256 MAANDAG 10 MEI 1920. waarvoor de gemeente niet zorgt. De gemeente zorgt alleen voor kost en inwoning; voor alle andere dingen, die de men- schen ook noodig hebben, moeten zij zelf zorgendat moet dan gaan van de bedragen die ik daar noemde. Het komt ons voor, dat het noodzakelijk is daarop zeker bedrag te leggen. Wij zouden ons kunnen vereenigen met den gedachtengang van de vertegenwoordigers der werklieden organisaties,» die meenden dat. het bedrag hetwelk deze per sonen in handen krijgen moet gesteld worden op datgene wat zij oorspronkelijk daarvoor hadden aangegeven. Wij hébben daarom een amendement ingediend, dat practisch hierop neerkomt, dat wij 100.a 120.uitgaan boven de voorstellen van Burgemeester en Wethouders. Wij meenen, dat wij hiermede zeker op den bodem der practijk blijven, aangezien toch vaststaat dat de prijzen van de artikelen welke deze menschen zich zelf zullen moeten blijven aanschaften kleeding enz. veel meer de hoogte ingegaan zijn dan de prijzen van de artikelen waarmede men direct in het leven moet blijven. Het bedrag, dat daarvoor aan deze menschen wordt uitbetaald, moet dus daarmede gelijken tred houden. Dit is in het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet het geval. Menigeen hier in den Raad zal het met ons eens zijn, dat een bedrag van 325.waarvoor een dienst bode zich, behalve kost en inwoning, alles zal moeten aan schaffen, absoluut te laag is. Ik zal nu bij mijne toelichting niet al te veel tijd van den Raad vragen, met het oog op het late uur en ook met het oog hierop, dat wij het in het belang van het personeel der gemeente noodig achten dat wij hedenavond met deze regeling gereed komen, zoodat de uitbetaling der verhoogingen niet langer dan hoog noodig is zal worden uitgesteld. Ik wensch er echter toch op te wijzen, dat onzes inziens hetgeen wij voor deze groep voorstellen zeker het redelijke niet over schrijdt. Nu hebt gij straks in antwoord op de toelichting van het amendement-Dubbeldeman gezegd, dat het niet aan den'Raad is het bedrag van den aftrek vast te stellen, waaruit zou voort vloeien/ dat ons voorstel om dien aftrek op 750.^- te brengen niet kon worden gehandhaafd. Wij hebben dat voor stel alleen gedaan om te doen uitkomen, dat het niet aan gaat voor het eene deel van het personeel'een grooter bedrag voor levensonderhoud af te trekken dan voor het andere deel, want het komt in de practijk hierop neer, dat de menschen, die minder verdienen, op mindere wijze worden gehuisvest en hun kost van mindere kwaliteit is. Wij meenen, dat daarvoor geen enkele reden is. Als de gemeente voor de huisvesting en den kost zorgt, behoeft er tusschen de hooger bezoldigden en de lager bezoldigden geen onderscheid te worden gemaakt. Dat onderscheid heeft altijd bestaan, want, toen de aftrek voor het verplegend personeel 500 of 600.was, bedroeg hij voor het keukenpersoneel veel minder. Wij hebben in ons voorstel de billijkheid laten uit komen, dat voor beide categorieën eenzelfde bedrag zal worden berekend. Indien dit voorstel op grond van hetgeen door u is aangevoerd niet kan worden gehandhaafd, zullen de daarin voorkomende cijfers moeten worden verlaagd met het bedrag, dat de aftrek minder is dan 750.Het komt hierop neer, dat wij met 100.en 120.de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde bedragen wenschen te overschrijden. Ik hoop, dat de Raad ons amendement zal aannemen. De heer Knuttel. M. d. V. Ik geloof, dat ik ter toelichting van mijn amendement niets meer heb toe te voegen aan het door den heer van Stralen gesprokene. De heer Pera. M. d. V. Ik wensch even te constateeren, dat ook deze aangelegenheid in het georganiseerd overleg met alle nauwkeurigheid en nauwgezetheid is behandeld. Wel is het waar, dat de zaak eerst ter sprake is gekomen in de ambtenaarskringen en toen naar de werklieden is terugge wezen, maar dit neemt niet weg, dat, toen zij op mijn ver zoek in behandeling is genomen, zij op gewenschte wijze is nagegaan. De verschillende verhoudingen zijn daarbij in acht genomen en wij voor ons durven dan ook gerust constateeren, dat door de voorstellen, welke worden aangeboden, aan de redelijke behoeften wordt voldaan. Men kan wel alles gelijk willen stellen, maar in de maatschappij is nu eenmaal niet alles gelijk en gerust kan worden gezegd, dat het geheele leven voor de dienstboden, ook in het algemeen, niet te wen schen overlaat. Ja, er kan een enkelen keer aanmerking zijn geweest op het eten, maar dat komt in elk huisgezin voor. Er kunnen weieens dingen bezorgd worden door de leveran ciers, waarvan men moet zeggen, dat zij beter hadden kunnen zijn, maar de kosten, welke gemaakt worden, zijn voldoende om daarvoor te verschaffen wat met redelijkheid en billijkheid kan gevraagd worden. r. De Voorzitter. Ik wensch er even op te wijzen, dat de getallen, welke de heer van Stralen heeft genoemd, juist zijn. Volgens de voorstellen van Burgemeester en» Wethouders ontvangt een dienstbode 305.