246
MAANDAG 10 MEI 1920.
vrij duur is, maar dat is niet het geval met de verpleegster-
kleeding, die van linnen of katoen is. Mevrouw Dubbeldeman
bedoelt waarschijnlijk de zwarte japonnen.
Mevrouw DubbeldemanTrago. Het verpleegsterslinnen is
veel duurder. Maar het gaat er ten slotte in hoofdzaak om,
dat een verpleegster wat dit betreft gelijkgesteld moet worden
met een verpleger.
De Voorzitter. Zooals ik reeds zeide, de verpleegsters krijgen
het goed en maken de kleeding zelf.
Mevrouw Dubbeldeman—Trago. Zij moeten dus naaister zijn.
De Voorzitter. Ik vind, dat in het algemeen een vrouw
heel goed haar eigen kleeren kan makenaan een man kan
men niet geven zooveel linnen om er een kleedingstuk van
te maken.
Mevrouw Dubbeldeman—Trago. Het komt niet te pas, dat
het gebeurt. Zoo'n meisje moet niet naaister behoeven te zijn.
De Voorzitter. U zult mij niet overtuigen, dat dit niet kan.
De heer J. P. Mulder. M. d. V. De heer Dubbeldeman heeft
zelf kunnen weten als lid van de commissie, dat in onze
laatste vergadering juist besproken is, dat die verpleegsters
linnen kunnen krijgen om daarvan het pak te maken.
De heer Dubbeldeman. Ik ben het daarmede niet eens.
De heer J. P. Mulder. Zij krijgen toch kleeding. Het gaat
erom, of zij kleeding krijgen of niet.
Mevr. DubbeldemanTrago. Ze krijgen geen kleeding; ze
krijgen een lap.
De heer Dubbeldeman. M.d. V. Ik zal niet op den lijmstok,
dien u mij toesteekt, gaan zitten en mijne motie terugnemen.
Ik heb gezegdvan lieverlede komt men toch, al is het
noodgedrongen, tot hetgeen wij voorstellen. Men doet het
noodgedrongen. Als de Voorzitter der Commissie daaraan in
de commissie van beheer zijne medewerking verleent, dan
doet hij dat, nadat de Directeur gezegd heeft: anders kan ik
de menschen niet meer krijgen. Daarop komt het neer. Anders
zou de Directeur er een tegenstander van zijn.
Nu begrijpt gij wel, dat, zoolang ik weet dat het alleen
langs dien weg kan komen, ik van mijn recht als lid van
den Raad zal gebruik maken, ook al ben ik lid van de com
missie van beheer. In die commissie kan ik heel weinig ge
daan krijgendaar is het precies als hier; ook daar klopt
men, als men opkomt voor de belangen, zoowel van het
verplegend personeel als van de verpleegden, aan een doove-
mansdeur. Ik kan dan ook niet anders doen dan spreken
voor de publieke tribune. En nu begrijp ik, dat de Voorzitter
het heel prettig zou vinden, als deze motie werd verworpen,
maar, als de heeren er toch langzamerhand toe moeten over
gaan vrije bovenkleeding te geven, laten zij mijn motie dan
aannemen; dan wordt het voor de menschen een recht. Er»
moeten hier toch ook andere Raadsleden zijn, die er iets voor
gevoelen het dien menschen niet als een gunst, doch als een
recht toe te kennen. Mijn vrouw heeft er reeds op gewezen,
maar ook ik moet er tegen protesteeren, dat men die meisjes
verplicht in haar vrijen tijd zelf haar kleeren te maken.
De Voorzitter. Zij zitten in haar diensttijd soms uren zeer
rustig op een stoel of 's zomers op een bank in het park'.
De heer Dubbeldeman. Ik kom er dikwijls, zoowel in den
nacht als overdag, maar ik heb wel wat anders gezien. Als
men het toezicht moet houden op 30 of 40 patiënten, heeft
men geen tijd om andere dingen te doen. Bij een enkele
afdeeling kunnen de verpleegsters het gemakkelijker hebben,
maar bij het meerendeel der afdeelingen is dat het geval
niet. De heer Mulder weet ook, dat, als een gedeelte van
hetgeen die menschen hebben gevraagd, wordt toegegeven
men heeft dat gedaan op verzoek van den ambtenaarsbond
men dat schoorvoetend doet en alleen, als het niet anders
kan. Ik .acht dat verkeerd en zou er de voorkeur aan geven,
dat die menschen wisten welk bedrag zij voor kleeding kregen.
Laten wij het op dezelfde wijze doen als bij de politie. Als
de menschen weggaan, geven zij de kleeren weer terug,
evenals de soldaten.
De Voorzitter. Of de gemeente dan wel het bestuur van
het gesticht het doet, is juridisch volkomen hetzelfde.
De heer Dubbeldeman. In het bestuur van het gesticht
krijg ik het niet gedaan.
De Voorzitter. Dat moet gij dan maar eens probeeren.
