122 Bij inwilliging van het verzoek zou bovendien in hooge mate onbillijk gehandeld worden tegenover andere aannemers of pachters, die hetzij bij Uwe Vergadering, hetzij bij ons College soortgelijke verzoeken indienden en daarop een af wijzende beschikking kregen. Wij konden dan ook geen ter men vinden, om overeenkomstig het advies der Commissie van Fabricage een voorstel bij U aanhangig te maken, om de pachtsom met 30 te verhoogen en aldus af te wijken van het standpunt, ingenomen tegenover andere aannemers, die m.m. hetzelfde konden aanvoeren, als de heer van Ulden en zeer zeker niet zouden nalaten op hun verzoek terug te komen. Door geheel of ten deele in te gaan op het verzoek van den heer van Ulden om verhooging der pachtsom met 50%, zou een gevaarlijk precedent worden gesteld en zou het karakter van het contract van aanneming of pacht ge heel verloren gaan. Intusschen is sedert 1 Januari j.l. een omstandigheid inge treden, die het billijk maakt, dat de pachtsom niet onveranderd wordt gelaten. Sedert dien datum toch is het territoir van Leiden niet onbelangrijk uitgebreid en uit dien hoofde is eene .verhooging der pachtsom alleszins op haar plaats. Hoeveel die verhoogiDg billijkheidshalve moet bedragen, is natuurlijk niet precies te zeggen, doch een dezerzijds gemaakte berekening heeft ons de overtuiging geschonken, dat eene verhooging van de pachtsom met 25 geacht kan worden alleszins billijk berekend te zijn. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten den pachter van het baggerwerk en bijkomende werkzaamheden, P. van Ulden, vanaf 1 Januari 1920 boven de pachtsom ad f 617.50 per maand een bijslag te .geven van 25% met het oog op de uitbreiding van het territoir der gemeente op dien datum en hem om dezelfde reden boven het bedrag van f 0.475 per M3. voor het in art. 20 der pachtvoorwaarden bedoelde vervoer een bijslag van f 0.125 per Ms. uit te keeren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 189. Leiden, 11 Juni 1920. Wij hebben de eer U de volgende voordracht aan te bieden ^voor de benoeming van een onderwijzer in de gymnastiek, om onderwijs te geven aan de openbare lagere scholen in deze gemeente, en zulks in verband met het niet aannemen van de benoeming door den heer K. C. Hansen. 1°. J* H. DODERER,- gymnastiek-onderwijzer te IJmuiden; 2°. J. STELLINGWERF, onderwijzer met verplichte akte gymnastiek te Leeuwarden; 3°. J. G. POTGIESSER, gymnastiek-onderwijzer te Purmerend. Onder mededeeling, dat het advies van den Arrondissements- Sehoolopziener en het door de Hoofden der scholen ingezonden gemeenschappelijk bericht in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging tot de benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 190. Leiden, 11 Juni 1920. Bij nevensgaand adres verzoekt Mej. H. E. H. Meykamp, om eervol ontslag als onderwijzeres aan de openbare lagere school der 3e klasse, No. 5, alhier. Tegen inwilliging vaD dat verzoek bestaat bij ons College geen bezwaar en wij geven U derhalve in overweging aan Mej. H. E. H. Meykamp, op haar verzoek, eervol ontslag uit hare betrekking van onderwijzeres aan de openbare lagere school der 3e klasse, No. 5, te verleenen en dat ontslag te doen ingaan op 1 Juli 1920. Aan den Gemeenteraad. Edelachtbare Heeren. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 3 Juni 1920. In verband met hare benoeming tot onderwijzeres aan de school «Voorgeest" verzoekt ondergeteekende eervol ontslag uit hare betrekking alsonderwijzeres aan de openbare lagere school 3de klasse No. 5, ingaande 1 Juli 1920 of zoo noodig op een vroegere datum. Edelachtbare Heeren Uw dienstw. dieneiae H. E. H. Mevkamp. Aan den Raad der gemeente Leiden. No. 191. Leiden, 11 Juni 1920. Overeenkomstig nevensgaand voorstel van Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit tot het verleenen van décharge Ier zake van het door den hoofd boekhouder der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, J. G. F. Kriens, tot 1 Januari 1920 gevoerde geldelijk beheer, geven wij Uwe Vergadering in overweging te be sluiten tot het verleenen van algeheele décharge aan J. G. F. Kriens, hoofdboekhouder der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, voor het door hem tot 1920 gevoerde geldelijk beheer. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 9 Juni 1920. Nadat de Gemeenteraad op 25 September 1919 had beslo ten, de tot het stellen van zekerheid verplichte ambtenaren van die verplichting te ontheffen met ingang van het tijdstip, waarop door Uw College met de Nationale Borg- maatschappij te Amsterdam een overeenkomst van borgtocht zou zijn aangegaan, welke overeenkomst inmiddels op 1 Ja nuari 1920 van kracht is geworden, wenschte de rekenplich- tige ambtenaar J. G. F. Kriens, hoofdboekhouder der Stede lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit het contract van borgtocht, door hem ter zake van zijn richtig geldelijk beheer aangegaan met de Naamlooze Vennootschap Nederlandsche Maatschappij van Zekerheidsstelling voor Ambtenaren en Beambten te Amsterdam, op te zeggen: Volgens de bepalingen van het contract kan dit na opzegging echter eerst eindigen wanneer aan de Maatschappij eene algeheele décharge van den hoofdboekhouder is ter band gesteld. Ten einde nu eene noodelooze verlenging van deze overeenkomst en verdere betaling van de premie te voorkomen, komt het ons gewenscht voor, dat met het Verleenen van décharge aan dezen ambte naar niet wordt gewacht tot het vaststellen van de balans en winstrekening, doch dat reeds nu door den Raad een besluit tot het verleenen van décharge ter zake van diens geldelijk beheer worde genomen, opdat daarna het contract met meergemelde Maatschappij door den hoofdboekhouder kan worden opgezegd. Onder overlegging van een schrijven van den accountant J. J. Moret, waarbij deze verklaart, dat hij de financiëele verantwoording van den hoofdboekhouder tot 1 Januari 1920 in orde heeft bevonden, verzoeken wij U derhalve beleefd, bij den Raad een daartoe strekkend voorstel aanhangig te willen maken. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, C. W. yan der Pot Bz., Voorzitter. E. Schotman, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 192. Leiden, 14 Juni 1920. Ter vervulling van de vacature van onderwijzer(es)-plaats- vervangend hoofd aan de openbare lagere school der 3e klasse, No. 1, alhier, welke vacature den len Augustus 1920 zal ontstaan, door het met ingang van dien datum verleend eervol ontslag aan den heer J. Verweij de Winter, hebben wij de eer U, in overleg met den Arrondissement-School opziener, na ingewonnen bericht van het Hoofd der school, de navolgende voordracht aan te bieden: 1°. J. M. VOS; 2°. Mej. M. TRAGO; 30. N. VAN DEN HEUVEL; allen werkzaam aan de O. L. school der 3e klasse, No. 1, te Leiden. 0

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 2