258
MA AND A. G 10 MEI 1920.
houdende verzoek om vergunning om gedurende het a.s.
zomerseizoen in de muziektent in het van der Werffpark
eenige zanguitvoeringen te mogen geven, hebben wij de eer
U te berichten, dat de bedoelde tent wel voor muziek-, doch
niet voor zanguitvoeringen kan worden afgestaan.
Aan Uw verzoek kan derhalve niet worden voldaan."
Ik heb gemeend dit vooraf te moeten mededeelen. Ver
langt de heer van der Zeeuw nu toch eene interpellatie te
houden
De heer van der Zeeuw. Ja, ^Mijnheer de Voorzitter!
De Voorzitter. Dan stel ik aan den Raad voor den heer
van der Zeeuw het gevraagde verlof te verleenen en dan
kunnen wij zien of de betreffende Wethouder thans, dan wel
in de volgende vergadering wil antwoorden, zooals dat in
het Reglement van Orde is bepaald.
Daartoe wordt besloten.
De heer van der Zeeuw. M. d. V. Het is mij niet erg
duidelijk waarom dat verzoek is afgewezen, omdat voorheen
die tent altijd beschikbaar is geweest voor het geven van
zanguitvoeringen. Voorzoover ik weet, zijn uaarin drie maal
zanguitvoeringen gegeven, een maal door »De stem des volks"
en twee maal door «Kunst na Arbeid" naar ik meen. en nu
zou ik gaarne de motieven willen vernemen waarom Burge
meester en Wethouders van dat standpunt zijn afgedwaald
en de tent voor dat doel niet meer beschikbaar stellen.
De Voorzitter. Dus de heer van der Zeeuw beweert, dat
de tent 3 jaar geleden één keer ten gebruike is afgestaan
aan „De stem des Volks" en twee keeren aan «Kunst na
Arbeid", en hij wenscht van Burgemeester en Wethouders te
weten, waarom het nu niet gebeurd is.
De heer van der Zeeuw. Ik kan er nog aan toevoegen, dat
2 jaar geleden hetzelfde verzoek gedaan is en dat het toen
afgewezen is op grond, dat er zich eenige relletjes hadden
voorgedaan en de parkconcerten hadden toen ook niet plaats.
Het was te begrijpen dat men toen zich bij het besluit moest
neerleggen, maar nu kunnen deze motieven niet meer gelden,
daar de parkconcerten ook weer gewoon plaats vinden.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen in een
volgende vergadering deze interpellatie beantwoorden.
Ik wil thans een mededeeling doen omtrent de stembussen-
quaestie, waarin de Raad wellicht belangstelt.
De heer Knuttel heeft indertijd gevraagd, of het niet mogelijk
zou zijn dat in een stemlokaal 2 stembussen werden geplaatst,
één voor mannen en één voor vrouwen, of wat op het
zelfde neerkomt dat er voor mannen en vrouwen afzonder
lijke stemlokalen waren.
Ik heb al dadelijk te kennen gegeven, dat dit mijns inziens
niet zou gaan, omdat het ten nadeele van de geheimhouding
der stemming zou zijn, doch dat ik nader zou overwegen of
het volgens de wet mogelijk zou zijn.
Toen heb ik gemeend dat deze zaak van genoegzaam belang
was om daarover aan den Minister van Binnenlandsche Zaken
te schrijven, te meer, omdat ik vond dat het beter was, in
dien zoo iets behoorlijk in den vorm geregeld werd, in elk
geval indien, als er een advies van den Minister kwam, dit
zou zijn uniform, omdat het niet wenschelijk zou zijn als het
in de eene plaats anders geregeld werd dan in de andere.
Ik heb nu aan den Minister nagenoeg woordelijk het vol
gende geschreven
»Ik veroorloof mij de vrijheid beleefdelijk de aandacht van
Uwe Excellentie te vragen voor het navolgende:
Door een der leden van den Gemeenteraad werd de vraag
tot mij gericht of het, met het oog op de aanstaande Raads
verkiezing, niet mogelijk zoude zijn in ieder stembureau twee
stembussen te plaatsen en wel eene voor mannen en eene voor
vrouwen. Om te weten te komen hoeveel mannelijke en hoe
veel vrouwelijke kiezers aan de stemming hebben deelgenomen,
is dit natuurlijk niet noodig, aangezien dit gemakkelijk door
het houden van aanteekening in de stembureaux, of door het
drukken der oproepingskaarten in 2 kleuren zou kunnen ge
schieden. Wel is het plaatsen van 2 bussen echter noodig om
in het bijzonder de door de vrouwelijke kiezers uitgebrachte
stemmen te kennen, met andere woorden om te kunnen na
gaan in hoeverre sommige politieke partijen door de invoering
van het Vrouwenkiesrecht in stemmenaantal relatief vooruit-
dan wel achteruit zijn gegaan.
Aan de gestelde vraag behoort dus nog te worden toege
voegd: «en die stembussen afzonderlijk te depouilleeren
Als men alleen wilde weten hoeveel mannen en vrouwen
in het stemlokaal komen, dan zou men bijvoorbeeld roode
oproepingskaarten aan de mannen en blauwe kaarten aan de
vrouwen kunnen geven, maar het is er zuiver om te doen te
weten hoe de mannen en hoe de vrouwen gestemd hebben.
