MAANDAG 10 MEI 1920. 243
De heer de Lange. M. d. V. Ik dank den heer van der Pet
voor het opfrisschen van mijn herinnering. Er komt iets van
terug in mijn herinnering. Er is in een commissievergadering
door den Directeur gesproken over de benoeming van een
ambtenaar, dien hij binnen het raam van de bestaande rege
ling niet kon krijgen in de positie, waarin hij dien man
gaarne had, maar de heer van der Pot weet even goed als
ik, dat de kwestie, welke ons nu hier bezig houdt, niet in de
commissievergadering is besproken. Er is niet over gesproken
welk salaris die ambtenaar moest hebben en ook niet mede
gedeeld, dat de bedoeling was om de nieuwe positie, welke
voor dien ambtenaar moest worden gecreëerd, tegelijker tijd
zou moeten worden gebezigd om ook de ambtenaren van de
secretarie daarin te doen deelen. DAt is voor mij geweest het
spookbeeld, waarvan ik ben opgeschrikt. Ik had mij neer
gelegd bij de schriftelijke toelichting van Burgemeester en
Wethouders die ook alleen spreekt van de Lichtfabrieken,
maar, nu ik hoor, dat het de bedoeling is ook voor de
secretarie-ambtenaren dezen nieuwen rang te scheppen, word
ik er huiverig voor. Die zaak aan de Lichtfabrieken is nog
wel op andere wijze op te lossendaarvoor behoeft niet een
nieuwe rang ook voor de secretarie-ambtenaren in het leven
te worden geroepen.
De heer van der Pot. M. d. V. Er is in die commissie
vergadering niet over het bedrag van het salaris gesproken,
maar de heer de Lange moet zich herinneren het standpunt,
toen ingenomen en verdedigd door den Directeur, n.l. dat er
zouden komen evenredige rangen in den administratieven
dienst, gelijkloopende met de technische rangen. Nu zijn
Burgemeester en Wethouders nog niet eens zoover gegaan,
want zij stellen voor dien administrateur, wat het salaris
betreft, gelijk te stellen met den ingenieur le klasse, terwijl
boven dien ingenieur le klasse nog een hoofdingenieur staat.
Dat is door de commissie het juiste standpunt geacht. Nu is
in die commissievergadering wel niet besproken de vraag
hoe precies het salaris zou zijn, maar de grondgedachte zou
toch wezen, dat men met dé technische rangen gelijkloopende
rangen in den administratieven dienst zou hebben, en daaraan
wordt voldaan door een rang, welken wij dien van admini
strateur hebben genoemd.
De heer de Lange. M. d. V. Ik vraag het woord.
De Voorzitter. Gij hebt reeds tweemaal het woord gevoerd.
De heer de Lange, Ik spreek thans over een zaak van de
Gasfabriek.
De Voorzitter. Vindt de Raad goed, dat de heer de Lange
voor de derde maal over deze zaak het woord voert?
De heer de Lange. Als lid van de commissie van beheer
voor de Lichtfabrieken m'ag ik over een zaak die fabrieken
betreffende zoo dikwijls het woord voeren als ik zelf het
noodig oordeel.
De Voorzitter. Ik weet niet waaraan gij dat recht ontleent.
De heer de Lange. Aan het Reglement van Orde.
Ik heb den heer van der Pot de volle maat toegemeten,
toen ik zeide: er begint iets van deze zaak in mijn herinne
ring terug te komen.
Nu moet de heer van der Pot echter niet zeggen»de heer
de Lange weet heel goed dit" of »de heer de Lange herinnert
zich heel goed dat." Ik weet, dat de zaak geheel embryonaal
in de commissie besproken is en volstrekt niet uitgewerkt.
Nooit is er geweest een besluit van de Commissie overeen
komstig dit voorstel, dat komt eenvoudig doordat de salaris-
quaestie door Burgemeester en Wethouders verkeerd is be
handeld.
Ik ben zoo vrij geweest bij de algemeene beschouwingen
erop te wijzen, dat de commissiën van beheer geheel uitge
schakeld zijn in deze. Dat dat nu moeilijkheid oplevert, ver
wondert mij niets. Dat is niet mijn schuld, maar de schuld
van het gebrek aan beleid bij Burgemeester en Wethouders.
De heer Knuttel. Na de mij gegeven verzekering, dat de
post op de begrooting komt, heb ik tegen het principe geen
bezwaar en trek ik mijn amendement in.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders vervolgens
in stemming gebracht, wordt met 16 tegen 13 stemmen aan
genomen.
