MAANDAG 10 MEI 1920. 241 acht men het niet noodig, dat voor hem die rang boven dien van referendaris wordt gecreëerd. De heer .van der Pot. M. d. V. Ik moet dadelijk beginnen met te zeggen, dat het volstrekt niet juist is, dat Burge meester en Wethouders, toen zij met dit voorstel kwamen, alleen de bedoeling hadden dien rang van administrateur te creëeren ten behoeve van de Lichtfabrieken, maar hun daarbij ook de wenschelijkheid voor oogen stond om althans de mogelijkheid te hebben op het Stadhuis te eeniger tijd eens iemand aan te stellen boven den rang van referendaris. Ook daar kan het voorkomen, dat men een ambtenaar heeft, op wiens behoud hier men grooten prijs stelt, en dat men meenen zou door zoo mogelijk te voorkomen een wisseling van juri disch gevormde ambtenaren, als wij jaren lang hebben gehad, de gemeente een goeden dienst te bewijzen. Als de heer Knuttel zegt, dat een bepaalde behoefte aan de Lichtfabrieken in deze een rol heeft gespeeld, dan is dat juist, maar ik geloot niet, dat hij het recht heeft daartegen te spreken uit naam van de geheele ambtenaarswereld De heer Knuttel. Dat heb ik niet gezegd. De heer van der Pot. Ik meen, dat gij hebt gezegd, dat in de ambtenaarswereld het scheppen van dezen rang van administrateur niet noodig werd geacht. Ik begrijp echter niet, waarom deze zegslieden van den heer Knuttel dit nu zooveel beter zouden kunnen beoordeelen, dan Burgemeester en Wethouders en de Commissie. De zaak is deze. Op de Lichtfabrieken bestaat gelegenheid voor de technische ambte naren, de ingenieurs, om, als zij goed voldoen, tot verschil lende hoogere rangen, tot dien van adjunct-directeur toe, op te klimmen, maar voor de administratieve ambtenaren bestaat die gelegenheid niet en nu zijn aan de Lichtfabrieken door de uitbreiding, welke het bedrijf heeft ondergaan, de organisatorische en commercieele elementen veel meer op den voorgrond getreden en is er groote behoefte aan goede krachten op dat gebied. Nu strekt het voorstel om, als men daar een uitstekenden administratieven ambtenaar heeft, de gelegen heid te hebben dien in positie gelijk te brengen met den hoofdingenieur, door het scheppen van den rang van admini strateur en daaraan een overeenkomstige bezoldiging te ver binden, teneinde zulk een ambtenaar voor de Lichtfabrieken te kunnen behouden of eventueel aan te stellen. Dat element, het belang daarvan moet men op dit oogenblik wat betreft de Lichtfabrieken niet uitschakelen. Natuurlijk is er behoefte aan technische hoofdambtenaren, .maar aan administratieve hoofdambtenaren evengoed, en nu kan men bij de Lichtfabrieken niet hooger gaan dan referendaris als deze hoogere rang er niet komt. Dit is mede een motief geweest voor Burgemeester en Wet houders om dezen rang boven referendaris in het leven te willen roepen. Het spreekt vanzelf, dat men met het geven van dien rang zeer zuinig zal zijn, maar de gelegenheid kan zich voordoen dat het noodig is en daarom is het gewenscht de gelegenheid daarvoor in deze verordening te openen. De heer Knuttel. M. d. V. Gezien de omstandigheid, dat toch de eventueele benoeming van iemand in dezen rang in den Raad komt, kan ik mijn amendement intrekken. De Voorzitter. Eerlijkheidshalve moet ik den heer Knuttel mededeelen, dat de benoeming van de ambtenaren ter secre tarie, volgens de wet, geschiedt door Burgemeester en Wet houders en niet door den Raad. We hebben niemand op het oog, maar ik zeg dit om de quaestie zuiver te stellen. De heer Knuttel. M, d. V. Dan moet ik mijn amendement handhaven". De heer de Lange. M. d. V. De toelichting, welke de heer van der Pot tot het voorstel van Burgemeester en Wethou ders gegeven heeft, maakt juist dat ik bezwaar krijg tegen dat voorstel. In mijne gedachten heb ik deze geheele zaak doen samen vallen alleen met de positie van den betrokken persoon aan de gasfabriek; maar nu hoor ik van den heer van der Pot, dat de bedoeling van Burgemeester en Wethouders daaren tegen is om die titulatuur te gebruiken ook voor hoofdamb tenaren ter secretarie, om die te gelegener tijd te bevorderen tot administrateur. Wij zullen dus in de toekomst de mogelijkheid openen om ter secretarie hoofdambtenaren te krijgen met een salaris van ƒ5000ƒ6000.terwijl door Burgemeester en Wet houders voorgesteld wordt het salaris van den Secretaris te brengen op ƒ6500-ƒ7500.maar dan wordt de marge tusschen het salaris van den secretaris en dat van die hoofd ambtenaren naar mijn oordeel