Dan gaat het schrijven verder:
«Ik heb den steller van de vraag geantwoord dat ik voors
hands van meening ben, dat een verzoek in den door hem
bedoelden geest niet mag worden ingewilligd, doch dat ik de
vraag nader zou overwegen.
Intusschen komt het mij voor dat de bedoelde vraag niet
bevestigend mag worden beantwoord.
In tegenstelling met hetgeen daaromtrent in het Tijdschrift
voor Gemeentebelangen van 15 Februari j.l. wordt geschreven,
ben ik van meening, dat het gebruik maken van afzonderlijke
bussen voor mannen en vrouwen en ten gevolge daarvan het
afzonderlijk depouilleeren dier bussen, zou zijn in strijd met
de wet en met de geheimhouding.
In de eerste plaats toch spreekt de wet steeds en in
het bijzonder in artikel 65 van «de stembus", waaruit valt
op te maken dat slechts één bus bedoeld wordt. Doch aan
genomen dat de wetgever, in den enkelvoudigen vorm spre
kende, niet altijd, noch meer in het bijzonder dien vorm heeft
bedoeld, dan is het in dit verband toch opmerkelijk dat in
artikel 82, 2e lid, wordt gesproken van «een tweede stembus."
Ik meen hieraan nog te moeten toevoegen dat ten vorigen
jare ter gelegenheid van de Kamerverkiezingen, reeds door
verschillende gemeentelijke autoriteiten de vraag werd gesteld,
of het gebruik van een tweede stembus geoorloofd zou zijn,
indien bleek dat de bestaande bussen te klein zouden zijn
om het groot getal stembiljetten te kunnen bevatten.
Het gebruik van een tweede stembus is toen bij wijze van
noodmaatregel toegelaten.
In de tweede en voornaamste plaats acht ik het gebruik
van afzonderlijke bussen in strijd met art. 84, 2e lid.
Hier toch wordt uitdrukkelijk voorgeschreven dat de stem
biljetten worden dooreengemengdgeteld en vergeleken met
het getal kiezers dat aan de stemming heeft deelgenomen.
Niet de helft van het getal stembiljetten, doch alle biljetten
moeten worden dooreengemengd en geteld. De uitkomst van
de telling dier biljetten moet gelijk zijn aan het aantal kiezers,
dat aan de stemming deelnam.
Hier staat dus vast, dat al worden .meerdere bussen om
welke reden dan ook gebruikt alle biljetten dooreenge
mengd moeten worden, m.a.w. dat afzonderlijke depouilleering
niet geoorloofd is.
Maar er zou door aan steller's vraag te voldoen m.i. ook
strijd met de geheimhouding ontstaan.
De verdeeling der gemeenten in stemdistricten heeft
tweeërlei beteekenis: 1° het gemak voor de kiezers om op
korten afstand van hun woning hun kiesplicht te kunnen
gaan uitoefenen en dus niet te veel tijd te verliezen; 2°. het
verlichten van de taak van het hoofdstembureau, dat zich nu
niet met het geheele depouillement behoeft bezig te houden,
doch de processenverbaal van de stembureaux ontvangt en
de stemmen slechts bijeenvoegt.
Dit laatste moest gebeuren, omdat het vooral voor de groote
gemeenten niet wel mogelijk zoude zijn alle uitgebrachte
stemmen op te lezen, aan te teekenen, enz. Hieraan kon de
wetgever niet ontkomen, doch het valt niet te ontkennen
dat .hiermede reeds een deel der geheimhouding is geschonden.
Mijne gemeente zal bij de a s. Raadsverkiezingen vrij zeker
zijn verdeeld in 41 districten.
Niet de kiezers, doch de uitgebrachte stemmen worden
derhalve reeds in 41 deelen verdeeld; men zal dus na afloop
der stemming kunnen berekenen in welk deel der gemeente
de meeste leden eener bepaalde partij wonen.
Depouilleert men nu de bussen voor mannen en vrouwen
afzonderlijk, dan verkrijgt men al dadelijk 82 déelen. De
voren bedoelde partijberekening wordt nu nog gemakkelijker.
Wordt het verzoek van den steller der in den aanhef be
doelde vraag echter toegestaan, dan vrees ik dat men ver
zoeken tot verdere diflerentieering van de stemmen ook niet
zal mogen weigeren.
Het lijkt mij b.v. niet onmogelijk dat iemand, ten behoeve
van statistische gegevens, zal vragen afzonderlijke stembussen
te gebruiken voor personen van 2535, van 3545 jaar, enz.
Dan schijnt mij de zaak, bij inwilliging, uiterst bedenkelijk
te worden en zou het zelfs niet onmogelijk zijn dat in een
bepaald district, bij hooge leeftijdsgrens, gevaar ontstond
voor het geheim van de stem van den individueelen kiezer.
Ik stel mij dan ook voor dat het nimmer de bedoeling van
den wetgever kan zijn geweest om verder te gaan dan split
sing in stemdistricten, een splitsing, waartoe hij reeds noode
moet zijn overgegaan.
Ik heb gemeend het vorenstaande onder de aandacht van
Uwe Excellentie te moeten brengen, met beleefd verzoek Hare
meening in deze te mogen vernemen. Met het oog op de in
deze gemeente te houden raadsverkiezingen, als gevolg van
de plaats gehad hebbende grenswijziging, zou ik Uw, zoo
■mogelijk, spoedig bericht zeer waardeeren.
Wellicht acht Uwe Excellentie deze aangelegenheid van
genoegzaam belang om Hare meening, door tusschenkomst