niet mag gebeuren. De heer Stijnman. M. d. V. Bij mij heeft het praeadvies van Burgemeester en Wethouders teleurstelling gewekt. Ik had gehoopt, dat het verzoek van de vischhandelaren door Burgemeester en Wethouders zou worden aangegrepen om een eind te maken aan de gemeentelijke inmenging in de exploitatie van winkelbedrijven. Het is een wanhopig werk in dezen Raad te spreken voor het sluiten van de gemeente winkels en uit de stemming, welke ik in den Raad ten deze heb gemeend te kunnen ontdekken, leid ik af, dat het moeilijk zal zijn de sluiting van de gemeentelijke vischwinkels te verkrijgen. Vooreerst zie ik niet in de noodzakelijkheid voor de ge meente om in normale omstandigheden de gemeentenaren van levensmiddelen te voorzien. Ik acht dat niet de taak van de gemeente. In de tweede plaats vind ik de argumenten, door Burge meester en Wethouders naar voren gebracht voor de nood zakelijkheid van het behoud van die vischwinkels, niet juist. Er zijn wel enkele groote cijfers genoemd, die voor een parti culieren vischhandelaar van beteekenis zijn, maar ik meen, dat het vischverbruik, zooals dat verkregen is door de exploi tatie van de gemeentelijke vischwinkels, niet noodzakelijk maakt de bestendiging van dit gemeentelijk bedrijf, dat ik in den tijd van nood wel geoorloofd vond. De omstandigheden zijn absoluut veranderd en de bedragen betreffende deri om zet, welke genoemd worden, acht ik niet van dien aard, dat de invloed van de exploitatie van de gemeentelijke vischwinkels op de volksvoeding, het behoud van die vischwinkels nood zakelijk zou maken. Als ik zie, dat de omzet gedurende de maanden October tot en met December 1919 heeft bedragen 45.0633/4 pond, dan is dat in die drie maanden nog geen pond visch per inwoner. Ik acht dat zoo futiel, dat ik meen den Raad in overweging te mogen geven de gemeentelijke visch winkels at te schaffen en dus aan de particuliere winkeliers geen concurrentie meer aan te doen. Ik vind de opmerking in het praeadvies, dat die gemeentelijke vischwinkels geen schade doen aan de vischhandelaren, vrij naief, want zeer zeker is door het gebruik van de visch, welke de gemeente verkoopt, het gebruik van riviervisch verminderd. Ik heb althans niet gezien, dat met cijfers het tegendeel is aange toond, omdat, zooals mij bekend is, het publiek liever zee- visch dan riviervisch heeft. Ik hoop, dat de Gemeenteraad zal besluiten dit gemeentelijk bedrijf niet te handhaven en dus aan het verzoek van de vischhandelaren zal voldoen. De heer Knuttel. M. d. V. Ik had werkelijk niet gedacht, dat wij over dit punt een uitgebreide discussie zouden krijgen, omdat daarvoor de nuttigheid van die gemeentelijke visch winkels te veel in het oog springt, en ik moet zeggen, dat de argumenten, welke daartegen in het veld zijn gebracht, uiterst armoedig zijn. Er wordt gezegd, dat die gemeentelijke vischwinkels gesloten kunnen worden, omdat de omzet zoo gering is, nog geen pond per inwoner in de drie maanden, maar, als die omzet dan zoo futiel is, zooals de heer Stijnman zich uitdrukte, begrijp ik niet hoe die winkels van de gemeente de particuliere winkels dan in den grond kunnen werken. Beteekent die omzet niets, dan is bet adi;es van de vischhandelaren volkomen onge motiveerd. Bovendien zou ik het geen argument vinden, al was de omzet wel van beteekenis, maar juist het feit, dat die vischhandelaren er zoo tegen ageeren, bewijst, dat die omzet wel wat beteekent. Dan heeft de heer Stijnman een ander argument genoemd, dat ik allerdwaast vind, namelijk dat net gebruik van riviervisch er door achteruit gegaan is. Het heeft mij altijd getroffen, dat hier riviervisch, behalve paling, zeer moeilijk te krijgen was, maar sedert de gemeentelijke vischwinkels er zijn, is de verkrijgbaarheid daarvan toegenomen. Ik zou dus zeggen, dat het gebruik van riviervisch is toegenomen. Ik behoor tot degenen, die in het algemeen aan zoetwatervisch de voorkeur geven boven zeevisch. Daarom weet ik het een beetje. Zoetwatervisch is nu iets gemakkelijker te krijgen. Juist doordat de vischwinkeliers met de gemeente moeten zijn gaan concurreeren, gaan zij zich meer op den verkoop van andere visch toeleggen. Wij hebben hier juist een voorbeeld van gemeentelijke exploitatie, welke zich op een in het algemeen gelukkige manier ontwikkeld heeft en het zou nu toch te gek zijn om daaraan een eind te maken. Er wordt beweerd, dat er geen sprake van is, dat de gemeentelijke vischwinkels