— tot 365.—. Dat is een dienstbode, die de vertrekken moet schoonhouden, die het grove werk doet, niet degene die kookt. Een keukenmeisje krijgt van 355.tot 415.dat is ook niet een keuken meisje, dat kookt, maar dat de keuken en het waschhok schoon houdt; omdat daar meer ruw werk is te doen, krijgt zij ƒ50. meer. De opzichteres-schilkeuken is iemand, die toezicht houdt op de rustige krankzinnigen, die de aardappelen schillen. De hoofdkeukenmeid, dat is de werkelijke keukenmeid, die onder den kok staat, krijgt ƒ530.tot ƒ730, De heer van Stralen sprak van den Dienstbodenbond. Ik heb in de couranten gelezen welke loonen die Bond vraagt; maar hier krijgt een keukenmeisje wier werk niet is koken, maar alleen wat te poetsen, ruw werk vrij in de hand 355.tot 415.de hoofdkeukenmeid, die kookt, ƒ530. tot 730.Ik wil vragen: waar zal men in eenig particulier gezin dergelijke loonen betalen? Ik durf gerust te zeggen: nergens. Wij mogen wel een vergelijking met het particuliere leven maken. Zoo dikwijls is in den Raad ter sprake gekomen de vraag, hoe wij moesten doen met loonen van werklieden, wie moest voorgaan: gemeente of particulier bedrijf; maar" in elk geval werd altijd erkend dat er verband moest bestaan tus schen het door de gemeente uitgekeerd loon en het loon in het particulier bedrijf. Nu zal niemand kunnen zeggen, dat deze loonen aan den lagen kant zijn. Voor zoover ik er verstand van heb, zijn ze aan den hoogen kant. Men kan wel alles afbreken wat Burgemeester en Wet houders voorstellen, maar dit zijn bedragen die voor iedereen spreken. Ik weet niet, of alle dames en heeren hier zelf dienstmeisjes hebben; maar ik kan zeggen dat men een aanvangsloon in geld van ƒ305.voor een dienstmeisje, dat niet te koken heeft, maar alleen het ruwe werk heelt te doen, niet laag kan noemen. Volgens het amendement van den heer Knuttel zou het loon in geld wordendienstbode 380.tot 480.keu kenmeisje, opzichteres 'schilkeuken, naajster, strijkster 430.— tot 530.— hoofdkeukenmeid en tafeljuffrouw 630. tot 830.—. Volgens het amendement van de heeren van Stralen en Dubbeldeman zou het loon in geld wordendienstbode 425.— tot 485.—, keukenmeisje 475.— tot ƒ575.hoofdkeuken meid 650.— tot 850. De kok krijgt volgens ons voorstel vrij in handen 880. tot 1280.—, volgens het amendement-Knuttel 980.tot 1380.en volgens het amendement van de heeren van Stralen en Dubbeldeman 1000.tot 1400. Mevrouw Dubbeldeman—Trago. M. d. V. Ik wil u niet in den waan laten, dat gij die dienstmeisjes zooveel betaalt. Ik wil U even zeggen, dat men een dienstmeisje voor 6. per week niet meer kan k'rijgen. Bovendien krijgt een meisje in een particulieren dienst verval, nieuwjaarsgeld, vacantie- geld, en dergelijke. Ook heeft zij een geheel anderen werk kring; zij heeft niet zoo ruw werk te doen als een meisje in zoo'n gesticht. s De Voorzitter. Ik wist niet, dat in particulieren dienst een meisje, dat haar werkkring begint, zooveel kreeg, tenzij dat meisje geene volle vrije kost en inwoning geniet. De heer Heemskerk. Alleen bij mevrouw Dubbeldeman Trago Mevrouw Dubbeldeman—Trago. Ik betaal het. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ter verdediging van het standpunt van Burgemeester en Wethouders hebt u een slecht argument gebruikt. U hebt een vergelijking gemaakt met de loonen die in het particuliere leven aan keukenpersoneel betaald worden. Nu geef ik toe, dat zeker in de allermeeste gevallen er geen sprake van zal zijn, dat een dienstbode met ongeveer ƒ8. per week vrij naar huis gaat, maar ik zou in overweging willen geven om zich in het vervolg niet meer te beroepen op het loon dat in het particuliere leven aan dienstboden uitbetaald wordt. Het is spreekwoordelijk, dat de dienstbode op de ergerlijkste wijze wordt uitgebuit. Alleen omdat er nog niet voldoende organisatie bestaat is het mogelijk, dat thans nog zulke schandelijk lage loonen aan dienstboden worden betaald. Men kan zich dus niet beroepen op hetgeen in het particuliere leven geschiedt. Dat kan geen punt van vergelijking uitmaken. De heer van Stralen. M. d. V. Ik sluit mij in deze vol komen aan bij hetgeen mevrouw Dubbeldeman heeft gezegd. Het gaat niet aan om de loonen, welke den dienstboden in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 34