te gering. Verder krijgen wij dan het bezwaar, dat op de secretarie al weder een rang erbij komt. Wij hebben rangen genoeg. Is de eindbezoldiging van derr referendaris niet hoog genoeg op dit oogenblik, dan kan zij verhoogd worden, maar er moet blijven een behoorlijke scheiding tusschen de bezoldiging van den gemeente-secretaris en die van den hoogstbezoldigden ambtenaar onder hem. Ik ben er niet van gediend om nog meer rangen ter secretarie te krijgen dan wij nu hebben. Wij hebben daar rangen in overvloed. Na de toelichting van den heer van der Pot stem ik tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter. Ik geloof, dat de heer de Lange spoken ziet. Het is er hier niet om te doen een duur bezoldigden amb tenaar in te voeren. De heer de Lange kan zich met het denkbeeld wel vereenigen voor zooveel beireft een hoogen ambtenaar aan de Lichtlabrieken. Dat is een ambtenaar, wiens werkzaamheden hij waarschijnlijk in de commissie van bijstand goed heeft leeren kennen. Maar hetzelfde zou zich toch ook kunnen voordoen ter secretarie. Het zou kunnen zijn, dat wij vöor het geval kwamen te staan, dat wij ter secretarie iemand zouden willen houden, iemand zooals bijvoorbeeld indertijd de heer Draaijer. Zoo iemand zou men dan niet op de secretarie kunnen behouden, maar wel op de Lichtfabriekenvoor de secretarie komt het er niet op aan flet gaat er alleen om de mogelijkheid te scheppen zoo'n ambtenaar hier aan de secretarie te bek'omen. Het is geheel a l'instar van Haarlem; daar noemt men zoo iemand griffier. Als men wel wil hebben een goed geoutilleerde Lichtfabriek maar een. slecht geoutilleerd Stadhuis, dan moet men zelf de consequentie's daarvan weten te trekken, maar ik vind dat wij op het Stadhuis evengoed noodig hebben goede ambtenaren als op de Lichtfabrieken en waar ook. Ik heb hier een werkkring, waarin ik ook absoluut goede hulp verlang, en als de Raad die niet geeft, maar die wel verschaft, als het geldt takken van dienst, waarvoor com missies van beheer of bijstand bestaan, zoodat deze maar kunnen vragen wat zij willen, dan weet ik daaruit mijne conclusie's te trekken. De heer Sijtsma. M, d. V. Gij stelt bijna de kabinetskwestie en dat maakt mij huiverig om in den geest van den heer de Lange te spreken, maar ik ben het toch met hem volkomen eens. Ik herinner mij, dat, toen indertijd de. commissie ad hoe werkzaam was, men den titel van referendaris heeft in gesteld voor den heer Draaijer. Men wilde een anderen titel scheppen voor juridisch aangelegde menschen en toen is na lang beraad ook de heer Aalberse was van oordeel, dat men niet zooveel rangen moest hebben, omdat anders de eene nieuwe rang voor en de andere nieuwe rang na zou worden in het leven geroepen den titel van referendaris ingesteld. Maar nu gaat men er weer een daarboven scheppen. Voor de Lichtfabrieken acht ik dat niet noodig, want daar is men zeer royaal met het scheppen van allerlei rangen. De heer van der Pot. Dat is niet juist. De heer Sijtsma. Dat zult gij hooren, als ik spreek over den hoofdingenieur. Ik ga daarom mee met het voorstel van den heer de Lange, tenzij De heer de Lange. M. d. V. Gij hebt verschrikkelijk over dreven en vind ik dat een wijze van verdedigen van den kant van Burgemeester en Wethouders, welke niet moest worden gevolgd. Ik denk er niet over om aan het College van Burgemeester en Wethouders de ambtenaren, welke het noodig heeft, te onthouden, maar er mag toch verschil van inzicht zijn en dat moet gij billijken. Gij moogt niet doen alsof iemand, die het met het College niet eens is over den titel, welken een ambtenaar moet hebben, aan Burgemeester en Wethouders de ambtenaren wil onthouden welke dezen meenen noodig te hebben. Daarvan is schijn noch schaduw aan. Dat is geen waardige bestrijding. De Voorzitter. Gij wilt wel bij een onderdeel van den ge meentedienst een administrateur hebben, maar niet bij den hoofddienst ten Stadhuize. De heer de Lange. Ik wil medewerken om aan Burge meester en Wethouders te geven alle ambtenaren die noodig zijn, maar ik ben er tegen om het aantal rangen met een te vermeerderen, en omdat ik daartegen ben, heb ik het voor stel bestreden. De heer van der Lip. Waarom wilt gij het wel voor de Lichtfabrieken De heer de Lange. Ik heb er reeds het mijne over ge zegd dat Burgemeester en Wethouders het niet noodig heb ben geacht de commissiën van beheer over deze salarisrege-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 19