prijsregelend optreden. Nu is het inderdaad een feit, dat er at en toe in de bladen advertenties voorkomen, waaruit blijkt dat sommige particuliere visch handelaren visch aanbieden tegen lageren prijs, wat betreft een bepaalde vischsoort, dan de gemeentelijke vischwinkels. Op zichzelf zeggen dergelijke advertenties niets, want men moet kunnen vergelijken de qualiteit en de grootte. Maar aangenomen eens, dat de vischwinkeliers goedkooper konden verkoopen dan de gemeente, dan is dat een bewijs, hoe prijsregelend de gemeente-winkels optreden. Indien de par ticuliere vischwinkels goedkooper verkoopen, dan is dat geen bewijs dat de gemeentelijke vischwinkels geen invloed uit oefenen. Dan kan het zijn, dat de gemeentelijke vischwinkels door hunne concurrentie de particulieren dringen hunne prijzen te verlagen. Hoe men het beschouwt, voor het overgroote deel van de bevolking, dat zijn de consumenten, hebben deze gemeente lijke vischwinkels een gunstigen invloed. Tenslotte wil ik nog op een omstandigheid wijzen. In de laatste jaren is het aantal particuliere vischwinkels te Leiden zeer zeker eerder toegenomen dan afgenomen, en dit wijst er niet op, dat de toestand voor de particuliere vischwinkeliers zoo onhoudbaar is. Mevrouw BaartBraggaar. Ik wil beginnen met Burge meester en Wethouders dank te zeggen voor hun praeadvies, waarin erkend wordt, dat het prijsregelend optreden der gemeente in deze zeer goed werkt. Ik ben zeil iemand, die dikwijls aan de gemeentelijke vischwinkels kcopt en ik kan op grond van eigen ervaring tegenspreken de bewering, die aan de overzijde geuit is, alsof er van de gemeentelijke vischwinkels geen druk gebruik zou gemaakt worden. Als men er komt, staat het altijd vol. In het stuk van adressanten wordt gezegd, dat zij hunne gezinnen niet meer kunnen onderhouden. Ik heb het kohier van de laatste jaren eens nagegaan, maar er blijkt niet uit, dat zij in inkomen achteruit gegaan zijn. Zij zijn eerder vooruit gegaan dan achteruit. Als men bovendien de vischwinkels eens op zich zelf be schouwt, dan kan men wel zien, dat die menschen er absoluut geen schade van ondervinden. De vischwinkels in de Haar lemmerstraat zijn meerendeels vergroot en verbouwd, en dat geschiedt niet als men niet verdient. Ook wil ik er op wijzen, dat het voor ons, vrouwen, zoo gemakkelijk is, als wij kunnen gaan koopen daar, waar wij zeker weten niet te veel behoeven te betalen. Als men in een gemeentelijken vischwinkel komt, dan behoeft men zich niet af te vragen, of de gevraagde prijs te hoog is. Wij weten zeker, dat men niet meer betaalt dan noodig is. En ook kunnen wij ervan op aan, dat wij in de gemeentelijke winkels versche visch krijgen en niet visch, die soms 3 dagen in den winkel gelegen heeft. Ik zou dus gaarne zien, dat het praeadvies van Burge meester en Wethouders werd aangenomen. De heer Stijnman. M. d. V. Er is gezegd, dat de gemeente lijke vischwinkels geëxploiteerd en gehandhaafd worden om prijsregelend op te treden. ik ben niet tegen het prijsregelend optreden van de gemeente, maar ik zie niet de noodzakelijkheid in, dat daarvoor winkels vanwege de gemeente geëxploiteerd moeten worden. De ge meente kan toch zeker wel op andere manier prijsregelend optreden. Op welke manier dan vraagt mevrouw BaartBraggaar. Er zijn manieren genoeg. Adressanten geven bijvoorbeeld in overweging, dat door de gemeente de prijzen worden gecon troleerd of vastgesteld in evenredigheid van de gemiddelde inkoopprijzen. Nu kan er van de overzijde gezegd worden: dat is lou lou, maar dat zijn geen argumenten. Ik acht het niet noodzakelijk, dat er gemeentelijke winkels geëxploiteerd worden om prjjsregelend op te treden. Was dat noodig, dan zou de gemeente alle artikelen moeten gaan verkoopen en niet alleen visch. Daarom zie ik een groot gevaar in de aanneming van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, omdat dit insluit de gemeente-exploitatie van winkelbedrijven. Het gaat. bij mij niet zoozeer om de gemeentelijke vischwinkels als wel om het principe. De heer Leman. M. d. V. Er wordt gezegd, dat het zoo gemakkelijk is naar zulk een vischwinkel te gaan, omdat men er altijd visch krijgt, maar mevrouw stuurt haar tweede of derde dienstmeisje er naar toe en daarvoor hebben wij geen gemeentelijke vischwinkels noodig. Mevrouw Baart—Braggaar. Ik haal de visch zelf. De heer Leman.- Ik ken grossiers en handelaren, die hun

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 18