De heer Pera. M. d. V. Ik heb reeds opgemerkt, dat wij
in een overgangstoestand verkeeren. Waar wij daarmede zullen
belanden moeten wij afwachten. Ik moet het den heer Dub
beldeman pertinent betwisten, dat de verpleegsters bij de
nieuwe regeling, welke in het leven is geroepen, niet in staat
zouden zijn voor haar eigen kleeren te zorgen. Dat de om
standigheden er toe geleid hebben om in de aanvankelijke
behoefte aan kleeren, welke bij de menschen bestaat, als zij
zich presenteeren, tegemoet te komen, heb ik reeds medege
deeld. Het wenschelijke daarvan is aan den dag getreden en
het is niet geschied op verzoek van den ambtenaarsbond. Die
ambtenaarsbond staat er buiten; het is een gevolg van de
omstandigheden, welke wij door leven. De weg, dien men'daar-
mede bewandelt, is heel juist door den heer Heemskerk ge
schetst, toen deze zeide, dat hetgeen wij wenschen op Ende
geest precies wordt toegepast. De heer Sijtsma vraagt wat
het kost en verwijt mij, dat ik te onbepaald ben geweest,
maar, als men voor nieuwe dingen staat, is het moeilijk, zoo
niet onmogelijk, te zeggen wat zij kosten zullen. Op dit ter
rein is men nog veel te weinig bekend. Bovendien hangt veel
af van de wijze waarop de zaken behandeld en geregeld
worden.
De korte inhoud van datgene, waarop het aankomt, is dat
op dit oogenblik de regeling zoo is, dat in de behoefte wordt
voorzien, dat aan degenen, die een en ander noodig hebben,
dit wordt verstrekt, en dat wij vervolgens moeten afwachten
waartoe deze zaak zal leiden, want het gaat niet aan om met
milde hand uit te strooien en te zeggenneem maar wat
gij wilt.
Er moet orde en regel blijven. Men weet zeer goed, dat
Endegeest geen winstgevende zaak is doch dat er veel geld
bij moet. Het kan zijn, dat men daarmede geen rekening wil
houden. Ordelijke menschen, die een goed beheer willen heb
ben, hebben zeker daarmede wel rekening te houden.
De heer Dubbeldeman tast tamelijk buiten de practijk. Er
zijn er, die met de noodige zuinigheid hun leven leiden en
hunne financieele zaken behartigen. De heer Dubbeldeman kan
en moet weten, dat er ook zijn die dat niet doen, die hun
geld niet gebruiken op de wijze zooals zij verplicht zijn te
doen in hun eigen belang, met het oog op het leven dat zij
nog toegemoet gaan. Dat kan men verwerpen, maar dat is
juist de ziekte van onze maatschappij, namelijk dat door zeer
velen hunne financiën niet behartigd worden zooals dat in hun
eigen belang zou moeten geschieden en te hunnen voordeele.
Ik blijf erbij, dat het wenschelijk is om deze motie te ver
werpen, aangezien in de behoefte, welke men hier zou willen
bevredigen, in behoorlijke mate voorzien wordt en verder
voorzien zal worden voor zoover dat noodig geacht wordt.
De heer de Lange. Ik wensch nog eenige vragen om inlich
tingen tot het college van Burgemeester en Wethouders te
richten.
Is mijne meening juist, dat de meisjes, die op Endegeest,
Rijngeest en Voorgeest als verpleegster aangenomen worden,
bij de indiensttreding nog volkomen ongeschoold zijn?
In de tweede plaatsworden zij daar kosteloos gevormd tot
geschoolde verpleegsters?
In de derde plaatshoe lang duurt het in normale gevallen,
dat een verpleegster blijft verpleegster 3e klasse?
Dit laatste vraag ik, omdat Wij bij de brugwachters gezien
hebben, dat verreweg de meesten hunner niet in de 2de klasse
behooren. Zoo zou ook hier een uitermate klein percentaga
van de verpleegsters in de 3de klasse kunnen vallen.
De heer Dubbeldeman. O neen; de verpleegsters behooren
voor 80 tot de 3de klasse.
De heer Pera. Op de vragen van den heer de Lange kan
ik antwoorden, dat het personeel bij aanneming volkomen
ongeschoold is; de opleiding is kosteloos. -
De heer Dubbeldeman. Behalve de boeken natuurlijk.
De heer Pera. Wat aangaat de vraag, hoelang in normale
gevallen iemand verpleegster 3e klasse blijft, dat hangt af
van den aanleg om te leeren, ook van de bekwaamheid, van
de vruchten van het onderwijs dat zij genoten hebben. Wanneer
het ontwikkelde meisjes zijn, kunnen zij het in een jaar ver
brengen, zoodat zij examen doen en promotie maken.
De heer de Lange. Mag ik aannemen, dat in normale ge
vallen een verpleegster slechts 4 jaar 3e klasse verpleegster
blijft? F 6
De heer Pera. Dat kan ik niet precies zeggen. Het hangt
af van de capaciteiten der meisjes.