Voor stemmen: de heeren Oostdam, Kuivenhoven, Knuttel1,
Splinter, van Hamel, Wilmer, J. P. Mulder, Huurman, de la
Rie, Bisschop, van Tol, t*era, Bots, van der Lip, van der Pot
en Leman.
Tegen stemmen: de heeren de Lange, Stijnman, mevrouw
BaartBraggaar, de heeren Groeneveld, van Gruting, van
Stralen, A. Mulder, Dubbeldeman, Sijtsma, Heemskerk, Oost
veen, mevr DubbeldemanTrago en de heer van der Zeeuw.
(De heer Huurman was inmiddels weder in de vergadering
teruggekeerd).
De Voorzitter. Thans is aan de orde het voorstel van
Burgemeester en Wethouders betreffende de wedde van den
Ingenieur 2e klasse, met het daarop voorgesteld amendement
van den heer Knuttel om de wedde van den Ingenieur 2de
klasse te bepalen op 4000.tot 5000.met 4 tweejaar-
lijksche verhoogingen van 250.Wenscht de heer Knuttel
het amendement toe te lichten
De heer Knuttel. Ik trek mijn amendement in. Nu al mijne
vorige amendementen toch verworpen zijn, bestaat er geen
reden om mijn amendement betreffende de hoogere bezoldi
gingen speciaal te handhaven.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende
de wedde van Ingenieur 2e klasse wordt vervolgens zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende
de wedde van den Ingenieur le klasse wordt zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over het voorstel van Burgemeester en Wet
houders betreffende de wedde van Hoofdingenieur, met het
daarop voorgesteld amendement van den heer Sijtsma om
diens salaris vast te stellen op 5500.tot 6500.met 4
tweejaarlijksche verhoogingen van f 250.
De heer Sijtsma. Ik heb bij de algemeene beraadslaging
reeds gezegd, dat ik minder gevoel voor de verhooging van
de wedden der hoogste ambtenaren, waartoe ook de hoofd
ingenieur behoort. Maar er komt nog bij in dit geval en
hier hebben wij hetzelfde als zooeven bij de quaestie van den
administrateur aan de orde was dat het ambt van hoofd
ingenieur weder in later tijd in het leven geroepen is. Wij
hadden eerst ingenieur le klasse en ingenieur 2e klasse en
nu krijgen wij er een hoofdingenieur met een veel hooger
salaris bij. Die is er nu tusschen geschoven.
In den tijd, toen wij onze eerste salarisregeling maakten,
hebben wij dien niet willen hebben en bij de vorige commissie
ben ik er ook tegen geweest, maar wij zijn bezweken voor
de argumenten van den Directeur, zooals wij er bijna altijd
voor bezwijken. En nu zie ik dit kleine verschil tusschen dit
salaris en dat van den adjunct-directeur. Het door Burge
meester en Wethouders voorgestelde salaris bedraagt van
6000—f 7000.En nu kan er een moment komen, dat
deze titularis een hooger salaris heeft dan de adjunct-directeur.
Als deze titularis op zijn maximum staat en een adjunct
directeur wordt benoemd op het minimum van ƒ6500.dan
is het verschil ten gunste van den eerste f 500.—Men kan
dan wel aan dien adjunct-directeur twee verhoogingen toe
kennen, maar dan komen wij nooit aan een eind. Ik vind
een salaris van ƒ5500.tot ƒ6500.voldoende hoog. Ik
heb dat niet uit mij zelf, maar van menschen, die het kunnen
weten.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders weten het niet.
De heer Sijtsma. Ook die weten het, maar zij hebben zich
blijkbaar laten leiden door de inlichtingen van den Directeur
en daarvoor gevoel ik niet zoo bijzonder. Zoo'n Directeur
meent allicht dat zijn zaak predomineert over alles.
Ik hoop, dat de Raad met dit voorstel zal kunnen meegaan.
Dat is nu eens een bezuiniging.
Het amendement van den heer Sijtsma wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging en stemming uit.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik geloof toch wel, dat het
den leden van den Raad voldoende bekend is, dat, als er één
rubriek van salarissen is, welke in het particulier bedrijf bij
zonder zijn opgedreven, het die van de ingenieurs is. Daar
mede moet aan de Lichtfabrieken rekening worden gehouden,
wil men bekwame ingenieurs hebben. Het mag dan ook als
een gemeentebelang bestempeld worden de gelegenheid te
hebben die ingenieurs tot een betrekkelijk hoog salaris te
brengen. Men moet niet in het algemeen vragenis het salaris
hoog of te hoog, maar men dient een salaris te geven, dat nu